Brussel, —Pachécostraat, 81
5 Sept[ember] 92
Hooggeachte Heer,
Mijn antwoord komt wel wat laat: ik was op reis & vond maar gisteravond uwen brief.[1] Medewerken aan een blad voor kunstcritiek?[2] Uw voorstel verbaast me wel heel veel — waarom mij gekozen? Ik ben te jong & stel nog zeer weinig vertrouwen in wat ik maak — & bijzonder verheugt het me toch: hier laat men ons nergens meer schrijven, & al mijn artikels, zonder uitzondering, werden tot nu toe óf geweigerd óf verminkt. Ik ben dus zeer gevoelig aan uw sympathie, & beloof U, met mijn schriele middeltjes maar zoo conscientieus mogelijk, uw lezers op de hoogte te houden van de Belgische Kunstbeweging, waarvan in Noord-Nederland waarachtig te weinig gesproken wordt. Er is behoefte aan een blad als dat gij stichten wil, & ik twijfel niet of het lukken zal.
Inmiddels blijf ik,
hoogachtend,
Uw d[ienst]w[illige]
Gust Vermeylen
Annotations
[1] August Vermeylen was met Jacques Dwelshauvers op reis gegaan (naar Gent, Brugge, de kust, Veurne, Ieper en Kortrijk) van 26 augustus tot 1 of 2 september (zaterdag 2 september was hij in Antwerpen). Zie brief 134, noot 7 en brief 139, noot 2.
[2] Uit de biografie van Charles Marius van Deventer (in: Grote Winkler Prins encyclopedie in twintig delen, Amsterdam-Brussel, 1972, zevende druk, deel 6) is niet op te maken of zijn tijdschrift ooit is verschenen. Uit een brief van Theo de Bock aan Van Deventer van 2 september 1892 (Origineel in Den Haag, Gemeentearchief, fotokopie in AMVC, D/391/B2 registernr. 108960) blijkt dat het de bedoeling was om over te gaan tot de oprichting van een 'weekblad dat voor een groot deel aan kunst gewijd zal zijn'.