Karel, Hoe is 't er meê? Ik hoop dat de ongesteldheid niet zóo heel erg is?
[1] Laat eens spoedig wat hooren. We zaten er leelijk tusschen. Tegen 2 uur komt
Toussaint hier met de Jobstijding aandragen. Gelukkig dat we
Pol de Mont, telefonisch gepraamd, na veel vijven en zessen tot zelfopoffering bereid hebben gevonden. — Hij was ook verkouden, en hoestte — ten bewijze — zoodanig in den telefoon-hoorn, dat ik genoodzaakt ben geweest hem attent te maken op gevaar voor besmetting... Enfin,
"de Pol" heeft zich gracelijk betoond en heeft ons uit het lastig parket gered. 't Is waar dat ik hem tijdig heb kunnen verzekeren — zonder het zelf goed te weten — dat hij... in de trouwzaal zou mogen spreken! Toen zijn we aan 't uitfineeren
[*] van onderwerpen gegaan: ik heb hem, als een commis-voyageur
[*] die "met den artikel reist", van álles voorgesteld. Ten slotte heb ik, gelukkig als een diplomaat die het Europeesch concert au diapason
[*] heeft gekregen, vrij spel gelaten, wat voor ons 't gemakkelijkste was. 's Avonds, nadat het publiek een 1/2 uur op Karel v.d.W., die vraagschotel die de strikvraag: Wat is poëzie? te beantwoorden zou geven, al trappelend had gewacht, sprak
de Mont over...
Hooft... "and his band", nl., zonder namen te noemen, over
Pol de M[on]t zelf... Een hulde aan den Parnassus, en de vorm-vergaders,
[2] zonder meer. Een goed boniment,
[*] heel gemakkelijk uit de mouw geschud, maar ook heel ongevoelig, echt "formalistisch", zonder zweem van sinceriteit. —
Zeg nu eens gauw, Koirle, hoe zit dat? Zijt gij in staat e[erstkomende] Zondag morgen te 10 1/2 op te treden? P[ol de Mont] wil zijn beurt, om voort te gaan met hoffelijkheid, desnoods voorloopig aan u afstaan. Op die wijze kunt gij het honorarium nog opstrijken; tenzij Pr[osper van Langendonck], de eeuwig-afwezige, van zijn beurt geheel afziet en u aan 't woord laat in zijn plaats (21 December, 8 uur)?
Besluit nu gauw, liefst per omgaande. want de Mont & de dagbladen moeten natuurlijk tijdig verwittigd worden. —
Er komt echter dit bij.
De Mont, zeer hoofsch, maar zeer... nooddruftig, rekent op 't honorarium van gisteren, en ook op wat hij noemt zijn revanche met
"zijn Dautzenberg-voordracht,"[3] + nóg eens honorarium natuurlijk. Hoe kan dit geregeld worden? Tenzij iemand anders van zijn leesbeurt afzie. Wie zal dat zijn? De eeuwige ridder-der-duisternis
Prosper-de-onzichtbare?
Ik durf het hem niet voorstellen.
Bespreek het geval met Dela Montagne & Toussaint a.u.b. en zoo gauw mogelijk. Wat er ook van zij, dringende tijding omtrent wat gedaan wordt is nóódig. Is het ernst met uw ongesteldheid, dan zou het misschien gewaagd zijn nu op reis te gaan? Is uw lezing geheel voorbereid?
Ik moet zeggen, dat er hier velen tamelijk ongeloovig zijn gebleven bij 't vernemen van de oorzaak uwer afwezigheid, al heeft niemand van 't bestuur ook maar eeniger wijze... "gemonkeld."
Laat u hooren, Koirle, en wees met Mariette & Paul gezegend van
ulder
Manuel
Annotations
[1] Wegens ziekte had Van de Woestijne op 23 november in extremis een lezing voor de Vereeniging van Letterkundigen moeten afzeggen (zie
brief 273). Hij zou het publiek onderhouden hebben met een spreekbeurt over de vraag: 'Wat is poëzie?' Uiteindelijk heeft de lezing plaatsgevonden in de trouwzaal van het Antwerpse stadhuis, op 23 december 1908. De Bom schreef er een verslag over, dat drie dagen later in de
NRC is verschenen.
[*] 'Uitfineeren': vgl. 'fineren' (uitdokteren, bedenken).
[*] 'Commis-voyageur': vertegenwoordiger, leurder.
[*] 'Au diapason': juist gestemd, volgens de regels van de kunst.
[2] De Bom alludeert op de invloed van de Franse dichtersgroep van de 'Parnassiens' op
Pol de Mont. Geïnspireerd door hun virtuoze taalgebruik en artificiële versificatie introduceerde
De Mont het 'formalistische impressionisme' in ons taalgebied. Hij deed dat in 1885 met de bundel
Fladderende vlinders.
De Mont gaf redevoeringen bij de vleet en zal voor deze lezing, waarvan het onderwerp hem zo na aan het hart lag, weinig inspanningen hebben moeten doen.
[*] 'Boniment': uiteenzetting, speech.
[3] Pol de Mont zou die voordracht over
J.M. Dautzenberg de week nadien (op zondag 30 november 1908) toch geven, en werd op dat moment dus niet door Van de Woestijne vervangen. De lezing over
Dautzenberg kon moeilijk nog veel langer worden uitgesteld, omdat ze bedoeld was ter herdenking van diens geboortedag, 6 december 1808.