<Resultaat 1117 van 1419

>

KAREL VAN DE WOESTYNE aan
Manuël de Bom
Ik bied u al mijne verontschuldigingen aan, beste Manuël; wees overtuigd dat, hadde ik maar íets kunnen vermoeden, ik u met mijn gezanik over "Vlaanderen" niet hadde verveeld...[1]
Mariette en ik zijn verslagen. 't Is toch nog heelemaal maar een aanvang van tuberculose, zeker?... Ja, natuurlijk, ze zál genezen. Ze is jong en, hopen wij, sterk genoeg van gestel om weêr-stand te bieden. Mariette heeft een oom en eene tante gehad die heel, heel ver aangetast waren: gulpen bloed en de rest. En die zijn er toch óok doorgekomen, en, na een twintig jaren leven zij nóg, gezonder dan ík ben tegenwoordig.
Maar...'t is toch een erge slag voor u, Manuël. Kent Nora 't gewicht van haar toestand? Wat zegt Schamelhout?[2] Heeft hij eenige vrees? En uw broer![3] Hoe is 't mogelijk dat hij dat niet gemerkt had! Daar is toch wel verschil tusschen bronchitis en tuberculose: een geneesheer had dat toch moeten merken! Had hij de fluimen niet geanalyseerd? Toen ik, vóor een maand of twee, die bronchitis had (en ik hoest nóg altijd), dan heeft de dokter me toch algauw kunnen gerust stellen aangaande tering... Enfin, te láat zal het toch niet zijn, hopen wij: maar goeden moed houden, Manuël, en er op letten dat Nora zich-zelf niet verwaarlooze... Wat moet het hondsch voor u zijn, Manuël, daar heel den dag op dat kantoor te zitten met die zorge op den nek... Ja, 't leven is geen lache-spel: 'k weet er óok van meê te spreken...
't Is verschrikkelijk! — Kan ze goed eten? Er de appetijt inhouden! — Ik geloof dat het 't bijzonderste is: veel eten, in zulke gevallen...
Ik zaag, Manuël, en 'k moet u vervelen...[*] Maar wij zijn er zoo óver van... Enfin, God beter 't. En houd ons met een woordeken op de hoogte, wilt ge? Want geloof dat we er zéer in gedaan zijn, ook mijn broêr Maurits, die hier bij ons is.
Hartelijk dank voor 'tgeen "Vlaanderen" aangaat. Zóo komen we er. Gelukkig! 't Geeft me een heelen last, te meer dat ik niks goed ben: een vuile maag, en vol humeuren die zich uiten in allerlei zweeren. Ik blijf thuis, ben loom en slaperig, en zie stapels bij stapels boeken binnen komen van van Dishoeck, met de vraag hoe ik daar dóor geraak...
Maar ik zwijg daarover, en... hou in Godsnaam moed, beste Manuël.
zeer verkleefd.
Uw
Karel.
Beste Emmanuel. Het is onnoodig u te zeggen dat dit alles mij treft, zoo als Nora mijne zuster ware, ik doe de vurigste wenschen voor hare genezing, en heb de grootste hoop, ik ben er toch ook door gekomen niet waar Manuel! Ik beloof u ook de hulp van mijne bede, daar ik zeker ben, dat het deze de beste geneesmiddel zal wezen. Dus goede moed Emmanuel, wij denken veel aan Nora en aan u, en hopen goed nieuws te vernemen. Veele veele complimenten aan die goede Nora.
Uw zeer verkleefde
Mariette.

Annotations

[1] Bij Nora de Bom was het begin van longtuberculose vastgesteld. Haar echtgenoot had Van de Woestijne daarover per brief ingelicht, maar dat document is niet bewaard. In een brief die long-specialist Gustaaf Schamelhout op 8 december 1905 aan De Bom schreef, is sprake van een 'proces' dat zich 'over de bovenste kwab der linker long' verspreidde, dat alleen kon genezen dankzij 'vol­strekte rust' (Letterenhuis, S245/B; 91524/11). De ziekte van Nora de Bom zou het verdere leven van het nog jonge echtpaar in niet onbelangrijke mate bepalen. Schamelhout sprak in de geciteerde brief van 'lichamelijke, geestelijke, zedelijke' rust. Dat laatste was bijvoorbeeld een kruis door de kinderwens van het echtpaar. De aanslepende gezondheidsproblemen zouden enkele jaren later (in de aanloopjaren naar de Eerste Wereldoorlog) ook aanleiding geven tot de introductie van de godsdienstige fanaticus en 'waterdokter' Alwyn van Son in het leven van de De Boms. Over deze mysterieus opererende (schijn-)dokter bestaan nog velerlei raadsels, maar het is zeker dat de wanhopige Nora bij hem in behandeling is geweest en dat hij een grote mentale invloed op zijn diepgelovige patiënte heeft gehad. Zie daarover o.m. Kathryn Smits, 'Een aardig bundeltje brieven'. Stijn Streuvels en Emmanuel de Bom. De briefwisseling van de jaren 1900-1914 (Kapellen, Pelckmans, 2005), p. 115.
[2] Gustaaf Schamelhout was als geneesheer gespecialiseerd in het opsporen en het bestrijden van tuberculose.
[3] 'Uw broer': Jef de Bom.
[*] 'Ik zaag': ik zeur.

Register

Naam - persoon

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Bom, Franciscus Jozephus (Jef) de (° 1871 - ✝ 1936)

Jongste broer van Emmanuel. Geneesheer.

Schamelhout, Gustaaf (° 1869 - ✝ 1944)

Arts en longspecialist. In het letterkundige genootschap De Distel was hij in contact gekomen met de (toekomstige) stichters van Van Nu en Straks. Tijdens de 'Nieuwe Reeks'- periode (1896-1901) van dat tijdschrift nam hij het secretariaat en het financiële beheer op zich.

Woestijne, Maurice van de (° 1885 - ✝ 1943)

Jongste broer van Karel van de Woestijne.

Woestijne-Van Hende, Maria (Mariette) van de (° 1884 - ✝ 1968)

Echtgenote van Karel van de Woestijne. Ze trouwden op 13 februari 1904 en kregen samen een zoon (Paul) en een dochter (Lily). Dochter van een echtpaar dat in het centrum van Gent een zaak had waar spiegels werden gemaakt en verkocht.