Om de werken van onze oude en jonge schrijvers onder het volk te verspreiden, stelde Pol de Mont van 1888 tot 1891 kleine bloemlezingen samen van ongeveer 32 bladzijden, die hij tegen zeer lage prijs liet uitgeven. De reeks heette Onze nationale letterkunde. Ieder bundeltje voorzag hij van een korte inleiding, waarin het leven en het werk van de schrijver werden geschetst. Vanaf 1893 gebeurde hetzelfde in de reeks Bibliotheek van Nederlandsche Letteren, eveneens onder redactie van 13 nummers gewijd aan werken van Willem Bilderdijk, Gentil Theodoor Antheunis, Karel Lodewijk Ledeganck, Pieter Ecrevisse, Guido Gezelle, Joost van den Vondel, Domien Sleeckx, Servaes Daems, J.H. van der Palm, Gustaaf Segers, Hélène Swarth, J. Winkler Prins. Het nummer 11 in de reeks was: Gustaaf Segers, De beren (Onze nationale letterkunde nr. 11, Ninove, Wwe P. Jacobs en zonen, 1890). Het nummer werd ingeleid door een korte levensschets van de schrijver door Pol de Mont.
Toon volledige brief