Op 30 juli ontmoetten
Simons,
Vermeylen en
De Bom elkaar in Brussel (zie ). In de loop van die avond deden
De Bom en
Vermeylen het overmoedige voorstel de eenakter
Opleving van
Josine Mees in
Van Nu en Straks te publiceren (zie
brief 249 en
brief 271). Al gauw berouwden de redacteurs zich deze belofte, waarschijnlijk omdat, zoals
Leo Simons het in deze brief zelf erkent,
Opleving resulteert uit een heel andere kunstopvatting dan diegene die
Van Nu en Straks aanhing.
De Bom en
Vermeylen zaten erg verlegen met de zaak, ook vanwege het herhaaldelijke aandringen van
Simons (zie
brief 262 en
brief 271). De opluchting was dan ook groot toen
Simons begrijpend bleek te reageren op de uiteindelijke afwijzing door
De Bom (zie behalve deze brief ook
brief 273 en
brief 285).
Opleving zal pas jaren later voor het eerst verschijnen, nl. in
Woord en Beeld, Geïllustreerd Maandschrift, I (1896), p. 281-293. Zie ook
brief 107 (1892), noot 4.