<Resultaat 910 van 1419

>

Beste Vriend,
Ik kom uw werkje over Ibsen uit te lezen.[1]
Ik begrijp niet waarom gij u daarover hoeft te verontschuldigen; ik mag u verzekeren, wat mij betreft, dat het mij een allerbesten indruk heeft nagelaten. Nu, ik moet U eerst en vooral bekennen, dat ik nooit iets van Ibsen heb gelezen, en juist hierin ligt voor mij de waarde van uw werk, dat het in mij een machtige begeerte heeft verwekt, Ibsen te leeren kennen. Ik zal niet zoo vermetel zijn een oordeel over den genialen dramaturg te vellen, alvorens zijn werken gelezen te hebben; niettemin, uwe interessante ontleding heeft mij reeds het voorgevoel gegeven van wat mij 't meest in hem tot bewondering zal stemmen: 't is zijn machtige, impitoyabel naturalistische synthesis gelijk in "Spoken" bijzonderlijk.
In andere werken, zooals in "Brand" b.v. zal ik hem, volgens mijn meening, te extra-humain, te weinig "bonhomme" vinden. De metaphysiek schrikt mij wel wat af en voor mij zal Ibsen soms wel te decisief zijn in zijne voorspellingen of beschouwingen, zooals gij het heeten wilt. Vindt ge zijn opvattingen soms niet wat te systematiek? In "Rosmersholm"[2] b.v. In "de Vrouw der Zee" heeft hij, gelukkiglijk, vind ik, van die tendens afgeweken. Hier is het de triomf der realiteit, der menschelijkheid op de ideale hersenschim. De werkelijkheid zelve wordt ideaal en zoo is ze aannemelijk.
Wat ik als een gebrek beschouw niet uitsluitelijk bij Ibsen maar bij al dezen die een dergelijke opvatting der kunst hebben is dat zij niet genoeg het reëele leven, de hedendaagsche samenleving beminnen. Is onze eeuw, onze humaniteit met al haar onrechtvaardigheden en gebreken toch niet grootsch en machtig? Waarom zoo stelselmatig de groote waarde dezer eeuw loochenen? Ibsen schijnt me te zijn een apologist der zelfmoord, der sociale vernieling, gelijk Tolstoï; en ik vind daar iets lafs in, in dien twijfel aan het Leven. Ik heb liever onzen tijd [2] te accepteeren zooals hij is en te pogen uit het Leven zelf en niet uit de verdelging van de hedendaagsche Maatschappij het Geluk der Toekomst te scheppen.
Maar halte là! ik spreek van Ibsen en ik ken hem niet. Kunt ge mij niet een zijner werken ter lezing opsturen, ik zal het U zorgvuldig terug zenden. Gij ziet hoe zeer ik er mij aan interesseer en wat grooten indruk uw werk op mij heeft gemaakt. Ik herhaal het nog eens, ik vind uw boek zeer merkwaardig en het spijt me als ge zegt dat gij het nu anders of niet zoudt schrijven. Het eenige wat ik er wel meer uitgevorscht in wenschte ware het leven van Ibsen zelf; doch ik begrijp dat het buiten uw vermogen stond al het treffende van zijn leven te kennen. Een nauwkeurige kennis van heel Ibsens levenswijze zou er echter veel aan bijbrengen om het ontstaan en de ontwikkeling van zijn genie te determineeren.
Laat me dus toe U oprecht te feliciteeren over uw boek, en geloof vrij dat ik zoo niet spreek uit vriendschap maar wel omdat het mijne meening is.
Als mijn boek[3] verschijnt zal ik trachten U een exemplaar te zenden. Maar ik zal er slechts een tiental hebben en ik bèn het aan zoovelen verschuldigd. Ik hoop echter dat ik er een voor U zal kunnen achter houden.
Het ware mij wel aangenaam soms wat nieuws van U te ontvangen.
Met vriendelijken handdruk
C[yriel] Buysse

Annotations

[1] Henrik Ibsen en zijn werk.
[2] Buysse bedoelt Rosmersholm.
[3] Het recht van den sterkste.

Register

Naam - persoon

Buysse, Cyrillus Gustave Emile (° Nevele, 1859-09-20 - ✝ Afsnee, 1932-07-25)

Schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks.

Gehuwd met de Nederlandse Nelly Dyserinck op 01/10/1896.