Onder leiding van Leo Simons verscheen van 1894 tot 1901 de prachtuitgave van Vondels Gijsbrecht van Aemstel in afleveringen op folioformaat. De titelpagina draagt de tekst: "Joost.van.den.Vondel. // Gijsbreght.van.Aemstel. // D'ondergang.van.syn.stad.en.// syn.ballingschap treurspel. // Urbs // antiqua // ruit // Uitgave.van.De.Erven.F.Bohn.Haarlem 1893. // Met.inleiding.van.Leo Simons. // Tooneel - decoratie - ontwerpen. // van.H.P.Berlage. // Muziek.van.Bern.Zweers. // Boek-versieringen.van. // A.J.Derkinderen. //" Oorspronkelijk moest het werk voltooid zijn in november 1892. Zie De Portefeuille, XIII, nr.33 (14 nov. 1891), p. 1049-1050).
Een proefaflevering verscheen op 6 juni 1893, en de eerste aflevering op 9 maart 1894. De uitgave werd afgesloten op 25 oktober 1901.
Het werk is als volgt ingedeeld: na de volledige titel volgt de opdracht aan de gemeenteraad van Amsterdam als nagedachtenis van Vondel, en hulde aan de grootheid van Amsterdam. Hier wordt tevens de compositie van het boek uiteengezet. Een eerste deel leidt het toneelstuk in en bevat aanwijzigingen voor de opvoering. Het is door H.P. Berlage geïllustreerd met decorontwerpen. Vondels tekst is in het tweede deel in oorspronkelijke spelling opgenomen en werd versierd met platen van Derkinderen. Daarop volgen de composities van Zweers: hij maakte een voorspel tot elk bedrijf en muziek voor de reien. Elk onderdeel wordt voorafgegaan door een tekening van A.J. Derkinderen. Hoewel volgens plan de uitgave hier afgerond was zocht men een aanvulling: de uitgever had immers in de vroegste periode van het boek de inschrijvers een grotere omvang beloofd. Daarom nam men Diepenbrocks Gijsbrechtmuziek op, die de componist al eerder bij De Erven Bohn had laten verschijnen.
Leo Simons schreef de inleiding op dit ontwerp, van wat hij noemde "de architectonisch-symbolisch-decoratieve toneeluitvoering". Hij onderzocht de geschiedenis van twee en een halve eeuw Gijsbrecht-opvoeringen en gaf aanwijzingen voor een nieuwe regie. Op 1 januari 1895 werd het stuk opgevoerd door het Nederlandsch Tooneel volgens Simons' aantekeningen, maar het kreeg o.a. de kritiek té romantisch bewerkt te zijn. Zie De Vlaamsche School, VII (1894), p. 186. Na de volledige voltooiing van de prachtuitgave liet Simons zijn inleiding afzonderlijk drukken. Zie Leo Simons, Studies over Vondel's "Gijsbreght" en over "Nationaal leven" (Haarlem, De Erven F. Bohn, 1902). Zie Ter Herinnering aan Dr. Leo Simons, 1 augustus 1862 - 11 juni 1932 (Amsterdam, nv Maatschappij tot verspreiding van goede en goedkope lectuur (Wereldbibliotheek), 1933), p. 54-67. Zie ook E. Braches, Het boek als Nieuwe Kunst, 1892-1903; een studie in Art Nouveau (Utrecht, Oosthoek, 1973), p. 179-193 en 306-312. Zie ook brief 156 (1892) (noot 6) en brief 171 (1892) (noot 1bis).
Toon volledige brief