Eerst het practische, zoo ge wilt. Ik ga natuurlijk óok naar Brugge
(waar logeert ge?) maar heb vooralsnog, en slechts van namiddag, niets anders ontvangen dan een uitnoodiging om
Leopold Deux terug te vinden op 23
en dezer, waartoe een Jonckheer van-ik-weet-niet-wat me aanspoort.
[1] Andere kaarten heb ik
niet ontvangen. Hebben ze u misschien
alles in 't dubbel gezonden? In uw brief spreekt ge van "kaarten".
[2] Wat is dat? Schrijf me daar illico over,
[*] want anders weet ik niet hoe ik bij dat steekspel geraak, waar ik over te schrijven heb. Hebben de directeuren-uitgevers der courant zich misschien even vergist? Ik schreef jedenfalls
[*] naar Brugge om
dubbele uitnoodiging, gelijk ik u Zaterdag laatst zoo beminnelijk meê mocht deelen.
[3] Wat is daarvan gekomen? Mijn hart is als een krater waar de meest-tegenstrijdige gedachten zich als vloeiend-gloeiende metalen in een wervelkolk door elkander slingeren, zonder éene van hunne eigenschappen prijs te geven, maar in éen strijd die ze allen naar den zelfden afgrond meêsleurt (
F.G.H.A. van der Palm.)
[4] — Pen me daar eens een woordeken over, nietwaar?
Voor 't overige, o Manuel, geen woord ofte teeken van
Prosper, die weêr op den dool is, schijnt het; en van
Vermeylen niets dan 't toezenden van dien weinig pessimistischen, en lang niet clericalen "kus" van dien sufferigen
André de Ridder.
[5] Professor wilde ineens mijn advies weten over iets dat in "Vlaanderen" verschijnen zou, of niet. Ik heb koelkens op de pampieren van dien
Ridder geschreven:
"Neen"; en geen verder antwoord
den professor gegeven.
Hij is goed, die
professor. Ik dacht nog altijd dat hij
eerlijk was, hoewel van eene onduldbare grofheid. Ik had geloofd wat
Prosper zei: hij is een
"bon garcon". Nu weet ik rechtstreeks dat hij het
absoluut niet is. En 't is tusschen ons uit. 't Is spijtig dat ik u daarover schrijven moet; maar 't is tevens noodig. Ziehier wat voorgevallen is:
Madam August[6] heeft er gebruik van gemaakt, dat ze een tante van
Mariette ontmoette, om op mijn rug dingen te laden die mij in de oogen van onze familie erge schade konden aanbrengen: men had me in "Vlaanderen" aan de deur geschopt; mijn huishouden was slordig (!); in de courant waren ze lang niet tevreden over mij; — en duizend lieflijkheden meer in dien aard. — Nu weet
die jonge dame van Houdeng-Goegnies[7] niets van mijn huishouden, waar ze nooit geweest is; van de courant natuurlijk evenmin; en voor 'tgeen "Vlaanderen" aangaat, wie kon haar inlichten? — Natuurlijk zit daar een daaimoon
[*] achter, wiens naam ik u niet te melden heb... En zulke leugens worden met mondsvollen meêgedeeld aan de familie van
Mariette, die natuurlijk niet beter vraagt ze me onder den neus te wrijven. — Ziedaar
Vermeylen, dernière incarnation.
[8] Zouden daar misschien
Hegenscheidt,
Dwelshouwers en Erasmus Jr.
[9] het hunne toe hebben bijgedragen? — Ik moet het u rechtaf zeggen: de eerste, helaas!-onmachtiggewordene; de tweede, negatieve wel-weter; de derde défroqué-miskend-genie;
[*] en alle drie raadgevers van den ontredderden
Vermeylen, wiens boek geen succes heeft,
[10] die in Antwerpen overal afgewezen wordt; wat kan daaruit geworden?...
Vermeylen is voor ons en voor zich-zelf verloren, dank zij de eunuchen die zijne vrienden zijn; hij is niet meer
vrij: zie zijn stuk over
de Raet;
[11] hij is, hij wordt, geloof me, het doode lichaam dat we aan boord hebben. Wat te doen? Over boord gooien, natuurlijk, om niet besmet te worden...
— Dat brengt me op de "Vereeniging" en op groepeering om een zelfde orgaan.
[12]
Voor 'tgeen de "Vereeniging" aangaat: mijne meening is dat ze er in Vlaanderen vooralsnog niet noodig is, vermits we 1º ons bij de Hollandsche kunnen aansluiten; 2º omdat we steeds en altijd stuiten gaan op persoonlijkheden die een degelijke werking belemmeren gaan. Vóor veertien dagen dacht ik er anders over. Maar de houding van August, en, reflectief, die van Streuvels hebben me gesticht.
Van August weet ik alles af, en niets kan me nog verwonderen. Ik kan zelfs alles excuseeren: de man is verbitterd, en laat het blijken. Het is me haast eene verveling dat hij in Antwerpen niet beter slagen mocht. Al kan ik het niet verkroppen dat hij de mislukking van zijne Antwerpsche plannen aan u toeschrijft. Dat heeft de Meyere mij gezegd. En omdat wij bevriend blijven valt een deel daarvan op mij terug, natuurlijk....
Vermits we op dat terrein zijn, wilde ik u vragen of gij weet, wat de Meyere en Teirlinck reeds weten: er zou te Antwerpen eene Vlaamsche Universiteit gesticht worden met Duitsch geld. Ik ben er des te erger tegen, dat ik uit de beste bronnen weet, dat de tegenwoordige hoogeschoolkommissie zich bij groote meerderheid bij het stelsel-de Raet heeft aangesloten, en dat zij in hare werkzaamheden reeds zóover gevorderd is, dat men reeds een wetstekst aan 't elaboreeren is. Dit onder ons. — Maar merkwaardig is in dit geval de houding van Vermeylen, die de Raet afbreekt, zich bij een tweetalig stelsel aansluit, en — misschien in de hoop van eene plaats aan die Duitsche hoogeschool — de overige onderwijzers-plaatsekens te Antwerpen afdankt... Ik zou gaarne weten wat van dat Duitsch plan in Antwerpen bekend is. In allen gevalle heb ik daarover hevige woorden gehad met Vic en Herman, toen ge Zaterdag weg waart. Beiden hopen klaarblijkelijk in de combinatie betrokken te zijn, want die schijnt er zeker te zullen komen.
Maar dan kon het ook wel
onzen plicht zijn, van u en van mij, daar in de courant tegen te protesteeren. Op het oogenblik dat we langs regeeringsweg eene
Vlaamsche Universiteit mogen hopen, kunnen wij ons niet aansluiten bij eene
vrije en
buitenlandsche onderneming. Wij
moeten Vlaming zijn, en niets anders, noch Latijnsch, noch Pangermaansch.
[13]
— Ik wind me op, en heb nochtans reden me anderszijds te verheugen. In de houding van
Streuvels tegenover mij, namelijk. Toen hij hier Zaterdag was, heeft hij zich gedragen als een echt vriend. Ik geloof dat we thans elkander goed begrijpen en verdragen gaan. En ten bewijze: van morgen ontvingen we drie foto's van zijne vrouw, zijn schoon en leelijk kind, en zijn huis.
[14] Dat is goed en schoon van hem. En dan nog is er dit: ik ben Zaterdag een paar uren met hem alleen geweest. En dat heeft me deugd gedaan. — Als gij, als ik, heeft
Str[euvels] genoeg van "Vlaanderen" —, en verlangt, als ik, zoo "Vlaanderen" moest verdwijnen, naar iets dat ons, als groepeering en als uitgave, naar "Van Nu en Straks" terug leiden zou. In éen woord: ik gevoel dat
Str[euvels] met
ons is, als hij tracht, evenals
Prosper, evenals
Vic de Meyere, naar een meer bewuste en meer vriendschappelijke vereeniging, en naar een
vrij tijdschrift
zonder vasten datum van verschijnen, dát zijn zou als "Vers et Prose" is voor de Fransche Symbolisten.
[15]
Thans dat we geld krijgen voor onze verzen, zou ik een tijdschrift zien willen ontstaan, waar we niet zouden worden gehonoreerd, en waar we ons zuiver in zouden geven, 't beste dat we in ons hebben, en voor een edel doel. Verschijnen als we zouden kunnen verschijnen; niets om den broode meer, maar ook niets dat maar half-en-half zou zijn. En dit vooral: tegenover iedereen zuiver zijn.
Dit is nu geen programma dat ik morgen uitvoeren wil. Maar dit is zeker, en Streuvels voelt het ook: "Vlaanderen" bloedt dood, — zonder dat wij daarom sterven... Trek zelf de gevolgen: het is misschien goed, voorbereid te zijn...
Schrijf me over Brugge, niet waar?... Wij zijn blij dat het potteken u eindelijk gewierd;
[16] groeten
Nora met de blijdschap dat ze thans weêr zonne heeft; en bidden u te verzoeken van u zelve dat het u believen moge onze hartelijkste groeten te aanveerden,
Uw Karel.
Annotations
[1] Op 23 juli 1907 bezocht koning
Leopold II in Brugge de 'Exposition de la Toison d'Or et de l'Art Néerlandais sous les Ducs de Bourgogne à Bruges'. Van de Woestijne schreef een verslag over dat bezoek voor de
NRC. Het werd gepubliceerd op 25 juli 1907. Zie ook
brief 249, noot 4.
[2] De brief van De Bom is niet bewaard.
[*] 'Ilico': op staande voet.
[*] 'Jedenfalls': in elk geval.
[3] Van de Woestijne en De Bom zagen elkaar op zaterdag 6 juli tijdens een redactievergadering van
Vlaanderen.
[4] Het is niet met zekerheid uit te maken wie Van de Woestijne met
'F.G.H.A. Van der Palm' bedoelt. Wellicht vergiste hij zich van voorletters en doelt hij op
Joannes Hendricus van der Palm, van wie hij de stijl hier lijkt te imiteren.
[5] Het is onduidelijk om welke tekst het hier gaat. Er is in
Vlaanderen na deze brief overigens geen bijdrage van
De Ridder meer gepubliceerd.
[6] August Vermeylen was op 21 september 1897 getrouwd met
Gabriëlle Brouhon.
[7] Houdeng-Goegnies is een gemeente vlakbij La Louvière, waarvan het vandaag ook een deelgemeente is.
Mevrouw Vermeylen was eigenlijk afkomstig van Gibet.
[*] 'Daimoon' (< Grieks: δαιμων): goddelijke macht die alles weet en regelt (vgl. demon).
[8] 'Dernière incarnation': laatste incarnatie. Van de Woestijne verwijt
Vermeylen voortdurend van gedaante te verwisselen, waardoor hij niet te doorgronden was en bedrieglijk overkwam.
[9] Het is niet zeker wie Van de Woestijne met
'Erasmus Jr.' precies bedoelt.
Julius de Praetere is een plausibele optie.
[*] 'Défroqué': uitgetredene.
[10] Van de Woestijne bedoelt
De wandelende jood (1906).
[13] 'Wij moeten Vlaming zijn': verwijzing naar
Vermeylens gevleugelde woorden:
'Om iets te zijn moeten wij Vlamingen zijn. — Wij willen Vlamingen zijn, om Europeeërs te worden', uit het essay 'Vlaamsche en Europeesche Beweging' (1900).
[14] In 1904-1905 bouwde de Brugse architect Jozef Viérin in Ingooigem een huis voor
Stijn Streuvels. Dat huis kreeg de naam 'het Lijsternest'. Op 19 september 1905 trouwde
Streuvels met Alida Staelens. Het
'schoon en leelijk' kind op de foto moet Paula Lateur zijn. Zij werd als eerste kind van
Streuvels geboren op 26 september 1906. Zowel van het Lijsternest als van Alida Staelens en Paula Lateur zijn in het Letterenhuis foto's uit 1907 bewaard. Iets latere foto's (uit 1909) zijn te vinden in:
Jan Coppens, Karel van Deuren en Piet Thomas, Stijn Streuvels, fotograaf, Snoeck-Ducaju & zoon, 1994.
[15] In 1893 publiceerde Stéphane Mallarmé de bloemlezing
Vers et prose. Tussen 1905 en 1914 verscheen dan het gelijknamige tijdschrift dat was opgericht door Paul Fort (1872-1960) en Paul Valéry (1871-1945).