Beste Karel, hoe stelt ge 't? — Wanneer geeft ge uw eerste les bij juf
Belpaire?
[1] — Ik verwacht u in de
bibl[iotheek], of verwittig me waar ik u dan vinden kan. —
Vanochtend zag ik het 2e blad van de Rotte, met een bericht over 't Congres ontleend aan de
Vl[aamsche] Gazet, en een kleintje over Elckerlyck ontleend aan de Petit Bleu.
[2] Dat zal niet zonder een geste auguste van den
zaaijer gegaan zijn, ducht ik.
[*] Ik lees zeker in 't
avondbl[ad] uitgebreide meening? 'k Heb u anders niet veel te verwijten: ik kom er niet in, en 't zou pertang moeten.
[*] —
Nu wat anders, Karel. Vanochtend kreeg ik een brief van
Gust[ave van] Hecke, die me bijna roert:
[3] hij vraagt dat ik hem zou helpen om zijn
"voor eenigen tijd verzekerd te zien"[4] — dat gij hem hebt losgelaten —
"hij (K.v.d.W.) dwaalt door praatjes van derden en zeer benevelde gebeurtenissen, maar laat me hier dadelijk bijvoegen dat het geenszins mijn inzicht is U over deze kwestie te praten, laat staan uw oordeel te vragen of uw raad erbij te halen. Alleen bedoel ik dat zoo u, door gezegden van Karel, aan mijn eerlijkheid zijt gaan twijfelen soms, ik me kost wat kost witwasschen zou, met "les preuves à l’appui".[5]
Hij spreekt verder van mogelijke medewerking aan de
Wereld-bibl[iotheek], tijdschriften (
de Meester), of aan een blad... Ten slotte
"mijn borst is zoo ellendig dat mijn orgaan totaal op is".
[6]
Wat moet ik nu doen? Wat ik kán doen is uiterst problematisch, maar.... wie weet of Simons hem niet op een of ander manier kon helpen? Zeg me dus maar, zonder eenig doekje, wat er over den jongen te zeggen valt, Karel. Mij heeft hij een gunstigen indruk gemaakt; maar ik heb ervaring dat ik — met de reputatie van een ongemakkelijk mensch — altijd te optimistisch ben over andermans doen & laten. Nora waarschuwt me dikwijls, en veelal merk ik eerst achteraf, dat er inderdaad reden tot alle terughouding was.
Op de vage woorden te Brussel uitgesproken mag ik niet voortgaan, om
G[ustave van Hecke] af te stooten. Als 't u dus niet te lastig valt, vertel me wat ik in dezen te denken heb. Natuurlijk zal ik er over zwijgen als over een eigen "Delicatesse"!..
[7]
Nu verwacht ik spoedig levensteeken. Geef me spoedig uw nieuw adres op. En laat me hooren, hoe 't met uw gezondheid gaat.
Groet hartelijk vrouw & kind,
Uw trouwe Manuel
P.S. We zijn bezig met trachten
Royaards' komst naar hier met Elckerlyk en misschien ook met Adam mogelijk te maken.
[8]
P.S.
[2] Wees toch vóóral voorzichtig met Rotte.
Niet meer zwanzen, saai zijn, saaier dan
Zaaier zoo mogelijk, een maand lang en... ijverig-zakelijk. Is
Woeste niet te interviewen?
[9]
De Métropole vertaalde
verl[eden] Zaterdag een brokje uit uw bier-brief.
[10]
Annotations
[1] Zie
brief 282, noot 12. Van de Woestijne had in de school van
Belpaire zeker al zijn eerste les gegeven. De Bom wil dus eigenlijk wellicht weten hoe laat Van de Woestijne zijn les zou beginnen te geven.
[2] Het stuk in de
NRC waarnaar De Bom verwijst ('Tooneelbespiegeling'), was een brief waarmee
Willem Royaards inging op een discussie over
Elckerlyc, het toneelstuk waarmee zijn N.V. Het Tooneel op tournee zou gaan.
[*] 'Geste auguste' (Fr.): een majesteitelijk, genereus gebaar.
'Den zaaier':
Johannes Zaaijer.
[*] 'Pertang' (vgl. Fr. 'pourtant'): toch, nochtans.
[3] De brief van
Van Hecke aan De Bom wordt in het Letterenhuis bewaard in dossier R 786, en draagt het nummer 84647/95. Hij dateert van 20 september 1909.
[4] Ter hoogte van
'om zijn' is duidelijk een stuk van de zin weggevallen. Geciteerd uit de originele brief van
Van Hecke luidt het zo:
'Mag ik U ronduit bekennen dat ik Uw hulp inroep ten einde een deel van mijn bestaan voor eenigen tijd verzekerd te zien?' [5] De Bom citeert correct tot aan
'kost wat kost'. In de originele brief luidt het vervolg:
'kost wat kost bij U witwasschen zou, met "les preuves à l'appui"'. De laatste woorden betekenen: 'de bewijzen ter ondersteuning (van zijn versie van de feiten)'. In verband met de reden van de breuk tussen Van de Woestijne en
Van Hecke: zie
brief 280, noot 7.
[6] Van Hecke vertelt in zijn brief inderdaad dat Van de Woestijne zijn diensten had aangeboden om hem aan werk te helpen. Hij zou ook informeren bij
Leo Simons (Wereldbiliotheek) en
Johan de Meester of zij
Van Hecke niet konden helpen.
[7] Het is onduidelijk waarop De Bom alludeert.
[8] De Bom correspondeerde inderdaad met
Willem Royaards over een reeks
Vondel-opvoeringen door Het Tooneel, onder meer
Elckerlyc en
Adam in ballingschap. Per briefkaart schreef
Royaards op 25 september 1909 aan De Bom:
'Heerlijk vooruitzicht, om in Uw goede stad Antwerpen en in de andere Vlaemsche en Waalsche steden ons repertoire te komen spelen' (Letterenhuis, R 786/91589).
Royaards was op 18 september voor de deelnemers van het 13de Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres
Elckerlyc (
Vondel) komen opvoeren in de Vlaamsche Schouwburg in Brussel. De Bom en Van de Woestijne waren die avond allebei aanwezig. Zie ook
brief 292, noot 3.
[9] Op 16 september had Van de Woestijne in de
NRC een luchtige bijdrage gepubliceerd over 'Bieren'. Wellicht verwijst De Bom daarnaar. Er zijn evenwel geen sporen die erop wijzen dat de
NRC niet meer tevreden was over de soms zeer jolige artikelen van Van de Woestijne. Hij heeft ook geen aanstalten gemaakt om een interview met
Charles Woeste te publiceren.
[10] Op 18 september 1909 verscheen op de eerste bladzijde van
La Métropole een kort artikel over 'Les bières nationales', met de vermelding dat het ging om een samenvatting van een brief in de
NRC vanwege zijn
'correspondent bruxellois'. Het artikel verwijst naar Van de Woestijnes
NRC-bijdrage 'Bieren', waarvan sprake in
[9].