In de volkse overlevering van het sprookje van Blauwbaard is de vrouw van de lelijke moordenaar bang dat ze zijn volgende slachtoffer zal worden. Ze vreest dat hij haar elk moment kan komen vermoor­den en smeekt haar zus Anna om op de toren uit te kijken of hun broers in de buurt zijn om hen ter hulp te komen. Van de Woestijne heeft die passage voor zijn versie van het verhaal (in Janus met het dubbele voor-hoofd) niet verwerkt. Mariette moet het personage van Anna echter zeker gekend hebben. De zin 'Zuster Anna, ziet gij al iets komen?', uit een vroegere versie van het verhaal, was erg beroemd geworden. Paul van Ostaijen nam hem later op in zijn gedicht 'De aftocht' (Bezette stad, 1921).
Show entire letter