Waarde de Bom.
Ik geloof dat ik u nog niet bedankt heb voor uwe toezegging-van-een-voordracht:[1] mijne vriendjes van Gent, die braaf zijn maar een beetje pretentieus (Herckenrath is hun hoofd) zijn in den hemel, of misschien hooger.
Vrees niet dat we "University Extension" spelen:[*] ik wil alleen in den kop van die menschen vaste spijkers kloppen, bv. dat wij geene Hollanders zijn uit een misbaksel, en dat wij in sommigen deele zelfs beter zijn. Die epigonen moeten mannelijkheid leeren. — Ook in Holland moeten ze leeren dat we mannen, echte mannen zijn: van Nouhuys (honorarium: 40 gulden per vel) heeft me andermaal geschreven, dat hij mijne kroniek uit "Vlaanderen" zoo "bizonder echt" vond, en of ik niet iets dergelijks wilde schrijven voor "Groot-Nederland".[2] Ik zal er mijn voordracht over "Hollandsche poëzie en Vlaamsche poëzie, tegenwoordig" heensturen,[3] en van Nouhuys zal misschien spijt hebben om zijne herhaalde uitnoodiging...
Intusschen: hoe vindt gij die kroniek over Madam Roland Holst?[4] Ze valt niet in ieders smaak. Op-den-einde zal ik niets meer kunnen schrijven... Maar 'k ga toch voortgaan. Daar komt in Nr 5 van "Vlaanderen" eene nieuwe kroniek over "de uitdrukking der Poëzie en Giza Ritschl",[5] en daarna eene andere over "de kleine genegenheden en Penning",[6] en dan nog eene over "het beeld en George Minne".[7] Ik hoop eene nieuwere poëtiek te kunnen samenstellen.
Wij krijgen een rijpen tijd te zien....
Intusschen ben ik uw verkleefden Karel van de Woestyne
Annotations
[1] Zie brief 21. De Bom heeft blijkbaar positief geantwoord op de vraag om te komen spreken voor de Gentse afdeling van het Algemeen Nederlandsch Verbond. Er bestaat evenwel geen bewijs dat hij zich aan die belofte heeft gehouden. Overigens was niet Herckenrath het hoofd van de letterkundige afdeling van het Gentse A.N.V., zoals Van de Woestijne verderop beweert, maar wel Boudewijn Maes. Herckenrath had op 10 maart voor die vereniging wel een lezing gehouden over Van Nu en Straks.
[*] In 1873 had de universiteit van Cambridgeals eerste de mogelijkheid geboden om buiten haar muren cursussen te volgen op universitair niveau. Die eerste 'open universiteit' was er gekomen op instigatie van de Schotse professor James Stuart. Twintig jaar later was het systeem overgewaaid naar de Verenigde Staten. Van de Woestijne bedoelt dat het niet zijn doel is om van de lezingenreeks een al te academische aangelegenheid te maken, maar wel sprekers aan het woord te laten die met kennis van zaken over hun onderwerp kunnen spreken.
[2] Van de Woestijne publiceerde vanaf 1903 geregeld creatief werk in Groot Nederland, maar geen kronieken of ander beschouwend proza.
[3] De tekst is onbekend.
[4] Bedoeld wordt deze literaire kroniek: Karel van de Woestijne, 'Proletarische poëzie en mevrouw Roland-Holst', in: Vlaanderen, jrg. 1, nr. 3 (maart 1903), p. 134-142.
[5] Karel van de Woestijne, 'De uitdrukking der poëzie, en Giza Ritschl', in: Vlaanderen, jrg. 1, nr. 6 (juni 1903), p. 275-286.
[6]
Van de Woestijne bedoelt waarschijnlijk Willem L. Penning, van wie in 1903 de bundel Kamermuziek verscheen. Een tekst over hem van Van de Woestijne is niet bekend.
[7] De tekst is onbekend.
