De publicatie van Lente, dat Streuvels op aanraden van De Bom dan toch maar niet Van Lente noemde, ging niet zonder slag of stoot. Het project Lente wordt door Streuvels voor het eerst vermeld in een brief aan De Bom op 12 februari 1897. Op 1 mei hoopt hij het binnen de drie weken af te hebben. Daarna verbrandt hij die versie. Het zal dan een tijd duren vooraleer Streuvels opnieuw de pen opneemt. Ondertussen heeft hij aan De Bom geschreven dat hij het verhaal niet in Van Nu en Straks wil publiceren. De Bom wil Streuvels nog overtuigen de novelle toch aan Van Nu en Straks te schenken, vandaar: 'De Bom zaagt me gedurig dat ik 't Antwerpen waarts zou zenden' (alinea 3).
De Boms reactie is begrijpelijk: Streuvels was het immers gewend om hem als eerste zijn werk ter beoordeling toe te sturen (waarna het meestal in Van Nu en Straks terechtkwam). Met zijn Lente had hij echter andere plannen. Op 21 september 1897 schrijft hij aan De Bom, die hem stilaan ergert met zijn niet aflatende smeekbeden Lente toch voor Van Nu en Straks te reserveren: 'ik schonk mijn werk [...] in vergelding van De Praeters teekening. 2dn Ik heb niet beloofd elk Nr met een bijdrage te voorzien [...] 3den mijn werk — Lente — achtte ik niet geschikt voor uw tijdschrift — : 't is te uitvoerig — en wil het in geen 2 Nrs gedeeld zien'. Ook een 'Brugsch Artist' wilde Lente uitgeven.
Om wie het gaat is niet duidelijk. Geen enkele officiële uitgever uit het toenmalige Brugge lijkt immers in aanmerking te komen (zie Ludo Simons, Geschiedenis van de uitgeverij in Vlaanderen, 2 dln. (Tielt, Lannoo, 1984-1985). Misschien bedoelt Streuvels de Gentenaar Jules de Praetere, menende dat die uit Brugge afkomstig was. Het is ook niet uitgesloten dat het om de persoon gaat die Jules de Praetere gewoonlijk hielp bij het drukken op diens handpers. Streuvels vermeldt immers in een latere brief aan De Bom dat Jules de Praetere zijn werk in het 'Patershol' niet zelf doet: '[H]et is eigenlijk De Praetere niet die het handelijk werk van drukken doet maar wel een bekwaam werkman dien hij huurt' (4 juni 1898).
De 'menigvuldige kronkels en Paaschlelies' zouden door Jules de Praetere geschilderd worden. Het duurde lang eer de schrijver iemand iets toezegde. Uiteindelijk stond hij de novelle af aan Van de Woestijne, die ze in Werk wilde opnemen. De Bom zag in dat project intriges van een aantal jongeren (o.a. Van de Woestijne, Victor de Meyere en Lode Baekelmans) tegen Van Nu en Straks. Maar Streuvels zal zijn beslissing nog erg betreuren (zie ook brief 8 en brief 9).
Toon volledige brief