20 Jan[uari] 92
Houwe,
Ik weet waarachtig niet wat u te schrijven: ik lijd aan een weinig "flawijntje",[*] niet genoeg om in mijn bed te liggen en te veel om te kunnen werken. Ik zal u morgen, of overmorgen indien ik niet beter ben, opsturen:
- 1° artikel de Braekeleer[1] (geschreven)
- 2° artikel "Voorwaarts"[2] (half geschr[even])
- 3° Kroniek (id.)[3]
Ik heb dezen namiddag de lezing begonnen van het nieuwe werk van Couperus: Extaze, een boek van geluk.[4] Ik zal het dezen avond eindigen. Tot wanneer heb ik tijd om er een critiek van te leveren?[5] Ik houd me nu alleen bezig met wat geschiedenis.
Indien ik u zoo weinig schrijf, dan is het alleen omdat ik aan hoofdpijn lijd. Geen reden dus, Kerel, om mijn slecht voorbeeld te volgen.
Ik druk de pooten aan den allerhouwsten der houwen
G[ust]
Kunt ge me de brieven niet zenden, die ge ontvangen hebt?[6]
Annotations
[*] 'Flawijntje': misschien van 'influenza' of 'flerecijn'.
[1] August Vermeylen, 'Henri de Braekeleer (Tentoonstelling van den "Cercle Artistique" te Brussel', in: De Vlaamsche School, nr. V (1892), p. 27-28.
[2] August Vermeylen, 'Voorwaarts (Ve Tentoonstelling Brussel), in: De Vlaamsche School, nr. V (1892), p. 28.
[3] De meeste stukken in de Kroniek waren niet ondertekend. Het is dus moeilijk te achterhalen welke van Vermeylen zijn.
[4] Louis Couperus, 'Extaze. Een Boek van Geluk', in: De Gids, 4de r., X, 1ste dl. (1892), p. 1-90.