<Resultaat 141 van 1419

>

En nu, mijn Gust, zou ik willen mijn pen doopen in inkt van wellust, en 'k zou haar willen doen zingen een lied van passies, heerlijk en aanhitsend; en 'k zou willen dat mijn pen een pen-seel werd, opdat ik voor uw oog, uw satanisch spottend oog, beelden kon doen opdoemen, waaraan te denken alleen mijn bloed als lava koken doet! Maar nooit gevoelde ik mij zoo onmachtig als heden om het alles-overtreffende dat in de laatste tijden mijn ziel almachtig beroerde te spijkeren in schrift. Over mij heerscht thans een gevoel, zóo zalig, zoo volkomen wellustig, dat ik er den ganschen dag door om zingen zou. 't Is omdat ik 't gesmaakte genot thans herkauw. 'k Geloof dat de ruminants[*] een gelukkig slach schepsels zijn moeten. 't Is de honderdste maal dat ik ondervind, dat men nooit zoo gelukkig is als in de herinnering van 't gelukkigste dat men beleefde. — Maar ik heb haast u de geschiedenis te vertellen, die ik u beloofde.
De Muze der Geschiedenis spreekt. — Beloof me echter, vooraf, dat ge niet zult glimlachen, met wat ze zegt, en dat de kwantige[*] held dezer historie nooit, wat ook gebeure, uw sympathie verliezen zal.
De roman begint eigenlijk eerst ernstig te worden van na den dag, dat wij samen het lieve kind bezochten. Herinnert ge u dat nog? En waart ge niet verstomd over dat fijngesneden, delikaat en toch zoo suggestief gezichtje? Maar gij kent dien engel nog niet. Ik leerde haar sindsdien intiem naar ziel en lichaam kennen.
Nog een onderbreking. Wat ook volge, denk geen kwaad van haar en aanzie haar niet als een gewone femelle. —
[2]
Ik ga voort. Ge herinnert u dat we per voituur naar de Falconplein gereden zijn na 't banket[1] en 't café gesloten vonden. Wee ons! De luiken waren wel toe, maar zij wachtte ons nog, en 's Zondags avonds toen ik er (na van 9 1/2 tot 2 1/2 geslapen te hebben) heenging vertelde mij de goede dat ze een dikzak zoolang daar had houden zitten tot wij zouden komen. Zij hebben het rijtuig gehoord en ook dat het wegreed. Zondagsnacht, na een concert, ging ik terug en bleef er tot ik haar naar huis geleidde; 'k herinner me niet meer hoe laat. Zij vertelde me dan dat ze kaarten zou hebben Dinsdag[2] voor het theater en stelde mij voor samen te gaan. Als een bliksem vaarde het droeve vooruitzicht van volslagen geldgebrek (den 2n of 3n van de maand!) door den bol, maar 'k zei ja, al was 't maar om te zien wat er gebeuren zou. Van toen af heb ik me laten dobberen op de golven van 't onbekende, en veel, veel ondervond ik sedertdien. 's Maandags zei ze mij niet zeker te zijn de kaarten te bekomen — van den eenen of anderen gek, die verliefd is zonder geluk! — maar dan zou zij geld hebben, verzekerde ze, om tòch te gaan. Hooghartig (!) — ja, ge kent Mane, he!! — wilde ik eerst afwijzen, maar haar oogen blikten zoo oprecht en zoo lief, — en hoe gemeen ik me zelf ook vond op haar kosten te leven — ik zei niet, dat ik weigerde. 'k Rekende nog steeds op een reddenden engel, die mij anders zelden in den steek laat. Wij zijn dan niet naar 't theater gegaan, omdat ze daar een te ouwbakken stuk speelden (Lucie de Lammermoor)[3] en hebben dan een plaats gekocht in den Cirk.[4] Dat was daar zeer flauw; maar 't heeft iets pikants, iets kolossaal komieks in zich, zoo te vrijen vlak in 't gezicht van een duizendtal menschen. Wij gingen langs de Statie, waar ik haar brengen moest in een paar cafés chantants, die zij kende, en in éen waar zij zelve vroeger gezongen had. Zij betaalde maar altijd. Of liever ik met haar geld, en toen ik mezelf... 't brandmerk der eigenverfoeiing op 't voorhoofd drukken wilde, werd zij boos en zei dat ze niet wilde dat ik daar nog eenmaal over sprak. Een engel, mijnheer!
Dat 's me goed. — Menigvuldig waren de cognakskens reeds die [3] onze kele binnen gezwommen waren, ende wij werden beiden zeer aangenaam gestemd. Echter bleef ik nog steeds overtuigd, dat ik er nooit zou in gelukt zijn zekere lijn te overschrijden. — En nu, denk geen slecht van haar, hoor! — Zeker nooit zou zij dàt doen kunnen, direct zelf te vragen wat ik niet meer hopen dorst. "Zij mint de onbepaalde wijze." (Belfort)[5] Gelukkig dat ik die ook zeer min. Zoodus we verstonden elkaar opperbest. Het was een idylle, toen wij op 't einde elkaar zóó goed verstonden ('k vertel u dadelijk hoe we dit aanlegden zonder cynisch te zijn) dat we ons (!) geld natelden om te zien of we nog ergens een kamer zouden kunnen verkrijgen. We (!) hadden nog 3 fr. 50 of zoo iets. Ik zag het haar wel aan, dat zij gloeide dien avond, en toen ze met een harer kleine vingertjes mijn pink vastklemde "om te weten waaraan ik op dit oogenblik dacht, — gedachte die dan voorzeker zou uitgevoerd worden" (folklore), was ik zoo geniaal te begrijpen, dat dit een bedekte tegemoetkoming was. O die vrouwe! Ik dacht natuurlijk wàt ge wel denken kunt, en, rondzwervend, dicht aan elkaar gedrukt, in den zwarten nacht, terwijl nog slechts hier en daar een halfverlicht raam van een slaapzuchtig stammineë pinkte, fluisterden we ons de zoetste dingen in 't oor. "O, hätte ich nur ein Zimmer, dass wir uns dort sprechen (!) könnten["]. — Ik: Nur sprechen, mein Liebchen? — zij: Ja, natürlich. Was meinst du denn?O nichts Uebeles" enz[ovoort enzovoort]
Zij herinnerde zich opeens (!), dat in de Dambruggestraat een café was, waar ze vroeger eenige keeren gelogeerd had, en waar haar "Liebhaber" — den Roo — noemen wij hem steeds (Robert) haar vroeger wel moèt "gesprochen!" hebben, denk ik; wat zij afstrijdt. Ik vroeg leise aan den baas of er nog kamers waren. En hij, de smeerlap met z'n zoetsappig deugdzaam gezicht, zei: neen. — "Mein armer Mane! zei ze, wir haben heute kein Glück." 'k Was razend. Zij was beschaamd en we dropen na eenigen tijd af. Toen herinnerde ik me ópeens (niet =!) dat ik in de Breydelstraat dikwijls zeer laat een café openzag dat er me tamelijk passe-passe uitzag en ik stelde voor daar een glas bier te gaan drinken. We hadden nog juist te zamen (!) [4] 15 cents voor bier, 5 cents voor den garçon (een klein manneke) en 3 fr., voor een prachtige kamer op het 2de. Wie vind ik daar in die herberg? Mijn oudste broer die me spottend beziet, maar toch afdruipt. Ik schrijf in 't logementboek: Emmanuel Verhulst,[6] journaliste, en op weg naar den 2n hemel. Ik zou tijd willen hebben om u dat te vertellen; alleen, kortweg zeg ik u thans dit; dat we dien avond veel tijd aan nuttelooze voorbereidsels verloren hebben, maar dat ik er toch gelukkig om ben, hoor! Eerst wilde ze niet te bed. We zouden beiden op een stoel naast 't bed zitten en hoofd tegen hoofd op het deken leggen. Eindelijk stemde zij toe gekleed op 't bed te gaan — ten slotte..., ja, ik bemin de onbepaalde wijze, sedert eenigen tijd. Maar ik ben tóch dien nacht niet volkomen gelukkig geweest. Ik leg u dat later mondeling uit.
('t Is bij 9 u. 'k Moet naar het Taalverbond. Ik schrij[f] straks voort, of anders zeker morgen vroeg.)
[7]
Van de Venne las gisteren in 't Taalverbond een critisch opstel over Suzanne de Linières voor een Holl[andsch] blad bestemd.[8] Een echte schoolmeesterslamentatie, een critiek over 't schrijven met ei, in steê van ij, beschuldiging van volstrekt gemis aan taalkennis, zucht naar pro
10 1/4 's avonds tehuis.
't Is de 3de maal dat ik dezen brief onderbreek. En nu zit ik hier met roodbekreten oogen en voel me niet in 't minst gestemd u vroolijke farcen te verhalen. Mijn ouwe, goeie, brave moeder" is van zeer ziek, doodziek geworden; heden namiddag is ze berecht en ik vrees weldra voor 't ergste. Verbeeldt gij u dat, zoo iemand te verliezen? Zoolang reeds hebben wij ons met die gedachte moeten vertrouwen en toch gaat het niet. Mijn moeder was steeds zeer veel voor mij. Mijn reddende engel in benarde [5] omstandigheden; knorrig, maar toch steeds involgend op 't eind, — 't was mij een dagelijksche gewoonte, 's morgens vroeg door haar mijn krawatteken te laten aanbinden, en dan wisselden wij éen enkelen blik, eilaas zoo vaak verwijtend [v]oor mij om 't late uitblijven! — zal zij zich niet meer, des namiddags, als ik de stroefheid van 't muffe bureel op mijn gezicht meê naar huis breng, opfrisschen met haar vertrouwelijk gesnap en haar gemoedelijk bijschuiven aan de eettafel! Zij vertelde zoo gaarne, en met zooveel opmerkingsgeest uit haar jongen tijd, een ware bron voor een novellist — 'k Ben zeer ongelukkig, Gust.
Ik doorloop even den brief om te zien waar ik gebleven ben met de historie, die 'k toch resumeeren wil. 'k Ben dan met Carnaval met haar, verkleed (beiden in domino) naar 't bal geweest en vervolgens — tot 10 u. 's morgens naar 't bed; ditmaal op een 1e stagie; we bleven 2 fr. aan de bazin schuldig! 's Morgens ging zij ergens, bij haar modiste of zooiets, 2 fr. leenen en betaalde met de helft een dejeuner! La vie de Bohème![9]
Intusschen heb ik ook enorm veel geld verteerd. Ik heb heel de wereld angepumpt.[*] Hier 10, daar 15, daar 5 fr. Dan 13 fr. Spectator.[*] Zij heeft stellig met mij een 50tal franks — al haar spaarpenningen, geloof ik — verteerd. Zoo iets doet men toch niet voor iemand waar men niets voor over heeft. 't Schoonste van al met Carnaval had zij aan een dikken rijken kerel (sinds 6 maanden) versproken mee naar 't bal te gaan (en punctum!), en zij zou stellig oorbellen en cadeaux gehad hebben; zij is met mij gegaan, 'k heb haar onder den neus van den anderen weggeroofd!
Onze nachtelijke tehuiskomsten moeten in haar buurt opgemerkt zijn. Zeker is dat verleden Dinsdag een kerel van de geheime politie bij haar gekomen is en haar heeft meegedeeld dat ze een Liebhaber heeft, wiens naam hij volstrekt weten moest. Zij heeft Emmanuel gezegd, maar beweerd den familienaam [6] te ignoreeren. Daarop zei de Pourbaix[10], dat het een klerk op 't stadhuis was. Zij stond paf! Intusschen daar is tot heden, voor zooveel ik thans nog weet, niets meer van gekomen. Wij zijn echter zeer op onze hoede. Men zou haar over de grenzen kunnen zetten misschien, ofwel andere onaangename dingen toebrengen.
Als antwoord op die uitdaging zijn wij Dinsdag nacht nog eens gaan slapen. Ik bezat 0 fr.15..! 'k Weet niet, of het geen adieu-voorstelling was. 'k Hoop neen. Maar wat me ongerust maakt is, dat ze den brief dien ik haar heden morgen schreef nog niet beantwoordde, en dat zij niet aan 't venster stond, wat ik haar gevraagd heb. Misschien is de politie er weêral tusschen!
Ik eindig, tot ik beter gestemd ben. — Heb almanak ontvangen en zend eerlang geld aan Jacques Mesnil, die er puike dingen heeft ingeschreven.[11] — De boeken der Sjosseteit ter bevordering mijner verveling komen weldra.[12]
Schrijf spoedig.
Uw Mane.

Annotations

[*] 'Ruminants' (Fr.): herkauwers.
[*] 'Kwantig' (afgeleid van 'kwant'): het woord komt niet voor in het Idioticon van het Antwerpsch dialect van P.J.Cornelissen en J.B. Vervliet.
[1] Het banket van het Taalverbond op 31 januari 1891. Zie brief 1, noot 17.
[2] Dinsdag, 3 februari 1891. Het enige stuk dat men toen te Antwerpen speelde, was Lucia di Lammermoor, m.n. in het Théâtre Royal d'Anvers. [3].
[3] Lucia di Lammermoor, opera in drie bedrijven van Gaetano Donizetti, op een libretto van G. Cammarano, naar Walter Scotts roman The Bride of Lammermoor. De creatie van die opera gebeurde te Napels op 26 sept. 1835.
[4] In KA (3 febr. 1891) leest men bij de 'Vermakelijkheden': "Cirque Anversois, rue Jésus. — Cirque DITER. Tous les soirs à 8 1/4 h en pour les débuts de la troupe, grandes représentations."
[5] Citaat niet teruggevonden.
[6] De Bom dacht waarschijnlijk aan de Vlaamse schrijver en journalist Raf Verhulst.
[7] Bedoeld wordt 20 februari. Met 'bak' bedoelt De Bom zijn kantoor. Zie P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet, Idioticon van het Antwerpsch dialect (Gent, A. Siffer, 1899.
[8] Zie het Maandblad van het Taalverbond, II, nr. 1-2 (12 april 1891), p. 11. Jef van de Venne, die zelf het verslag opmaakte van deze zitting, vergiste zich waarschijnlijk van datum, daar hij het verslag dateerde op 12 i.p.v. 19 februari 1891. Tijdens deze zitting las hij, behalve een kritisch opstel over Suzanne de Linières, waarschijnlijk ook een fragment uit het boek voor. Een andere bespreking, die van Max Rooses, over Langerocks Suzanne de Linières, vindt men eveneens terug in het Maandblad van het Taalverbond, II, nr. 1-2 (12 april 1891), p. 12-13. Rooses stond positief tegenover Langerocks talent, maar evalueerde diens naturalisme negatief. Hij vond het boek "onzedelijk", "omdat de geschonden zedelijkheid niet in de gevolgen der daden gewroken wordt". Het "Hollandsch blad", waarvan hier sprake, is waarschijnlijk De portefeuille. In jg. XII, nr.47 (21 febr. 1891), p. 549, schreef ene Willem de Zwijger in de rubriek 'Vlaamsche correspondentie' een korte recensie over Langerocks Suzanne de Linières. Of deze Willem de Zwijger met Jef van de Venne geïdentificeerd moet worden, is niet duidelijk. De korte bespreking in De portefeuille is over heel de lijn zeer positief en maakt er alleen gewag van "hoe anderen, niet ten onrechte voorzeker, de taal op vele plaatsen zuiver en zelfs plastischer zouden willen".
[9] Allusie op Henri Murgers Scènes de la vie de bohème (1849). De eerste 'scènes' verschenen in 1847 in het tijdschrift Corsaire. In 1851 schreef Murger samen met Théodore Barrière Vie de bohème, een drama in 5 akten dat toen gespeeld werd in het Théâtre de l'Odéon en dat zelfs in 1873 nog een groot succes kende. De Franse bohème, die zich voornamelijk te Parijs situeerde tussen 1830 en 1870, maakte, zoals César Grana het in zijn werk Bohemian versus bourgeois. French society and the French man of letters in the nineteenth century (New York, Londen, Basic books inc., 1964) treffend en concies formuleert, "of intellectual discontent a cultural spectacle" (blz. 71). Het zal wel het voornamelijk anti-burgerlijke aspect van deze beweging geweest zijn dat De Bom hier voor ogen had. Dit virulente anti-bourgeoissentiment kwam vooral tot uiting in het vagabonderende leven van de artiest-bohémien, zijn kleding ("... ringlets, straight locks, toupees, English, Greek and Spanish nets and the variety of their beards and jackets", zoals Thackeray schreef; zie Grana (o.c., p. 74) en zijn specifieke retoriek, zodat wel eens smalend opgemerkt werd: "la vie de bohème, c'est le stage de la vie artistique, c'est la préface de l'Académie, de l'Hôtel-Dieu ou de la Morgue". Dat deze levenswijze succes kende, blijkt uit het grote aantal werken met het begrip 'bohème' (soms ook 'bohême' geschreven) in de titel, o.a. Arnould Frémy's Les confessions d'un bohème (Parijs, 1855) en Xavier de Montepins werk uit 1849 met dezelfde titel. Verder bestond er nog het Chanson de la vie de bohême, op woorden van Théodore Barrière en Henri Murger, dat o.a. 'la théorie communiste en amour' behandelde. Dat het thema nog lang doorwerkte, blijkt uit Puccini's opera La bohème uit 1896.
[*] 'Anpumpen' (Duits): geld van iemand lenen.
[*] 'Spectator' (Lat.): 'ik kijk toe'. Misschien ook doelde De Bom op geld dat hij kreeg van De Nederlandsche spectator voor zijn novelle Alice, die daarin verschenen was op 22 nov. 1890. Zie brief 108 (1890), noot 6.
[10] Pourbaix was een gekend politiespion en "agent provocateur" uit die tijd; men gebruikte zijn naam als scheldnaam.
[11] In deze Almanach des étudiants 1891. Almanach de l'Université Libre de Bruxelles (Brussel, Aux Bureaux de la Revue Belge Illustrée, 1891, schreef Jacques Mesnil Fragment de "La vie impossible, Sonnets damnés en, samen met zijn broer, Vadrouille.
[12] Bedoeld wordt de Maatschappij tot Bevordering der Nederlandsche Letterkunde. In het Maandblad van het Taalverbond, II, nr. 9 (22 maart 1891, p. 88) wordt aangekondigd dat de leden van de Maatschappij "weldra de boeken [[zullen]] ontvangen, die zij gekozen hebben voor hunne bijdrage".

Register

Naam - persoon

Bom, Emmanuel Karel De (° Antwerpen, 1868-11-09 - ✝ Kalmthout, 1953-04-14)

Bibliothecaris, journalist en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Nora Aulit op 24/08/1901 in Antwerpen.

Donizetti, Gaetano (° Bergamo, 1797 - ✝ Bergamo, 1848)

Componist.

Dwelshauvers, Georges (° Brussel, 1866-09-06 - ✝ Parijs ?/?/, 1937)

Filosoof.

Broer van Jacques Dwelshauvers. Studeerde aan de ULB. Verbleef lange tijd in Duitsland waar hij leerling was van W. Wundt (deed o.m. filosofie aan de universiteit van Heidelberg van april 1891 tot het eind van het zomersemester). Werd in 1892 te Brussel speciaal doctor in de wijsbegeerte met zijn thesis Les principes de l'idéalisme scientifique, nadat een eerste proefschrift Psychologie de l'apperception et recherches expérimentales sur l'attention. Essai de psychologie physiologique. gebaseerd op zijn onderzoekingen in het laboratorium voor experimentele psychologie van W. Wundt, op principiële gronden was geweigerd. Was achtereenvolgens hoogleraar aan de ULB (1893-1918), aan de Catalaanse Universiteit te Barcelona (1918-?) en aan het Institut Catholique te Parijs (vanaf 1925). Publiceerde studies over J. Lagneau, H. Bergson en F. Nietzsche. Interesseerde zich ook voor het toneel wat zich uitte in studies over H. Ibsen, een vertaling van Goethes Iphigenies (1903) en een bewerking van Lessings Nathan der Weise (opgevoerd in het Théâtre du Parc te Brussel, 1904); schreef zelf ook een drama Ino (1913), geïnspireerd op Oedipus koning van Sophocles.

Dwelshauvers, (Jean) Jacques (° Brussel, 1872-07-09 - ✝ Montmaur-en-Diois (Drôme), 1940-11-14)

Kunsthistoricus en militant anarchist.

Broer van Georges Dwelshauvers en gezel van Clara Köttlitz, met wie hij in 1897 een vrij huwelijk aanging. Deed beloftevolle studies aan het Koninklijk Atheneum Brussel (afd. Latijn-Grieks), waar hij A.Vermeylen leerde kennen. Studeerde 1890-92 natuurwetenschappen aan de ULB (diploma van kandidaat in juli 1892). Met een beurs van de Jacobsstichting vatte hij in oktober 1892 studies in de medicijnen aan te Bologna, samen met de latere geneesheren Herman Köttlitz en Alfred Walravens. Hij verliet Bologna in 1897, zonder de hele cyclus te hebben beëindigd.

In hetzelfde jaar begonnen de eerste strubbelingen met Gust Vermeylen, i.v.m. diens huwelijk met Gaby Brouhon en de strekking en inhoud van Van Nu en Straks. Het jaar daarop maakte hij een nieuwe reis naar Bologna en Bergamo. In het voorjaar van 1899 trok hij met Clara naar Firenze, waar hij zich voortaan geheel aan kunsthistorisch onderzoek wijdde, geboeid door de figuur van Botticelli en de kuituur van het Quattrocento. Hij zou in Firenze ook nog de toelating hebben gevraagd zich voor de eindexamens geneeskunde aan te bieden, maar legde die nooit af. Zijn verblijf in en om Firenze (afwisselend te Calamecca en te Castello), dat tot 1906 duurde, werd regelmatig onderbroken voor reizen naar het thuisland, en naar Parijs.

In 1899 werd te Antwerpen trouwens zijn zoon Lorenzo (Jean-Jacques Erasme Laurent) geboren (op de akte tekende o.m. Emmanuel de Bom als getuige), en het gezin was er officieel ingeschreven aan de Montebellostraat 3 tot 1906. In dat jaar, verhuisden zij naar Colombes bij Parijs (Boulevard Gambetta 46, niet-geregistreerde verblijfplaats). Dwelshauvers, die zich intussen Mesnil noemde (naar twee dorpjes bij Dinant, de geboortestad van zijn vaders familie), onderhield er nauwe contacten met de anarchistische en internationalistische beweging. Hij verdiende de kost met het schrijven van reisgidsen, eerst bij Hachette (o.a. de Guide Joanne - na W.O.I Guide Bleu - over Noord-Italië), nadien bij Baedeker.

Tussen 1910 en 1914 vestigde het gezin Mesnil zich te Alfort bij Parijs, waar - gezien zijn moeilijkheden met de geheime politie - evenmin een officiële inschrijving werd genoteerd. Jacques Mesnil stierf in niet opgehelderde omstandigheden te Montmaur, waar zijn zoon toen zou hebben gewoond; hij leed toen al enkele jaren aan een hart- en nierziekte waarvoor hij o.m. door dokter Schamelhout werd behandeld. Behalve aan Van Nu en Straks werkte hij nog mee aan Mercure de France, La société nouvelle, Ontwaking, Onze kunst, Revista d'Arte, Gazette des beaux arts, Burlington Magazine, de Parijse krant L'Humanité en het Italiaanse Avanti. Een bibliografie kan men terugvinden in de geciteerde bronnen.

Fremy, Arnould (° Versailles, 1809 - °)

Schrijver.

Romans en enkele essays zoals Comment lisent les Français d'aujour-d'hui? (1878) en Qu'est-ce que la France ? (1882).

Langerock, Huibert (° Aalst, 1869-11-03 - ✝ (uitgeweken naar Noord-Amerika),)

Auteur.

Montepin, Comte Xavier De (° Apremont, 1826 - ✝ Parijs, 1902)

Auteur. Veelschrijver.

Schreef hoofdzakelijk romans en toneelstukken, die duidelijk tot de triviaalliteratuur behoren. Zijn werk werd vanaf de jaren negentig ook in het Nederlands vertaald en verscheen tot na 1950 in reeksen als "Drama en liefde" of "Feuilleton voor het huisgezin".

Murger, Henri (° Parijs, 1822 - ✝ Parijs, 1861)

Schrijver.

Rooses, Max (° Antwerpen, 1839-02-10 - ✝ Antwerpen, 1914-07-15)

Kunsthistoricus en criticus.

Vader van Rosa Rooses.

Venne, Jef Van De (° Antwerpen, 1867-06-12 - ✝ Wilrijk, 1952-07-17)

Onderwijzer en schrijver.

Studeerde aan de toenmalige Rijksnormaalschool voor jongens te Antwerpen. Werd in 1886 benoemd tot onderwijzer te Antwerpen. Was een der vroegste leden van de Mertensvereniging, waar hij vele Vlaamse vrijzinnige voormannen leerde kennen; medestichter van de onderwijsvereniging Diesterweg. Lid van het Antwerpse Taalverbond en secretaris van het Verbond der Vlaamsche Vrijzinnige Vereenigingen. Medeopsteller van Noord en Zuid en hoofdopsteller van Recht door zee, werkte mee aan het Nederlandsch museum, Ons woord en De Koophandel van Antwerpen. Schreef een groot aantal artikels over opvoedkunde.

Verhulst, Rafaël (° Wommelgem, 1866-02-07 - ✝ Aken, 1941-03-24)

Ambtenaar, schrijver, lector en journalist.

Vermeylen, August. (° Brussel, 1872-05-12 - ✝ Ukkel, 1945-01-10)

Hoogleraar, kunsthistoricus en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Gabrielle Josephine Pauline Brouhon op 21/09/1897.

Titel - boek

Almanach Des Etudiants. Almanach De L'universite Libre De Bruxelles 1891

In Brussel uitgegeven door de Bureaux de la Revue belge illustrée. Geeft een overzicht van de in 1891 aan de ULB bestaande studentenkringen en hun leiders. Bevat naast een tweetal essayistische bijdragen (waaronder het aan A. Vermeylen toegeschreven verslag over het conflict aan de universiteit n.a.v. het door de studenten geeiste ontslag van rector M. Philippson) voornamelijk belletristisch proza en poëzie. Medewerkers waren o.a. J. en G. Dwelshauvers, G. le Roy, F. Severin, G. Garnir en (onder pseudoniem Fritz Darène en Karl-Christian-Friedrich Krause) ook A. Vermeylen. De strekking van deze almanak (waarschijnlijk alleen in 1891 verschenen) was progressief-liberaal.

Titel - krant/tijdschrift

Belfort, Het

1886 - 1899

Literair maandblad, na 1899 gefusioneerd met Dietsche Warande.

Koophandel Van Antwerpen, De. Dagblad Voor Politiek, Nijverheid, Kunst En Landbouw Van Antwerpen (° 1863 - ✝ 1897)

'Dagblad voor Politiek, Nijverheid, Kunst en Landbouw van Antwerpen'. Doctrinair-liberaal dagblad.

Maandblad Van Het Taalverbond (° 1890 - ✝ 1895)

Op voorstel van H. Langerock (secretaris van de Brusselse groep) werd het Jaarboek van het Taalverbond vervangen door een maandelijks bulletin, waarin gedetailleerd verslag werd uitgebracht over de vergaderingen die in de diverse groepen werden belegd. De administratie berustte bij Fr. van Cuyck. In tegenstelling tot de Jaarboeken bevatten de Maandbladen geen literair gedeelte meer. In plaats daarvan gaf het Taalverbond jaarlijks minstens één werk van een van zijn leden in eigen beheer uit (b.v. Uit het leven door L. Smits en Volksgeneeskunde in Vlaanderen door A. de Cock).

Nederlandsche Spectator, De (° 1856 - ✝ 1908)

Weekblad.

Portefeuille, De (° 1879 - ✝ 1894)

Letterkundig weekblad dat tot 1880 in Arnhem verscheen, en nadien in Amsterdam. In 1894 droeg het als ondertitel Weekblad voor tooneel en letteren; stond toen onder de redactie van T.H. de Beer.

Naam - instituut/vereniging

Cirkschouwburg 1891 - 1900 (° Antwerpse toneel- en feestzaal, gevestigd aan de Jezusstraat, die verhuurd werd voor dansavonden, circusvoorstellingen of toneel. Verscheidene malen werd te Antwerpen gepoogd naast de officiële Nederlandsche Schouwburg een tweede Schouwburg met een eigen groep op te richten. De eerste poging dateert van, - ✝ ', 0084 - ✝ , toen W. Lemmens in het Théâtre des Variétés erin slaagde, ondanks het uitblijven van geldelijke steun, een jaar lang een tweede Nederlandstalig gezelschap beroepsacteurs op de planken te houden. De volgende pogingen gingen door in de Cirkschouwburg, en wel in, 1886 - ✝ ', 0087 - ✝ o.l.v. Fr.Bouwmeester, die van de Cirk een familieschouwburg wilde maken, en in, 1888 - ✝ ', 0089 - ✝ o.l.v. H.van Kuyk. Beide pogingen mislukten door het gebrek aan comfort in de zaal, In, 1891 - ✝ werd de Cirkschouwburg herbouwd, nadat drie spelers van de Nederlandsche Schouwburg (nl. H.Laroche, Fr.Bouwmeester en B.Ruysbroeck) zich uit ongenoegen met de nieuwe directie uit dit gezelschap hadden teruggetrokken en een eigen privé-onderneming op het getouw wilden zetten. De nieuwe Cirkschouwburg, die opgesmukt werd door een aantal jonge Antwerpse schilders en beeldhouwers en het nieuwe gezelschap, waartoe behalve Ruysbroeck en Laroche (Fr.Bouwmeester had zich niet aan de plannen gehouden en zich in Nederland laten engageren) nog H.van Kuyk, Pr. de Wit en Julie Cuypers behoorden, wekten het enthoesiasme op van E.de Bom, die goed bevriend was met Laroche en die met A.Vermeylen, J.Mesnil en E.Coremans de initiatiefnemers wilden bewerken om van de Cirk een avant-garde-schouwburg te maken waar Ibsen, Maeterlinck, Sudermann, Tolstoj en Strindberg zouden gespeeld worden. Uiteindelijk werd alleen Ibsens Volksvijand (in de vertaling van E.de Bom) weerhouden, maar ook deze opvoering strandde jammerlijk omdat de acteurs na enkele repitities het stuk niet verder aandurfden. De Cirkschouwburg, o.l.v. H.Verstraeten, werd dus weer een gewone familieschouwburg waar naast "betere" stukken zoals Gringoire van Th.de Banville. en De maire van Antwerpen van Fr.Gittens meestal spektakelstukken en melodrama's gebracht werden, en eenmaal, in het voorjaar van, - ✝ , bij wijze van uitschieter, het gezelschap Junkermann te gast was, dat Hoog- en Nederduitse stukken opvoerde, o.m. van Frits Reuter. De ploeg van H.Verstraeten speelde maar één enkel toneelseizoen: einde, 1892 - ✝ keerden de meeste acteurs naar de voorheen zo versmade Nederlandsche Schouwburg terug. De Cirkschouwburg werd opnieuw voor de meest uiteenlopende activiteiten opengesteld: bals, goochelavonden, circusvoorstellingen en, in, - ✝ althans, voor opvoeringen van franstalige operetten. Het gebouw brandde af in,)

Maatschappij Tot Bevordering Der Nederlandsche Letterkunde (° 1890 - °)

Taalverbond, Het (° 1887 - ✝ –, 1900)

Liberale vereniging.

Theatre Royal D'anvers (° 1709 - ✝ 1934)

Antwerps theater, waarvan de voorgeschiedenis teruggaat tot de 17de eeuw, toen Antwerpse aalmoezeniers op diverse plaatsen in de stad toneelvoorstellingen inrichtten om geld te verzamelen voor liefdadige doeleinden. De eerste voorstelling in het zogeheten Tapissierspand (op de gronden van de huidige Komedieplaats), waar het theater sindsdien zijn vaste standplaats had, ging door in 1709. Tot 1829, toen het Tapissierspand werd afgebroken om plaats te ruimen voor de nieuwe door P.Bourla ontworpen schouwburg, bleef het een centrum van voornaam toneelleven te Antwerpen. Reeds tijdens het Oostenrijks bewind (1713—1794) werd het Vlaams toneel er verdrongen ten voordele van Franse en Italiaanse opera's. Onder Frans bewind verheven tot "Grand Théâtre" en onder Nederlands bewind tot "Théâtre Royal", groeide het na 1834, toen het inmiddels door de stad gesubsidieerde gezelschap zijn intrek nam in de nieuwe schouwburg, uit tot een brandpunt van Frans cultuurleven, waarbij een bijzondere voorliefde aan de dag werd gelegd voor opera's en operettes. In 1931 werden de stadstoelagen ingetrokken; de instelling verdween na het seizoen 1933 - '34. Het gebouw werd daarna ingenomen door de Koninklijke Nederlandse Schouwburg, die er nu nog gevestigd is.

Theatre (royal) Des Galeries (saint-hubert), Le (° 1847 - °)

Brussels theater, tussen Schildknapenstraat 69, Koningsgalerij 32, Prinsengalerij en Predikherenstraat. Het theater ligt in deze rechthoek ingebouwd en bestaat nog altijd. Het voor zijn tijd vooruitstrevend gebouw werd ontworpen door de architect Cluysenaer en in gebruik genomen in 1847. Tussen 1862 en 1907 vierde de operette er hoogtij, vooral onder het beleid van de directeurs Delvil, Carion en Maugé. Daarnaast werden in een luxueuse enscenering ook revues gebracht. Tussen 1890 en 1893 was de directie in handen van de orkestleider Durieux. Het Théâtre des Galeries speelde onafgebroken de belangrijkste rol in het Brussels theaterleven en in de ontwikkeling van het toneel zelf. Het aantal premières was er relatief groot, de voorstellingen waren vrijwel altijd interessant, de gezelschappen homogeen en van een zeldzame kwaliteit.