<Resultaat 405 van 1419

>

LEESMUSEUM
AMSTERDAM
Beste Kerel!
Ik heb, eerlijk bekend, werk dat thuis op me wacht, maar ik heb er zoo geducht het land over dat ik je nog altijd niet geschreven heb, dat ik niet langer wil wachten! t Is, zooals we hier zeggen, of de Duvel er mee speelt, maar [']t is oprecht waar, dat ik geen tijd, hoor je geen gelegenheid heb gehad om je rustig te schrijven. Dat klinkt je misschien zonderling en als ik nu achteraf mezelf vraag hoe dat kan weet ik [']t eigenlijk niet[.] — Of liever, ik weet [']t wèl. Ik heb allerlei dingen te doen gehad en ben verschrikkelijk opgehouden. Conferenties bij de vleet[1] — over een sollicitatie naar een journalistenbaantje,[2] over onze Gijsbrechtprachtuitgaaf,[3] waarvan ik de leiding heb en waarover ik met den uitgever en de andere medewerkers praten moest; dán bemoeiingen voor een volksavond, voordrachten en muziek, Zondag, van onze Vereeniging Leeskunst;[4] voor eenige arme drommels die ik aan een baantje zoek te helpen; vervolgens een reis naar Rotterdam om een nieuw stuk van Nouhuys[5] te zien en het schrijven van een artikel daarover waar ik vreeselijk lang aan het wurmen over ben omdat ik het met mijzelf niet éens kon worden,[6] en dat ik nu juist had moeten afmaken alvorens naar een lezing [7] van Prof. Spruyt te gaan, die ik verslaan moet, zooals wij Journalisten zeggen; En bij dit alles m'n gewone beroepsbezigheden! Heusch, ik ben zóo in beslag genomen, in mijn werk zoo dikwijls gestoord, door innerlijke oorzaken (last van zenuwen op den maag) er in belemmerd, dat ik niet eens couranten gelezen heb, en iets wat ik het liefste doe van alles, — je begrijpt me — zelfs heb moeten uitstellen.
[2]
Ik zit dit nu alles niet op te pennen bij wijze van excuses. Als ik niet wist, dat jij je overtuigd hieldt hoe mijn zwijgen buiten mijn willen, alleen aan het niet-kunnen ligt, zou ik je eigenlijk liever niet schrijven. Maar ik breng je aldus meteen op de hoogte van al mijn gedoe. Tenminste van een deel daarvan. Er is in dien tusschentijd inmiddels allerlei met me gebeurd. Ik heb ergernissen geslikt, over onze journalistenboel hier, naar aanleiding van m'n kritiek op een vertooning van Carré,[8] daar je in het weekblad De Amsterdammer wel over gelezen en gezien zult hebben. De aanval was mogelijk wat lawaaierig, maar ik had al zoo lang m'n ergernis opgekropt over den slaafschen oogendienst van onze dagbladen tegenover dien circusman en ben toen eens aan het blazen gegaan. En de poppen hebben gedanst! Nee maar! — 't Handelsblad heeft zelfs van een van zijn redacteuren een tegenaanval opgenomen[9] (Carré dat is het heilige huisje hier, de afgod van ons geesteloos publiek) en de Amsterdammer heeft terug gespuwd,[10] dat ik had geschreven om zelf reclame te maken. O die snobs! Nog mooier: In het Zondagsblad van het nieuwsblad voor nederland schreef ik Zondagsfeuilletons. [']t Is eigenlijk een echt kruieniersblaadje, maar ik schreef natuurlijk alleen als voor mezelf. En nu, psst! — ben ik op eens aan den dijk gezet, omdat ik de Hollandsche Opera een knauw had gegeven,[11] ook al zoo 'n mislukt troetelkindje van het Jan-en-allemannepubliek. Wat zeg je: Gaat onze journalistiek je niet aantrekken? Ik ben nu aan het probeeren om er uit te komen. — Maar [']t zal niet gauw lukken, vrees ik. En inmiddels zit ik m'n kostelijken tijd te verknoeien. Ik kom letterlijk tot niets! tot geen studeeren, geen schrijven. Ik hoop vóor April iets voor de Vlaamsche School te kunnen maken. Met mijn schrijven in de Spectator wacht ik tot na het verschijnen van de Maart-aflev[ering][12]
x x x
En nu ga ik uitscheien met over mezelf te spreken. Er is in jouw brief van 2 Febr[uari] een mededeeling, omtrent je zieleleven, die me toen om jou veel, veel goed heeft gedaan. Dat ik er niet dadelijk iets over geschreven heb lag aan [3] mijn stemming in die dagen! — Ik was toen zoo down, zoo sensatie-loos, dat ik niet hartelijk er over kon spreken. Nu ben ik gelukkig weer opgewekter, en kan ik in je geluk deelen. Want [']t is heerlijk, lief te hebben, heerlijk te worden liefgehad. Al komt zoo'n liefde met smarten en onvervulde verlangens, toch geeft ze zoo 'n krachtig gevoel van innerlijk leven. En jouw liefde — al wordt ze nu ook door geldgebrek belemmerd — heeft ten minste een toekomst. Maar de mijne? — Och! Toch is het zoo mooi aan die toekomst te gelooven. Af en toe doe ik het in heel, heel nevelige beelden, en dan ben ik weer gelukkig. Soms zie ik het leven aan als grijs. Maar jij — als ten minste je gevoel weerklank vindt — je kunt hopen. Denk niet dat ik je hier vergeet. Alleen dit wou ik je zeggen. Vat toch je journalistenwerk niet als kunst op; schrijf je courantenartikels niet als artiestenwerk. Dat moet in hoofdzaak alleen om het geldverdienen zijn. Af en toe er iets van je zelf inleggen; voor de rest maar schrijven voor het groote publiek. Ik bedoel hiermee natuurlijk niet wat je meeningen betreft. — Of de Haarl[emsche] je schets zal opnemen[13] weet ik nog niet; ik ben bang dat die te realistisch en te goed voor een courant zal wezen. Denk er aan, zulke dingen worden hier nooit onderteekend, je vergooit dus je roep er niet mee. De reden waarom de Haarl[emsche] je artikel over Belg[ische] kunst niet wou, was dat het te lang was en dat je sprak over allerlei schilders, die hier niemand kent. Nu, daarin heeft de Red[actie] geen ongelijk. [']t Klinkt wel cyniek, maar — [']t zijn de lezers, die de krant maken, snap je. Daarom ben ik eigenlijk zoo 'n slecht journalist.
Met de Vl[aamsche] School wil ik je graag helpen, als ik kan. Dit is (zie boven) geen praatje. Dat [']t je moeite kost dien boel "schoon" te houden, begrijp ik. Maar een strijd tegen knoeierij voeren, is toch ook plezierig. Als ik altijd op de zielen van de kruieniers kon slaan en ze verneuken, zou ik wel opgewekt zijn. Dat is zoo 'n plezier + Effect van m'n congres-artikel[14] & van jouw XX[15] — is dan ook 't joligste wat ik in den laatsten tijd ondervonden heb. — Pedant vind ik je niet, soms alleen wat ophakkerig [4] tegen anderen, zooals ik ook. Mij vinden ze hier allemaal pedant omdat ik eerlijk m'n meeningen zeg en je nu eenmaal als kritikus wel wat bazig moet doen, onwillekeurig. Je weet niet hoeveel menschen aan mij het land hebben — Ook onder de jongeren ben ik niet getapt, omdat ik niet meeschreeuw. Bij al m'n gevoeligheid voor kunst is er in mijn oordeelen toch ook veel redeneering. De jongeren hier beoordeelen niet, ze schrijven tirades. — wat ik toch eigenlijk geen kritiek vind. Maar wat is dat kritiekschrijven, d.i. precies je rekenschap geven van je indrukken en die verklaren toch een moeilijk werk!
Nu moet ik naar m'n lezing.[16] Ik hoop dat je tevreden zult zijn en me gauw schrijven. Hartelijk
Leo

Annotations

[1] Het is niet duidelijk of Simons conferenties bedoelt die hij moest geven, dan wel bijwonen om er verslag over te geven in de Oprechte Haarlemsche Courant of in andere bladen. Er werd daarover niets teruggevonden.
[2] Zoals uit het vervolg van de brief blijkt, werd Simons bedankt voor zijn diensten bij het Zondagsblad van het Nieuwsblad voor Nederland. Welke nieuwe krant of tijdschrift hij precies met zijn sollicitatie op het oog had, is niet duidelijk.
[3] Verscheen in afleveringen in 1893, in folioformaat (Koninklijke Bibliotheek Brussel II / 64530 — in folio afdeling kostbare werken). De titelpagina, rijk versierd, draagt als tekst: ". Joost . van . den . . Vondel. // Gijsbreght . van . Aemstel // D'ondergang . van . syn . stad . en . // syn . ballingschap treurspel. // Urbs // antiqua // ruit // Uitgave . van . de . erven . F. Bohn . Haarlem 1893. // De rest van de tekst in 2 kolonnen: Met . inleiding . van . Leo Simons. // Tooneel - decoratie - ontwerpen. // van . H[endrik Petrus] Berlage. // Muziek . van . Bern[ard] Zweers. // Boek . versieringen . van .// A[ntonius Johannes] Derkinderen. // In het exemplaar van de KB Brussel werd de inleiding achteraan ingebonden. Deze is achteraf heruitgegeven in: Leo Simons, Studies over Vondel's "Gijsbreght" en over "Nationaal leven" 1891-1902 (Haarlem, De Erven F. Bohn, 1902). Zie ook E. Braches, Het boek als Nieuwe Kunst, 1892-1903; een studie in Art Nouveau (Utrecht, Oosthoek, 1973), p. 179-193 en 306-312.
[4] In De Amsterdammer; weekblad voor Nederland, verschenen twee artikels van J.H. Rössing, getiteld 'Leeskunst' 774 (24 april 1892), p. 3 en 775 (1 mei 1892), p.3. In het eerste artikel wordt een schets gegeven van het ontstaan, het doel en de structuur van de vereniging. In het tweede artikel heeft Rössing het o.a. over twee feestavonden, ingericht om de leden van de verschillende clubs met elkaar te laten kennis maken. De eerste feestavond vond plaats op 5 april 1891. Voor de tweede avond werd geen preciese datum gegeven: 'Beter mochten de pogingen der leiders slagen om de afgelopen maand in de kleine zaal van het concertgebouw een tweeden feestavond te organiseeren.' Op basis van Simons' brief echter — hij spreekt over aanstaande zondag — kan de datum op 13 maart 1892 worden bepaald. Er stond die avond veel op het programma: '(...) — door een hartelijk woord van Bouberg Wilson geopend — (...). De dames Nancy de Roener zong, Juffer Spoor droeg voor, W[outer] Hutscheruyter speelde piano en begeleidde, de heer G.G.L. Ruys reciteerde'.
[5] Het nieuwe toneelstuk in 3 bedrijven van Willem Gerard van Nouhuys, Het goudvischje, werd te Rotterdam op 5 maart 1892 gespeeld in de Tivolischouwburg door het 'Rotterdamsch Gezelschap de Vos en van Korlaar'. Zie de bespreking van J.N. van Hall, 'Dramatisch Overzicht', in: De Gids, 4de r., X, 2de deel (1892), p. 189-203. De tekst van het toneelstuk is opgenomen in De Gids, 4de r., X, 2de deel (1892) 300-382). Het stuk zal ook door hetzelfde gezelschap opgevoerd worden in Amsterdam in het Grand-Theater op 16 maart. Zie De Portefeuille, XIII (12 maart 1892), p. 1253.
[6] Onder initialen L.S. schreef Simons in de Oprechte Haarlemsche Courant van 1892 driemaal over Het Goudvischje van Nouhuys: een stukje (zonder titel) over de première (7 maart 1892) in de Tivolischouwburg in Amsterdam (08 maart), p. 3; een uitgebreider bijdrage 'Tivoli-gezelschap te Rotterdam. "Een Goudvischje" van W.G.v.Nouhuys', waarin hij ook vergelijkingen maakt met Shakespeare, Ibsen, en Tolstoï (12 maart), p. 5-6 (in het bijblad) en nog een korter stuk 'Het Goudvischje', dat handelt over de opvoeringen in Amsterdam en Rotterdam (19 maart), p. 2.
[7] De voordrachten over 'Waarneming en Phantasie' door prof. Spruyt en prof. A. Pierson werden gehouden in de Aula van de Universiteit van Amsterdam ten bate van de 'Universiteits-Vereeniging'. De eerste lezing vond plaats op 24 februari 1892 (zie De Amsterdammer; Dagblad voor Nederland, 2996 (28-29 febr. 1892), p. 6) Het was de bedoeling dat Leo Simons deze voordrachten zou bijwonen en er verslag over zou brengen in de Oprechte Haarlemsche Courant. Op de eerste lezing kon hij niet aanwezig zijn, en daarom werd het eerste verslag op verzoek van Simons uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant overgenomen. Er verscheen in de Oprechte Haarlemsche Courant zes keer een verslag over de lezingen, maar geen enkel was ondertekend. Het is niet duidelijk of deze bijdragen van hem zijn, vooral als we bedenken dat Simons zelfs korte stukken ondertekende. De verslagen over de lezingen verschenen in volgende nummers van de Oprechte Haarlemsche Courant: 49 (27 febr. 1892), p. 3; 55 (5 maart 1892), p. 2-3; 61 (12 maart 1892), p. 3; 68 (21 maart 1892), p. 5; 73 (26 maart 1892), p. 2-3 en 80 (4 april 1892), p. 2.
[8] Zie Leo Simons, 'Rembrandt in een Circus. Den heer Oscar Carré te Amsterdam', in: Oprechte Haarlemsche Courant, 33 (9 febr. 1892), p. 3), gedateerd: Amsterdam, 7 Februari. Deze open brief stond onder hoofding: 'Rembrandt in een circus (Eene hartverheffende correspondentie in de Oprechte Haarlemmer)' ook in De Amsterdammer; Weekblad voor Nederland, 764 (14 febr. 1892), p. 7. De slotzin van de brief van Simons luidde: 'Laat in uw circus zooveel kunsten maken als ge wilt, doch van onze Kunst, daar moet ge afblijven.'
[9] Zie 'Uw dienaar en vriend Rembrandt', 'Rembrandt over Carré', in: Algemeen Handelsblad; Nieuwe Amsterdamsche Courant, LXV, 19710 (16 febr. 1892), p. 1. Deze open brief aan Leo Simons begon als volgt: 'In de Oprechte Haarlemmer hebt u het ridderlijk voor mij opgenomen tegen zekeren heer Oscar Carré, die mij en mijn staalmeesters zonder mijne voorkennis in een soort van vertooning heeft gemengd.'
[10] Niet teruggevonden.
[11] In het Zondagsblad van het Nieuwsblad voor Nederland verschenen korte, op zichzelf staande commentaren in de rubriek 'Feuilleton' op p. 1, kolonnen a t.e.m. f. Ze handelden uitsluitend over toneelzaken (opvoeringen, opleiding, genootschappen, enz.). Het exemplaar van de krant waarin het artikel over de Hollandsche Opera verscheen, werd niet teruggevonden.
[14] Simons bedoelt zijn artikel over het 21ste Taal- en Letterkundig Congres. Zie brief 2 en brief 3.
[15] Er is niets van Emmanuel de Bom over Belgische kunst verschenen in een Nederlands blad. Hij had zijn artikel via Leo Simons laten circuleren op verschillende redacties, waarvan zeker twee (de Oprechte Haarlemsche Courant en De Nederlandsche Spectator) de tekst weigerden on redenen die door Simons in deze brief worden aangehaald. Boele van Hensbroek zal het artikel aan de Bom terugzenden (zie brief 62), waardoor het ten slotte in twee afleveringen verscheen in Het Volksbelang onder de titel: 'Kunst in Zuid-Nederland'. Het eerste ging over Henri de Braekeleer, Als Ik Kan en de XIII in Antwerpen (zie Het Volksbelang, XXVI, 13 (26 maart 1892), p. 2-3, niet ondertekend. Het 'Vervolg en slot' daarop was ondertekend met 'E.d.B.' en ging over de tentoonstelling van de XX in Brussel. Zie Het Volksbelang, 14 (2 april 1892), p. 2-3. Zie ook brief 63, noot 8 en noot 9.
[16] Waarschijnlijk de lezing van prof. Spruyt. Zie [7].

Register

Naam - persoon

Berlage, Hendrik Petrus (° Amsterdam, 1856-02-21 - ✝ Den Haag, 1934-08-12)

Architect en decorateur.

Boele Van Hensbroek, Pieter Andreas Martin (° Den Haag, 1853-01-23 - ✝ Den Haag, 1912-09-26)

Boekhandelaar, uitgever en letterkundige.

Bom, Emmanuel Karel De (° Antwerpen, 1868-11-09 - ✝ Kalmthout, 1953-04-14)

Bibliothecaris, journalist en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Nora Aulit op 24/08/1901 in Antwerpen.

Bouberg Wilson, Sijbrand Jacobus (° Den Haag, 1848-05-15 - ✝ Den Haag, 1923-04-30)

Filoloog.

Studeerde talen en literatuur in Leiden, was leraar Nederlands te Tiel en Kampen en aan de Amsterdamse Handelsschool. Werd op 24/03/1881 directeur van de Amsterdamse Toneelschool, in opvolging van W.C. Goteling Vinnis. Richtte ook met Marcellus Emants het Haagse toneelgezelschap Utile Dulci op. Was voorzitter van Volksvoordrachten en medeoprichter van de vereniging Leeskunst. Hield o.m. lezingen in fabrieken.

Braekeleer, Henry De (° Antwerpen, 1840-06-11 - ✝ Antwerpen, 1883-07-20)

Schilder en etser.

Derkinderen, Antonius Johannes (° Den Bosch, 1859-12-20 - ✝ Amsterdam, 1925-11-02)

Beeldend kunstenaar.

Hall, Jacob Nicolaas Van

Amsterdam 15/01/1840 - Bilthoven 01/10/1918

Schrijver. Zie WP.

Hutschenruyter Jr., Wouter (° Rotterdam, 1859-08-15 - ✝ Den Haag, 1943-11-24)

Dirigent, componist en publicist.

Nouhuys, Willem Gerard Van (° Zaltbommel, 1854-07-22 - ✝ Den Haag, 1914-08-31)

Schrijver en criticus.

Pierson, Allard (° Amsterdam, 1831-04-08 - ✝ Almen, 1896-05-27)

Theoloog, kunsthistoricus en schrijver.

Roessing, johan Herman (° Amsterdam, 1847-02-16 - ✝ Haarlem ?/, 1918-08)

Journalist, toneelcriticus, -historicus, dichter en vertaler.

Verbonden aan Eet nieuws van den dag. Secretaris van de Koninklijke Vereniging Het Nederlandsen Tooneel. Een der stuwende krachten achter de herleving van het Nederlands toneel op het einde der 19de eeuw.

Simons, Leo Mz (° Den Haag, 1862-08-01 - ✝ Rotterdam, 1932-06-11)

Auteur, uitgever (Wereldbibliotheek) en Vondelkenner.

Spruijt, Cornelius Bellaar (° Kockengen (Utrecht), 1842-06-05 - ✝ Hilversum, 1901-04-28)

Filosoof.

Studeerde te Utrecht en promoveerde er in de wis- en natuurkunde. Was leerkracht scheikunde en natuurlijke historie aan het Haagse gymnasium, vervolgens aan de Utrechter HBS. In 1877 hoogleraar in de faculteit wijsbegeerte en letteren van de gemeentelijke universiteit te Amsterdam. Gold als de belangrijkste vertegenwoordiger van het Nederlandse neo-kantianisme. Werken: o.a. De laatste gedaanteverwisseling van de wijsbegeerte der ervaring (1871), Proeve eener geschiedenis van de leer der aangeboren begrippen (1879), Leer der formeele logica (postuum, 1903).

Zweers, Bernard (° Amsterdam, 1854-05-18 - ✝ Amsterdam, 1924-12-09)

Componist en docent.

Titel - krant/tijdschrift

Algemeen Handelsblad (° 1828 - °)

Nederlands liberaal dagblad, na fusie in 1970 NRC-Handelsblad.

Amsterdammer, De (° 1877 - ✝ 1907)

Weekblad.

Tussen 1880 en 1907 stond het o.l.v. de predikant J. de Koo. Het was een zaterdagavondblad met vooral politieke artikelen in grote letters en het overige van de inhoud in een zeer kleine letter. De toneelverslagen werden er o.a. besproken door Frank van der Goes; de boekbesprekingen lagen nogal aan de anekdotische kant. De rubrieken letterkunde en schilderkunst werden verzorgd door R.A. Kollewijn en J. Veth. Einde 1882 werd er naast het weekblad een dagblad uitgegeven, in dezelfde vooruitstrevend-vrijzinnige geest. Dit dagblad, in de wandeling De nieuwe Amsterdammer geheten, bestond tot 1895.

Gids, De (° 1837 - °)

Cultureel en sociaal tijdschrift.

Handelsblad (van Antwerpen), Het (° 1844 - °)

Vlaams-katholiek dagblad, in 1957 opgenomen in de krantengroep De Standaard.

Nederlandsche Spectator, De (° 1856 - ✝ 1908)

Weekblad.

Nieuwe Rotterdamsche Courant (° 1844 - °)

Liberaal dagblad, na fusie in 1970 NRC-HANDELSBLAD.

Oprechte Haarlemsche Courant, De (° 1847 - ✝ 1941)

Nederlands dagblad met zeer oude traditie. Werd in 1656 gesticht door Abraham Casteleyn als Weeckelijke Courante van Europa. Werd twee jaar later Haarlemsche Courant, waaraan in 1664 het woord Opregte werd toegevoegd. Pas vanaf de 19de eeuw (1847) verscheen het als dagblad. Omstreeks 1890 behoorde het tot de meest gelezen kranten van Nederland, grotendeels omwille van de rubriek familieadvertenties, wat de krant ook de naam "dameskrant" opleverde. Smolt in 1941 samen met Haarlems dagblad onder de naam Haarlemsche courant.

Portefeuille, De (° 1879 - ✝ 1894)

Letterkundig weekblad dat tot 1880 in Arnhem verscheen, en nadien in Amsterdam. In 1894 droeg het als ondertitel Weekblad voor tooneel en letteren; stond toen onder de redactie van T.H. de Beer.

Vlaamsche School, De (° 1855 - ✝ 1901)

Tijdschrift voor kunsten, wetenschappen, letteren, oudheidkunde en kunstnijverheid.

Volksbelang, Het (° 1867 - °)

Vlaams liberaal weekblad.

Naam - instituut/vereniging

Als Ik Kan (° 1883 - ✝ 1950)

Antwerpse kunstkring.

Werd opgericht door een aantal jonge kunstenaars, die via groepstentoonstellingen hun werk een ruimere bekendheid wilden geven. Stichters waren F. Hanno, P. de Wit, F. Adriaenssen, Ch. Bolland, L. Brunin, E. Chappel, J. Rosier, H. Rul en H. van de Velde. Onder het voorzitterschap (vanaf 1 januari 1890) van H.Luyten, die ook het grote groepsportret Een zitting van de kunstkring Als ik kan 1885 schilderde, traden nog enkele talentrijke jongeren toe (onder wie K. Mertens, R. Baseleer, E. Larock en V. Hageman). De manifestaties van de kring werden o.m. door VS, het leidinggevende kunsttijdschrift uit die tijd, met welgemeende belangstelling gevolgd. Rond de eeuwwisseling echter verloor de groep zijn élan en verschoof naar de achtergrond van het artistieke leven, om rond 1950 te verdwijnen.

Leeskunst (amsterdam) (° 1890 - °)

Soort leesclubje, door L.Simons Mz., V.K.L. van Os en Wertheim in 1890 gesticht, met het doel, in navolging van het zogenaamde 'Toynbee-werk', aan cultuurspreiding te doen onder de minder bevoorrechte klassen. De leiders van het groepje namen daartoe elke week gedurende enkele uren een tiental personen onder hun hoede die ze bij het lezen begeleidden. L.Simons hield met dit soort activiteiten op toen hij in 1893 naar Engeland vertrok. Hoe lang de club bleef verderbestaan, werd niet achterhaald. Wel deed Simons in 1917 vanuit de Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur opnieuw een oproep tot het vormen van dergelijke leesgezelschappen.

Rotterdams Gezelschap De Vos En Van Korlaar

Schouwburg Van Lier (° Amsterdam, 1852 - °)

Tivolischouwburg (° 1868 - ✝ 1895)

Theater in de Amsterdamse Nes.

Tivolischouwburg (rotterdam) (° 1890 - ✝ 1940)

Werd in oktober 1890 geopend en betrokken door het gezelschap J.C.de Vos en W.van Korlaar, dat in navolging van het Parij se Théâtre-Libre ook in Rotterdam een vernieuwing van het toneel nastreefde. Het bracht werk van minder bekende auteurs naast dat van Ibsen, Shakespeare, Multatuli, Nouhuys, Emants, Heyermans en Couperus. Na het afscheid van J.C.de Vos als directeur van het gezelschap in 1895 werd het repertoire lichter van genre. Vanaf 1903 werden in een bijzaal ook films vertoond. Het theater bleef bestaan tot 1940, toen het tijdens het bombardement van Rotterdam vernield werd.

Treize, Les (° 1891 - °)

Antwerpse schildersvereniging, waarvan de oprichters, vreemd genoeg, met twaalf waren, nl. E. Cla.us, Th. 'Verstraete, E. Farasijn, E. de Jans, H. de Smeth, L. van Engelen, H. Luyten, F. Hens, Ch. Mertens, 1. van Aken, P. Verhaert en R. Looymans. De vereniging spiegelde zich aan de Brusselse groep Les XX, maar was duidelijk minder progressief. Naast het werk van een aantal traditionalisten, voornamelijk uit de voormalige kring Wees U Zelf, stelde de kring in zijn jaarlijkse salons ook baanbrekend werk voor, o.m. van E. Claus en Th. Verstraete. Wanneer de kring ophield te bestaan werd niet achterhaald; zeker is dat hij in 1898 nog actief was.

Vingt, Les (° 1884 - ✝ 1894)

Brusselse avant-gardistische kunstkring.

Titel - artikel

Leeskunst (amsterdam) (° 1890 - °)

Soort leesclubje, door L.Simons Mz., V.K.L. van Os en Wertheim in 1890 gesticht, met het doel, in navolging van het zogenaamde 'Toynbee-werk', aan cultuurspreiding te doen onder de minder bevoorrechte klassen. De leiders van het groepje namen daartoe elke week gedurende enkele uren een tiental personen onder hun hoede die ze bij het lezen begeleidden. L.Simons hield met dit soort activiteiten op toen hij in 1893 naar Engeland vertrok. Hoe lang de club bleef verderbestaan, werd niet achterhaald. Wel deed Simons in 1917 vanuit de Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur opnieuw een oproep tot het vormen van dergelijke leesgezelschappen.

Indextermen

Naam - instituut/vereniging

Als Ik Kan
Grand Théâtre des Variétés Van Lier
Hollandsche Opera
Koninklijke Bibliotheek Brussel
Leeskunst
Leesmuseum Amsterdam
Rotterdamsch Gezelschap de Vos en van Korlaar
Tivolischouwburg Amsterdam
Tivolischouwburg Rotterdam
Universiteit Amsterdam
Universiteits-Vereeniging
XIII, Les
XX, Les

Naam - persoon

[Anoniem]
Berlage, Hendrik Petrus
Boele van Hensbroek, Pieter Andreas Martin
Bom, Emmanuel de
Bouberg Wilson, Sijbrand
Braches, E.
Braekeleer, Henri de
Carré, Oscar
Derkinderen, Antonius Johannes
Hall, Jacob Nicolaas van
Hutschenruyter, Wouter
Ibsen, Henrik
Nouhuys, Willem Gerard van
Pierson, A.
Roener, Nancy de
Ruys, G.G.L.
Rössing, Johan Herman
Shakespeare, William
Simons, Leo
Spoor
Spruyt, Cornelius
Tolstoj, Leo
Vondel, Joost van den
Zweers, Bernard

Naam - plaats

Amsterdam
Antwerpen
Brussel
Haarlem
Rotterdam
Utrecht

Naam - uitgever

Bohn, Erven F.
Bohn, F.
Oosthoek

Titel - artikel

Dramatisch overzicht
Goudvischje, Het
Kunst in Zuid-Nederland
Leeskunst
Naar aanleiding van het 21ste Noord- en Zuid-Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres
Rembrandt in een circus (Eene hartverheffende correspondentie in de Oprechte Haarlemmer)
Rembrandt in een Circus. Den heer Oscar Carré te Amsterdam
Rembrandt over Carré
Tivoli-gezelschap te Rotterdam. Een Goudvischje van W.G. v. Nouhuys
Vervolg en slot

Titel - boek

Boek als Nieuwe Kunst 1892-1903, Het. Een studie in Art Nouveau
Gijsbrecht van Aemstel
Studies over Vondel's Gijsbreght en over Nationaal leven

Titel - evenement

Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres (21ste)
Tentoonstelling Les XX 1892
Waarneming en Phantasie

Titel - krant/tijdschrift

Algemeen Handelsblad
Amsterdammer, De
Gids, De
Handelsblad van Antwerpen
Nederlandsche Spectator, De
Nieuwe Rotterdamsche Courant
Oprechte Haarlemsche Courant
Portefeuille, De
Vlaamsche School, De
Volksbelang, Het
Zondagsblad van het Nieuwsblad voor Nederland

Titel - lezing

Waarneming en Phantasie

Titel - rubriek

Feuilleton

Titel - toneelstuk

Goudvischje, Het