Annotations

[2] Tijdens welke ontmoeting dat precies gebeurde, valt niet te achterhalen, maar aangezien zij elkaar voor het eerst ontmoet hebben in 1896, was Van de Woestijne op dat moment achttien jaar, niet zestien.
[3] De jongste van de gebroeders Van de Woestijne heette Maurice (Maurits).
[4] Van de Woestijne bedoelt Frederik Burvenich.
[*] ‘Proselitisme’: bekeringsdrang.
[5] In het juli-nummer van Vlaanderen stonden bijdragen van Emmanuel de Bom ('Een moord'), Karel van de Woestijne ('Verzen. Ernstige liederen I-III'; 'Stille gesprekken': (1) De voorspelling, (2) 'Epithalaam'; 'De jongste sater'), Jef van Overloop ('Bakkersjongen'), August Vermeylen ('Kroniek. Particularisme? [I]'), en Paul Hamelius (Overzicht: L. Einstein: The relation of literature to history'). Alle gedichten van Van de Woestijne uit dit nummer werden gebundeld in De Boom-gaard der vogelen en der vruchten. Uit deze briefpassage, en meer specifiek uit de vergelijking van zijn eigen gedichten met die van François Coppée, blijkt opnieuw Van de Woestijnes waardering voor de poëzie van de zgn. 'Parnassiens', een laat-negentiende-eeuwse stroming in de Franse poëzie die het 'l'art pour l'art'-principe huldigde en zich van het romantische beeld van de dichter afkeerde.
[6] Wellicht bedoelt Van de Woestijne Gerard van Oest.
[7] De 'ernstige liederen' die zijn opgenomen in De Boom-gaard der vogelen en der vruchten bevatten allemaal eindrijm en zijn dus geen blanke verzen. Dat geldt ook voor het gedicht in die bundel dat is opgedragen 'aan mijne vrouw'.
[8] Zonder een vaste baan kon Van de Woestijne niet trouwen. Daarom hoopte hij in de senaat aan het werk te worden gesteld.
[9] Linkebeek en Ukkel waren de Brabantse dorpen waar respectievelijk Herman Teirlinck en August Vermeylen woonden.
[10] Zie noot 6.
[11] 'Epithalaam' (zie [5]) is een gesprek in dichtvorm tussen 'de man' en 'de vrouw'. Met de vraag 'En raad ik juist (...)' in deze brief verwijst Van de Woestijne wellicht naar het slot: (de man) '— o Vrouw, 'k heb mij met liefde omgórd; / ik word een érnstig man. (de vrouw) Zie, hoe ik schóoner word.'

Register

Naam - persoon

Burvenich, Frederik (° 1837 - ✝ 1917)

Leraar aan de Gentse landbouwschool, die een aantal publicaties op zijn naam had staan, voornamelijk in verband met tuinbouw en fruitteelt.

Coppée, François (° 1842 - ✝ 1908)

Franse dichter die tot 'les Parnassiens' behoorde. Hij publiceerde poëzie, theater en proza. Een tijd lang keerde hij zich af van het katholicisme, maar nog voor de eeuwwisseling bekeerde hij zich opnieuw.

Maupassant, Guy de (° 1850 - ✝ 1893)

Franse prozaschrijver van wie het werk tot de stroming van het naturalisme behoorde.

Meester, Johan de (° 1860 - ✝ 1931)

Prozaschrijver en journalist. Tussen 1886 en 1891 was hij vanuit Parijs correspondent voor het Handelsblad, om vervolgens tot 1927 als criticus te werken voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Het proza van De Meester (o.m. Een huwelijk, 1890 – Zeven vertellingen, 1899 – Louise van Breedevoort, 1903 en Geertje, 1905) is vaak neerslachtig van toon.

Mont, Pol de (° 1857 - ✝ 1931)

Vlaams dichter, prozaschrijver, dramaturg, criticus en volkskundige. Hij studeerde in Leuven samen met Albrecht Rodenbach, met wie hij Het Pennoen (1878-1880) oprichtte. In 1904 werd hij conservator van het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten, en een jaar later stond hij mee aan de wieg van het tijdschrift De Vlaamsche Gids. Als dichter en criticus vertegenwoordigt hij de Tachtigers in Vlaanderen.

Oest, Gerard van (° 1876 - ✝ 1935)

Nederlandse boekhandelaar en uitgever die in 1901 in Gent een filiaal van De Nederlandsche Boekhandel opende en in 1904 in Brussel met een zelfstandige zaak begon. Zijn fonds bestond vooral uit kunstboeken en wetenschappelijke publicaties.

Overloop, Jef van (° 1878 - ✝ 1949)

Vlaamse prozaschrijver.

Streuvels, Stijn (° 1871 - ✝ 1969)

Pseudoniem van: Frank Lateur.

Bakker van opleiding, maar als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, De Gids en De Nieuwe Gids. Hij was een vriend van Van de Woestijne en (vooral) van De Bom. Samen met hen stichtte hij het tijdschrift Vlaanderen (1903-1907). De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.

Teirlinck, Herman (° 1879 - ✝ 1967)

Auteur van romans, poëzie en theater. Heeft zowel aan Van Nu en Straks, Vlaanderen als aan het Nieuw Vlaams Tijdschrift meegewerkt, waardoor hij als het ware een halve eeuw de literatuur en de geest van de Van Nu en Straks'ers heeft voortgezet. Samen met Van de Woestijne publiceerde hij in 1928 de brievenroman De leemen torens.

Vermeylen, August (° 1872 - ✝ 1945)

Aanvankelijk sterk anarchistisch geïnspireerde en non-conformistische schrijver die het vooral moest hebben van zijn essays. Tot zijn voornaamste bijdragen aan Van Nu en Straks (waarvan hij in een aantal opzichten de geestelijke leider was) behoren behalve zijn literaire kronieken ook zijn opstellen Kritiek der Vlaamsche Beweging en Kunst in de vrije gemeenschap. Van de Woestijne had een ambigue relatie met hem. Hij noemde Vermeylen in een brief aan Lode Ontrop een 'groot dilettant, die zich veel vergist maar toch steeds verstandelijk-interessant blijft'. Vermeylen wordt vaak verweten dat hij zich na de eeuwwisseling steeds meer conformeerde. Na de Eerste Wereldoorlog koos hij voor een carrière in de politiek en werd hij een boegbeeld van de socialisten.

Woestijne, Maurice van de (° 1885 - ✝ 1943)

Jongste broer van Karel van de Woestijne.

Woestijne-Van Hende, Maria (Mariette) van de (° 1884 - ✝ 1968)

Echtgenote van Karel van de Woestijne. Ze trouwden op 13 februari 1904 en kregen samen een zoon (Paul) en een dochter (Lily). Dochter van een echtpaar dat in het centrum van Gent een zaak had waar spiegels werden gemaakt en verkocht.