<Resultaat 1316 van 1419

>

Beste Manuël,
Ik neem de pen al in die hand en al uit den inktpot, om u te overvallen met een verzoek.
Gij zult niet zijn zonder te weten dat de Minotaurus der Vlaamschgezinheid in Augustus zijn jaarlijksche literaire Maagd opeischt,[2] en dat, na Vergeny Love-Ling, zijn keus ditmaal op Hugo Verriest is gevallen.[3] Gij weet het zóo goed (probeer maar niet het te loochenen) dat gij er de som van zeven frank in hande des kasmeesters voor offerdet. Gij hebt trouwens groot gelijk gehad....
Gij gaat dus op bewusten Augustusdag naar Ingoyhem. Hewel, ik ook. Doch, terwijl gij waarschijnlijk alleen zult gaan, ga ik met een talrijk gezelschap. Dat gezelschap bestaat niet uit letterkundigen; — ik echter wél. En dat verveelt mij meer nog dan gewoonlijk. Want ik zou dien dag heel graag in 't gezelschap van mijn gezelschap blijven; terwijl ik vrees dat er mij onder dubbelen vorm aan herinnerd zal worden, dat ik uit letterkundigen besta: eerst zal men willen dat ik de eer der Vereeniging van dito ophou door mij aan tafel of in den stoet aan hare zijde te scharen; anderdeels ben ik mij bewust dat mijne taak van Rotterdammer­verslaggever mij sommige verplichtingen oplegt, die.... enfin, ge begrijpt mij wel.
En nu kom ik af met mijn verzoek: wilt gij de Verriest-feesten verslagen?[4] Het feest-comité, inzonderheid Fonske Sevens,[5] zal er u, en zelfs mij, dankbaar voor zijn, en, terwijl mijne erkentelijkheid te uwen opzichte geene grenzen zal kennen, komt gij aldus weêr in 't bezit van de in Streuvels' knuisten geplengde zeven zilverlingen. — Trouwens, ik heb aan den Groene een lang, en zelfs geïllustreerd, artikel over den pastor beloofd, zoodat ik tegen den dag der viering over hem zal zijn uitgepraat.[6]
En verder, als gij het doet, dan bestaat er kans dat ik aan de tafel-der-letterkundigen ontsnap om elders te gaan zitten, waar men mij niet beziet. Ik zal te gepaster ure in dien zin schrijven aan Streuvels.
Hewel, wat zegt gij on it? Als gij niet kunt, bestaat er misschien nog eene andere combinatie. Tegen dien tijd is Johan de Meester in Brussel. Misschien gaat hij dan wel nebst Frau en kroost meê naar te lande. En dan konden wij hem misschien wel wijs maken, dat het waarlijk eene leemte is in de, anders zoo uitnemend opgestelde, Nieuwe Rotterdamsche Courant, er Vlaamsche feesten nimmer door Hollandsche oogen waargenomen en met Hollandsche pennen geïnterpreteerd te zien. Zoo'n verslag door De Meester: dat zou eenig zijn. De titel ligt voor de hand: "De Lol in het onzedige Dorp", en wij zouden onze handen mogen wasschen in onschuld, hetgeen 's zomers steeds verfrisschend werkt....
Ziedaar al wat ik u schrijven moest. De rest kunt gij dus ongelezen laten; te meer dat ons beider vriend, Dr. Marten Rudelsheim, die mij met innemende gulheid onlangs te Gent de hand kwam te drukken (er zijn nog alleen de Joden om de moraal van Christus toe te passen: slaat men u op de rechter wang, biedt dan de linkere),[7] mij met sympathieke compassie verzekerde dat gij het zoo kolossaal druk hebt. Schei er dus gerust met lezen uit. Al wilde ik u ten stelligste het lezen aanbevelen van de gepassioneerde hagiographie die "De Gids" summa cum laude in zijne aanstaande Juliaflevering plaatsen zal, en die van geene andere hand is dan de mijne.[8] Serieus, ik zou daar uw oordeel over willen kennen. Weet gij wat? Gij komt, nietwaar, iederen dag een zeker aantal stonden in den trein te slijten. Terwijl gij aldus slijt, werkt gij (het ligt voor de hand) niet in of voor de bibliotheek. Welnu, neem op die reistochten "Den Gids" meê; als hoofdkustos[*] hoeft gij immers aan niemand de permissie te vragen; en lever u dan, op de kussens van een tweede-klas-coupé, over aan de lectuur van deze "Drie Heiligen" die, wie weet, mij misschien nog op den Index Librorum prohibitorum brengen....[9]
Maar ik zit hier zoomaar te praten, en heb niet eens nog naar Nora's gezondheid en naar de uwe gevraagd. Moet ik uit die nalatigheid afleiden, dat bij u alles in orde is? Ik hoop hieromtrent te worden gerustgesteld.
Met Mariette gaat het goed en Paul is volkomen hersteld; hij is zelfs beter dan ooit. Beiden zijn voor 't oogenblik op den Brabantschen buiten, bij vrienden. Ik-zelf ben te Brussel: ik dank u. Ik ben zelfs een beetje vermoeid, en lijd — hetgeen gij allicht merkt aan deze letteren — aan hooikoorts. Maar behalve dit kan ik niet zeggen, dat ik gevaarlijk ziek zou zijn. Ik schrijf u van uit het Ministerie, waar ik toevallig ben, omdat het zoo vervelend-eenzaam is te huis als vrouw en kind afwezig zijn. o, Die avonden van spleen, waar niets den tijd komt korten dan, langzaam, en in de "trois Suisses,"[10] verorberde Leberwurst mit Kartoffelnsalat (trouwens tegen den honger aan te bevelen). Gij weet dat ik geen boemelaar ben: ik heb dan ook niets anders gevonden om den tijd te korten. Als gij soms denkt dat het plezierig is!
Maar ik vergeet dat den tijd, dien gij mij verleenen kunt, (tegen welke kroos?)[*] allang verstreken is. Ik schei dan ook maar met deze mededeelingen uit, en verblijf intusschen, mijne vrienden, met de hartelijkste groeten waar ik mij, in mijn toestand, bekwaam toe acht, en de vurige hoop, weldra, in een van die antwoorden waarvan gij het sinds lang verloren geheim bezit, ingelicht te worden over uw huiselijk lief en leed,
De Algemeene Bestuurder,
noot 12[1]
Karel van de Woestijne

Annotations

[2] De 'Minotaurus' is een monsterlijk wezen uit de Griekse mythologie, met het lichaam van een mens en de kop van een stier. Om de negen jaar werden zeven jongens en zeven meisjes aan het mensdier geofferd.
[3] Op 17 augustus 1913 werd Hugo Verriest in Ingooigem onder ruime belangstelling gevierd. De aanleiding was dat hij na achttien jaar priesterschap in dat dorp (en eerder vele jaren elders) op rust werd gesteld. De hulde werd georganiseerd door de Vereeniging van Vlaamsche Letterkundigen. Een jaar eerder was Virginie Loveling in de bloemetjes gezet. Zie brief 326, noot 2.
[4] De Bom zou inderdaad het verslag over de Verriest-viering in de NRC grotendeels op zich nemen, verdeeld over drie artikelen (31 juli, 15 en 19 augustus). Van de Woestijne beperkte zich tot wat randbemerkingen, op 19 augustus gepubliceerd onder de titel 'De een en twintigste Vlaamsche kop, mitsgaders eenige andere'.
[5] Alfons Sevens zetelde samen met Stijn Streuvels, August Vermeylen, Maurits Sabbe en Fernand Toussaint in de 'Regelings-commissie' die de voorbereidingen van de Verriest-hulde in 1913 moest treffen.
[6] In De Groene Amsterdammer verscheen van Karel van de Woestijne op 17 augustus 1913 (nr. 1886) een bijdrage over Hugo Verriest. Daarnaast schreef hij over Verriest nog een bijdrage voor de NRC (zie [4]) en publiceerde hij in Vlaamsche arbeid een huldegedicht: 'Uit eene Ode aan Hugo Verriest' (jrg. 8, p. 251).
[7] Zoals uit eerdere brieven al kon blijken, konden Van de Woestijne en vooral De Bom Marten Rudelsheim niet luchten.
[8] De gids publiceerde in 1913 proza van Van de Woestijne, verspreid over drie delen en onder de titel 'Drie Heiligen' (II, p. 107-118; 118-133; 133-150).
[*] 'Hoofdkustos': hoofdbewaker (hier: hoofdbibliothecaris).
[9] 'Index librorum prohibitorum': lijst van verboden boeken.
[10] 'Café des trois Suisses' was een restaurant in Brussel, waarvan Georges Marquet als sterkhouder van de 'Société des Grands Hotels belges' mede-eigenaar was.
[*] 'Kroos': (gew.) rente.
[1] 'De Algemeene Bestuurder' staat voorgedrukt op het papier van deze brief, omdat Van de Woestijne de onderste helft van een vel papier heeft gebruikt, waarvan de bovenste helft blijkbaar een gedrukte brief was. Deze voorgedrukte woorden zijn de enige restanten van de brief die op de bovenste helft van het vel stond.

Register

Naam - persoon

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Loveling, Virginie (° 1836 - ✝ 1923)

Vlaamse schrijfster. Na de dood van haar zus Rosalie (1834-1875), met wie ze voornamelijk gedichten publiceerde, legde ze zich toe op proza. In haar tijd genoot ze een zeer grote bekendheid als schrijfster.

Marquet, Georges (° 1886 - ✝ 1947)

Steenrijke zakenman die als 'casino-koning' bekend stond. Hij was eigenaar of beheerder van talloze speelzalen, hotels, en restaurants, onder meer in Namen, Parijs, Aix en Nice, en investeerde ook in de automobielsector. In 1904 werd hij uitbater van het Kursaal in Oostende, waar hij bijzonder invloedrijk werd. Marquet kampte voortdurend met juridische problemen, maar werd in de jaren '30 nog senator voor de Liberale Partij.

Meester, Johan de (° 1860 - ✝ 1931)

Prozaschrijver en journalist. Tussen 1886 en 1891 was hij vanuit Parijs correspondent voor het Handelsblad, om vervolgens tot 1927 als criticus te werken voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Het proza van De Meester (o.m. Een huwelijk, 1890 – Zeven vertellingen, 1899 – Louise van Breedevoort, 1903 en Geertje, 1905) is vaak neerslachtig van toon.

Rudelsheim, Marten (° 1873 - ✝ 1920)

Correspondent van De Nieuwe Courant uit Den Haag, medewerker van Den Gulden Winckel en werkzaam in de Antwerpse Stadsbibliotheek, waardoor hij dus een collega was van De Bom.

Sabbe, Maurits (° 1873 - ✝ 1938)

Vlaamse schrijver van gezapige, intimistische, romantisch-realistische bellettrie. Hij schreef ook talloze essays en kritieken over literatuur, muziek en de Vlaamse Beweging.

Sevens, Alfons (° 1877 - ✝ 1961)

Schrijver van poëzie, proza en toneelstukken, waarin zijn ideeën over de Vlaamse Beweging telkens centraal stonden. Als lid van de Vereniging van Vlaamsche Letterkundigen organiseerde hij geregeld culturele massabetogingen, herdenkingen en huldefeesten.

Streuvels, Stijn (° 1871 - ✝ 1969)

Pseudoniem van: Frank Lateur.

Bakker van opleiding, maar als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, De Gids en De Nieuwe Gids. Hij was een vriend van Van de Woestijne en (vooral) van De Bom. Samen met hen stichtte hij het tijdschrift Vlaanderen (1903-1907). De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.

Toussaint van Boelaere, Fernand V. (° 1875 - ✝ 1947)

Vlaamse prozaschrijver die naam maakte in de Tweede Reeks van het tijdschrift Van Nu en Straks. In 1907 stond hij mee aan de wieg van de Vereniging van Vlaamsche Letterkundigen, waarvan hij ook een tijd secretaris was.

Vermeylen, August (° 1872 - ✝ 1945)

Aanvankelijk sterk anarchistisch geïnspireerde en non-conformistische schrijver die het vooral moest hebben van zijn essays. Tot zijn voornaamste bijdragen aan Van Nu en Straks (waarvan hij in een aantal opzichten de geestelijke leider was) behoren behalve zijn literaire kronieken ook zijn opstellen Kritiek der Vlaamsche Beweging en Kunst in de vrije gemeenschap. Van de Woestijne had een ambigue relatie met hem. Hij noemde Vermeylen in een brief aan Lode Ontrop een 'groot dilettant, die zich veel vergist maar toch steeds verstandelijk-interessant blijft'. Vermeylen wordt vaak verweten dat hij zich na de eeuwwisseling steeds meer conformeerde. Na de Eerste Wereldoorlog koos hij voor een carrière in de politiek en werd hij een boegbeeld van de socialisten.

Verriest, Hugo (° 1840 - ✝ 1922)

Schrijver, redenaar en cultuurflamingant die tussen 1895 en 1913 in Ingooigem pastoor was.

Woestijne, Paul van de (° 1905 - ✝ 1963)

Zoon van Karel van de Woestijne, die na zijn proefschrift als specialist in middeleeuws Latijn aan de universiteit van Gent verbonden was.

Woestijne-Van Hende, Maria (Mariette) van de (° 1884 - ✝ 1968)

Echtgenote van Karel van de Woestijne. Ze trouwden op 13 februari 1904 en kregen samen een zoon (Paul) en een dochter (Lily). Dochter van een echtpaar dat in het centrum van Gent een zaak had waar spiegels werden gemaakt en verkocht.

Titel - krant/tijdschrift

Titel - artikel

Verriest, Hugo (° 1840 - ✝ 1922)

Schrijver, redenaar en cultuurflamingant die tussen 1895 en 1913 in Ingooigem pastoor was.