Zingende Vogels bevatte oorspronkelijke bijdragen van Nederlandsche dichters, verzameld door
Pol de Mont. Dit nieuwe tijdschrift was door
Pol de Mont opgericht ter ontwikkeling van de Nederlandse literatuur, zowel op gebied van het proza als op gebied van de poëzie. Elke jaargang zou vier nummers tellen, en elk nummer zou om de drie maanden verschijnen. In dit tijdschrift werd, voor het verschijnen van
Van Nu en Straks, naast werk van vernieuwers als
Van Langendonck,
Buysse,
Vermeylen en
De Bom werk van meer behoudsgezinde, dikwijls vrij onbelangrijke auteurs gepubliceerd. Die wil om oud en jong te verzoenen werd door de jongeren gelaakt als zijnde een inbreuk op de literaire waarde, zodat het uiteindelijk tot een breuk kwam tussen
Pol de Mont en de progressieve
Van Nu en Straks-generatie. Zie
George Meir, Pol de Mont. Een studie over zijn leven en zijn werk (Antwerpen, De Sikkel, Amsterdam, De Spieghel, 1932), p. 154 en
Emmanuel de Bom (Dagwerk voor Vlaanderen), p. 28.
Zie ook brief 177, noot 5. Enkel de eerste aflevering van de eerste jaargang verscheen in 1891, nl. in de maand juni van dat jaar.
Zie brief 101. Nummer 2 en 3 van de eerste jaargang verschenen in febr./maart 1892 en in dec. 1892. In het
Maandblad van het Taalverbond, II, nr. 10 (12 april 1892), p. 99 werd meegedeeld dat
Pol de Mont in de zitting van het Antwerpse Taalverbond van 3 maart 1892 zijn stuk uit het pas verschenen nieuwe nummer van
Zingende Vogels voorlas. De derde aflevering van
Zingende Vogels werd besproken in een brief van 31 dec. 1892, waarin
Julius de Geyter aan
Jan Adriaensen het verschijnen van nummer 3 van de eerste jaargang meedeelde; AMVC G 3625/B nr. 42434/5. Nummer 4 van deze eerste jaargang zou volgens
De Vlaamsche School, VII, nr. (1894), p. 37 in de loop van 1893 verschenen zijn. De tweede jaargang van
Zingende Vogels, die, zoals uit het bovenstaande valt op te maken, gevuld werd met werk van derderangsfiguren, verscheen in 1895-1896, en bevatte eveneens vier nummers.
Zie ook brief 106 (1890), noot 2.