Brussel, 24 nov[ember] 93
Vriend de Bom
Ik heb uwen brief[1] benevens inhoud ontvangen. Dat Havelingk over mijn beoordeeling tevreden was, heeft me genoegen gedaan, want ik moet u bekennen dat ik dienaangaande eenige vrees had. Immers, het is wellicht de eerste maal dat ik zoo eene beoordeeling op 't papier breng en ik wist niet of de toon van mijn brief niet hier en daar kwetsend had kunnen zijn,[2] wat ik natuurlijk stellig niet bedoelde, daar mij Havelingk veel te sympathiek is. Het verheugt me, weer weldra iets van hem te hooren, want hij heeft iets te zeggen, en dat is toch de hoofdzaak.
Nu eenige uitleggingen over den zoogenoemden lof die ik hem zou toegezwaaid hebben met te drukken op de zwierigheid van zijnen stijl. Dat was in 't geheel geen lof; mij dunkt dat gij het ook zoo niet opgenomen hebt. De Bom mocht wel eens zwierig zijn, maar Havelingk nooit; want wat hij geleefd heeft, is niet zwierig, dat is zwaar leven (zoo ten minste "ahn" ik het uit zijn verzen).
Vermeylen heeft mij beloofd dat hij u de boeken bezorgen wilde.[3]
Weet ge dat zaterdag aanstaande Lugné-Poë hier komt Rosmersholm spelen.[4] Dat zou eene lekkere gelegenheid zijn u weer eens te tonen. Wat denkt ge daarvan?
Beste groeten en tot zaterdag, niet waar!
A[lfred] Hegenscheidt
Gauthierstraat 30Molenbeek-Brussel
