<Resultaat 981 van 1419

>

Waarde heer de Bom,
Uw schrijven heeft me perplex gemaakt.[1]
Niet dat ik u niet heel gaarne in Gent had (ik ben alle Zaturdagen vrij, buiten zaturdag toekomend[2] en zaturdag 11 Juli: feest der Guldensporen, voor hetwelke men mij, wel tegen mijn wil, bij het comité gelapt heeft) maar de zaak is deze: zal Stijn Streuvels komen kunnen?
Op aanzoek van Dr Schamelhout heb ik hem geschreven of hij niet eens op een Zondag naar Gent komen kon, waar hij dan al de "van Nu en Straksers",[3] — dit op een verzekeren van Schamelhout — vinden zou. Als ik antwoord had van Streuvels, zou ik dan naar Antwerpen schrijven, en dan zou de dag der bijeenkomst stipt bepaald worden.
Komt daar misschien niets van, en heeft men dit plan laten varen? Uw brief schijnt het me te zeggen. (Ten zij men u niet verwittigd had, hetgeen mij onmogelijk voorkomt: men heeft me de zaak als beslist en afgedaan voorgesteld)
Of zou dat reisje van u misschien daarbuiten staan? Maar dan weet ik niet of Streuvels tweemaal na elkaar komen zal kunnen. Ten zij gij den Zaturdag, en de overige den Zondag nadien, kwaamt. Dan zou Streuvels ten mijnent kunnen vernachten.
Maar dit alles is misschien een mis-verstaan van uw brief van mijnent-wege. Daarom, — mag ik u om een paar woordjes op een kaart vragen, opdat ik wete wat aan Str[euvels] te schrijven?
Gansch uw
Karel van de Woestyne.

Annotations

[2] 'Zaterdag toekomend' was 4 juli 1896.
[3] Het is niet duidelijk wie Van de Woestijne hiermee precies bedoelt. Tot de redactie van de eerste reeks van Van Nu en Straks (april 1893 – oktober 1894) hoorden Emmanuel de Bom, August Vermeylen, Prosper van Langendonck, Alfred Hegenscheidt en Cyriel Buysse; Henry van de Velde verzorgde de vormgeving. In de 'Nieuwe Reeks' traden enkele nieuwe figuren op de voorgrond. Naast Van de Woestijne publiceerden onder meer ook Stijn Streuvels, Herman Teirlinck, Victor de Meyere en Fernand Toussaint van Boelaere in het tijdschrift. Gustaaf Schamelhout fungeerde tijdens de tweede periode van het tijdschrift als redactiesecretaris en financieel beheerder.

Register

Naam - persoon

Buysse, Cyriel (° 1859 - ✝ 1932)

Vlaamse romanschrijver van wie het werk gedeeltelijk in de naturalistische (en later realistische) traditie is geschreven. Virginie Loveling was zijn tante. Hij woonde afwisselend in Afsnee en Den Haag. In 1893 behoorde hij tot de stichters van Van Nu en Straks, en in 1903 richtte hij samen met Louis Couperus en Willem van Nouhuys het maandblad Groot Nederland op, dat hij tot zijn dood zou blijven redigeren.

Hegenscheidt, Alfred (° 1866 - ✝ 1964)

Bioloog, aardrijkskundige, musicus, dichter en filosoof. Hij werkte als hoogleraar aan de ulb. Zijn voornaamste bijdragen aan Van Nu en Straks waren het opstel 'Rythmus' en het lyrische drama Starkadd.

Langendonck, Prosper van (° 1862 - ✝ 1920)

Medestichter van Van Nu en Straks die jarenlang als ambtenaar in Brussel heeft gewerkt. In de redactie van dat tijdschrift was hij de enige katholieke redacteur. Hij was ook ouder dan de anderen. Daardoor fungeerde hij min of meer als hun mentor. Als overgangsfiguur stimuleerde hij hun literaire vernieuwingsdrang, maar vestigde hij ook hun aandacht op het grote talent van enkele voorgangers, zoals Guido Gezelle. Hij publiceerde slechts één bundel romantische gedichten, Verzen (1900). De Bom en vooral Van de Woestijne koesterden een grote bewondering voor hem. Die bewondering nam niet af, ook niet toen Van Langendonck steeds heviger verschijnselen van (erfelijke) schizofrenie begon te vertonen.

Meyere, Victor de (° 1873 - ✝ 1938)

Schrijver en volkskundige. Hij heeft Van de Woestijne geïntroduceerd in de groep rond Van Nu en Straks, het tijdschrift waaraan hijzelf tijdens de eerste reeks meewerkte. Van de Woestijne heeft hem eind april of begin mei 1895 voor het eerst ontmoet.

Schamelhout, Gustaaf (° 1869 - ✝ 1944)

Arts en longspecialist. In het letterkundige genootschap De Distel was hij in contact gekomen met de (toekomstige) stichters van Van Nu en Straks. Tijdens de 'Nieuwe Reeks'- periode (1896-1901) van dat tijdschrift nam hij het secretariaat en het financiële beheer op zich.

Streuvels, Stijn (° 1871 - ✝ 1969)

Pseudoniem van: Frank Lateur.

Bakker van opleiding, maar als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, De Gids en De Nieuwe Gids. Hij was een vriend van Van de Woestijne en (vooral) van De Bom. Samen met hen stichtte hij het tijdschrift Vlaanderen (1903-1907). De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.

Teirlinck, Herman (° 1879 - ✝ 1967)

Auteur van romans, poëzie en theater. Heeft zowel aan Van Nu en Straks, Vlaanderen als aan het Nieuw Vlaams Tijdschrift meegewerkt, waardoor hij als het ware een halve eeuw de literatuur en de geest van de Van Nu en Straks'ers heeft voortgezet. Samen met Van de Woestijne publiceerde hij in 1928 de brievenroman De leemen torens.

Toussaint van Boelaere, Fernand V. (° 1875 - ✝ 1947)

Vlaamse prozaschrijver die naam maakte in de Tweede Reeks van het tijdschrift Van Nu en Straks. In 1907 stond hij mee aan de wieg van de Vereniging van Vlaamsche Letterkundigen, waarvan hij ook een tijd secretaris was.

Velde, Henry van de (° 1863 - ✝ 1957)

Architect, schilder, sierkunstenaar, kunstpedagoog en essayist. Hij zorgde voor de vormgeving van (de Eerste Reeks van) het tijdschrift Van Nu en Straks. Als stichter van de Kunstgewerbeschule in Weimar oefende hij na de eeuwwende een grote invloed uit op de vernieuwing van de West-Europese kunst. Hij was een van de voornaamste theoretici en belangrijkste exponenten van de Jugendstil.

Vermeylen, August (° 1872 - ✝ 1945)

Aanvankelijk sterk anarchistisch geïnspireerde en non-conformistische schrijver die het vooral moest hebben van zijn essays. Tot zijn voornaamste bijdragen aan Van Nu en Straks (waarvan hij in een aantal opzichten de geestelijke leider was) behoren behalve zijn literaire kronieken ook zijn opstellen Kritiek der Vlaamsche Beweging en Kunst in de vrije gemeenschap. Van de Woestijne had een ambigue relatie met hem. Hij noemde Vermeylen in een brief aan Lode Ontrop een 'groot dilettant, die zich veel vergist maar toch steeds verstandelijk-interessant blijft'. Vermeylen wordt vaak verweten dat hij zich na de eeuwwisseling steeds meer conformeerde. Na de Eerste Wereldoorlog koos hij voor een carrière in de politiek en werd hij een boegbeeld van de socialisten.