Dit alles om geld te lenen voor
Emmanuel de Bom en blijkbaar ook om voor hem een andere werkgelegenheid te zoeken.
De Bom, die beslist niet graag op het stadhuis werkte, had al verschillende keren zijn politieke vrienden aangeklampt om een nieuwe betrekking voor hem te vinden. In november 1890 reeds schijnt er sprake te zijn van een "redacteurschap" dat
De Bom, mogelijk via
Jan van Rijswijck, zou toegewezen krijgen.
Zie brief 109 (1890) en
110 (1890). Toen daarvan blijkbaar niets in huis kwam, trachtte hij opnieuw, begin 1891, vooral langs
Max Rooses om, een plaats op de Antwerpse Stadsbibliotheek te bemachtigen. Zie
brief 31 en
brief 32. Toen ook dit plan in duigen leek te vallen (men bood hem immers eerst een plaats in de
Volksbibliotheek aan), schakelde hij
Vermeylen in om in Brussel iets te vinden dat beter met zijn aspiraties overeenkwam.