A[msterdam] 12 Aug[ustus] '92
Beste kerel!
Je hebt meer dan tiendubbel gelijk, dat je over mijn stilzwijgen klaagt. Ik heb wezenlijk mezelf allerlei verwijten er over gemaakt, maar
[']t is heusch m'n schuld niet. Telkens als ik wou beginnen of zelfs begonnen was, kwam er weer iets tusschen, dat noodzakelijk gedaan moest worden. Ik ben drie weken voor mijn gezondheid naar Den Haag en Scheveningen geweest, om baden te nemen en toen ik terugkwam moest ik allerlei werk achterhalen. Mijn
Gidsartikel
[1] schiet ook niets op. — ik kan er me niet rustig aan geven en dat is toch noodig. Die vervloekte journalistiek!
Maar ik ben er nu eenmaal in en moet mee. Ik ga nu pogingen doen om bij de
N[ieuwe Rotterdamsche Courant] opvolger van
Obreen te Parijs te worden;
[2] er zullen veel liefhebbers voor zijn en ik acht m'n kans niet heel groot! In godsnaam probeeren. Of ook om aan
dat nieuwe blad te komen, als correspondent in Engeland, wat ik erg graag wou wezen.
[3] Voor de redactie in ons land doe ik mijn best niet, daar moeten zij me voor vragen, als ze me hebben willen. Zeker zou jij moeten probeeren daar te komen, voor het een of ander. Maar hoe? — De zaak is nog niet in gang, ze begint eerst 1 Januari,
[4] en ik denk de man tot wien ge je zult moeten wenden is
Obreen, die nog in Parijs zit. Ik ken evenwel zijn adres niet, maar zal er naar informeeren, het best zal wezen hem te schrijven.
Berckenhoff zal dit voor mij doen, en ik zal
[']t hem vragen,
[']t adres bedoel ik. Mocht ik naar het buitenland verhassen, dan zal ik zeer mijn best doen om je mijn betrekking bij de
Haarl[emsche] te bezorgen en je hier verder te
[2]
introduceeren. Daar kun je natuurlijk op rekenen.
[']t Doet me plezier te hooren, dat je aan het werken bent en je zelftwijfelingen verdwenen. Ik geloof dat jij verkeerd doet met naar een verbeeldingskunst als die van Maeterlinck uit te zien als jouw ideaal. Mijn indruk van je werk is dat jij — als echte Vlaamsche Belg — meest tot het realisme neigt, en al kun je dit ook verfijnen, je moet wèl zorgen je niet te laten verleiden om te gaan zoeken iets wat je niet direct in je hebt. Pelléas et Mélisande vind ik zelf het meest complete van
M[aeterlinck]'s werk,
[5] dat tooneel op het balcon, de samenspreking van
P[elléas] en
M[élisande], het tooneel van vader en zoon en het sterven van
M[élisande] is werk van zuivere schoonheid. Maar niet om na te doen. Blijf je zelf, of tracht je zelf te vinden. Die krabbels uit het nomadenleven van caféchantant-lui zijn heel typig.
[6]
Van
Waalwijk hoorde ik dat hij de Schaavies
[7] te plaatselijk vond.
[']t Is wel jammer dat al die dingen je zoo slecht lukken, met plaatsen bedoel ik. 'n Goed idee om de
Haarl[emsche] over Het landjuweel te schrijven,
[8] dadelijk, Maandag en stuur het dan direct:
Red[actie Oprechte Haarlemsche Courant] Haarlem (niet eerst naar mij, want ik ben dan ook niet in stad) met bijvoeging van 'n woordje schrifts en je adres. Wat ik je raden zou, is nu al dadelijk 'n briefje er heen te zenden, met bericht dat je plan hebt hun dat Maandag te sturen. Het moet er Dinsdagavond kunnen instaan.
Hoe zit het met Gust en zijn reis naar Holland?
Hij schreef me dat hij zijn examen gedaan had en nu hierheen wou komen. Ik heb hem toen direct gevraagd of hij me vooraf verwittigen wou, doch niets meer van hem gehoord.
[9]
Dit is een wat taaie, zakelijke brief. Maar ik zal hem toch alvast maar verzenden, om te toonen dat ik nog leef. Handdruk
Leo
Annotations
[1] Leo Simons bedoelt zijn artikel over Duitse letterkunde, dat in de decemberaflevering van
De Gids zal verschijnen. Zie
zie brief 107, noot 2.
[2] Zie ook
brief 135.
Obreen was druk doende een eigen dagblad op te richten, nl.
De Telegraaf. Zie
[3] en
[4].
[3] Met 'dat nieuwe blad' wordt
>De Telegraaf bedoeld. Voor de pogingen van
Simons om voor deze krant correspondent in Londen te worden, zie ook
brief 156, noot 5;
brief 171;
brief 181;
brief 206 en
brief 221, noot 12. Alhoewel deze pogingen negatief uitvielen, verschenen er in 1893 toch regelmatig bijdragen van Leo Simons in
De Telegraaf, aanvankelijk hoofdzakelijk over toneelopvoeringen in Nederland (zie zijn riefwisseling met
De Bom in 1893).
[5] Maurice Maeterlinck, Pelléas et Mélisande (Brussel, Paul Lacomblez, 1892).
[6] Niet teruggevonden. Misschien zijn deze krabbels vroeger onder een andere titel verschenen.
[7] Dit stuk was reeds verschenen onder de schuilnaam van
De Bom. Zie
Mendel, 'Antwerpsche zeden. De Schavier', in: De Vlaamsche School, nr., II (1889), p. 27-29.
[8] In de
Oprechte Haarlemsche Courant verschenen vier niet ondertekende artikels over het landjuweel. Op het eerste na werden deze bijdragen zonder titel opgenomen. Zie
[Emmanuel de Bom], 'Het Landjuweel te Antwerpen. (Particuliere Correspondentie) Antwerpen 14-15 Augustus.', in: Oprechte Haarlemsche Courant, 193 (18 aug. 1892), p. 1;
[Emmanuel de Bom], '(Particuliere Correspondentie) Antwerpen, 20 Augustus.', in: Oprechte Haarlemsche Courant, 197 (23 aug. 1892), p. 1-2;
[Emmanuel de Bom], '(Particuliere Correspondentie) Antwerpen, 22 Augustus', in: Oprechte Haarlemsche Courant, 198 (24 aug. 1892), p. 1-2;
[Emmanuel de Bom], '(Particuliere Correspondentie) Antwerpen, 28 Augustus', in: Oprechte Haarlemsche Courant, 204 (31 aug. 1892), p. 6. Zie ook
brief 133, noot 3.