<Resultaat 1047 van 1419

>

o Gij geluk-zakken, dat gij gaat verblijven in dat goede Oost-duinkerke, herinnering aan drie dagen van mijn leven, dat ik er verbleef, ik ook, nu drie jaren her, in barren "October-herfst,[1] en er dichtte:
"Gij zult me niet meer kennen, die me kende"...[2]
— Ik logeerde in "de Meeuwe", geloof ik, en nooit at ik rosbeef die zoo hard was. En 'k heb er Farazijn[3] ontmoet, die pochte...
— Thans, o goed-geheeten Manuël en Nora, en zult ge er ons niet ontmoeten: wij zittten op Slechtemansberg,[*] en ik aan 't werken voor "Vlaanderen", op commande van Vermeylen, dat hij een nieuwe kroniek moet hebben tegen 't October­nummer.[4] 't Wordt dégoûtant, dat kronieken-leggen... En intusschen weekt gíj in de zee, o rage!
— A propos van Vermeylen: hij zendt mij hierboven-gemelden commande-brief, met dit lakonieke eind-volzinneke:
"Ik moet u in aller ijl schrijven, — helaas!"[5]
Dat staat er, tekstuëel... Wat mag dat "helaas!" wel beteekenen? Heeft Vermeylen lust zijn leed uit te storten in mijne gilet-zakjes? — Dat woordeken bevreemdt mij, vooral vanwege iemand waarmede ik nu juist nooit heel vertrouwlijk geweest ben, en alleen in meesten deele slechts "relations d'affaires" heb gehad, en — niet wenscht iets meers te hebben!
Affijn, de tijd zal 't uitwijzen. Maar ik blijf van steen, gelijk de sphinx van Egijpten, al is mijne neus niet gebroken.
— En buiten dat is er hier geen nieuws, noch eenige merkbare verandering. Mijn Mariëtte is al weêr gewend aan haar huishouden, en heeft gezworen dat ze tusschen dit en... het plechtig oogenblik het niet meer verlaten zal.[6] En 't zal wel noodzakelijk worden, geloof ik, dat ze haren eed houdt.
— En hoe is ’t met Morris (William)? Is 't niet morgen dat ge hem in Antwerpen laat spanceeren?[*] 'k Zie u al ernstiglijk oreeren, o gi ironist!... En apropos: een vraag. Zoude-gij denken dat de Kelmscott-press,[7] of uw Noorsche vriend,[8] er in toestemmen zouden een Vlaamsch boek te drukken, — althans in aanraking te komen met een Vlaamsch uitgever?...
— Waarom, zie ik u achter uwe brilglazen vragen?... Zie, dat is mijn gejeim! Wie weet, wie weet of den "Boomgaard der Vogelen enzoovoort" niet in Lapland verschijnt, of in de eilanden der Iersche zee![9]
En vermits ik nu toch aan 't vragen ben: ik hoor dat Madam Mayer van den Berg uit Antwarpen haar huis in Muzeum verandert, en dat het zoo schoon gaat zijn, maar dat het niet voor iedereen open zal zijn.[10]
't En is nu maar dat ik dat als 't past bi appetite absoluut moet zien. [11] En als ge dat voor mij niet mogelijk maakt, zeg ik u uwe eer af.
Intusschen smeek ik u aan Streuvels mijne beste groeten te over-monden, en onder u beiden warme handdrukken van ons te verdeelen. Maar duw niet te hard, want ik heb van namiddag mijne vingers verbrand aan gloeiend tin (voor zooverre tin gloeien kan)
Dada!
Uw
Karel
en Mariette.
ziet dat gulder voeten goed wascht in 'tzout water
M[ariette]
Bien arriver!

Annotations

[1] Over het verblijf van Van de Woestijne in Oostduinkerke, dat we volgens deze brief in oktober 1901 moeten dateren, zijn weinig exacte gegevens bekend. Ook de brieven aan Lode Ontrop scheppen daarover geen duidelijkheid.
[2] Het gedicht 'Gij zult me niet meer kennen' behoort tot de cyclus 'Verzen aan de terug-keerende' uit Het vader-huis (1903).
[3] Van de Woestijne bedoelt Edgard Farasyn.
[*] 'Slechtemansberg': Sint-Amandsberg.
[4] Uit brief 71 blijkt dat Van de Woestijne voor het oktobernummer van Vlaanderen twee kronieken plande: 'Eenige dichters' en 'Beeld en woord'. De eerste bijdrage zou evenwel al in september 1904 verschijnen (jrg. 2, nr. 9, p. 419-437), de laatste pas in november (11, p. 508-529).
[5] De brief is niet bewaard.
[6] Met 'het plechtig oogenblik' bedoelt Van de Woestijne het moment waarop zijn vrouw zal bevallen van hun zoon Paul (4 januari 1905).
[*] 'Spanceeren': (rond-)wandelen. Van de Woestijne gebruikt het woord hier figuurlijk — Morris was in 1904 trouwens al acht jaar overleden — en refereert aan de lezing die De Bom op 21 augustus 1904 in Antwerpen zou geven (zie ook brief 59).
[7] Kelmscott Press was de uitgeverij/drukkerij van William Morris. Tussen 1891 en 1898 kwamen 53 uitgaven (samen goed voor 18.000 exemplaren) van de pers. Ze waren allemaal gekenmerkt door een middeleeuws aandoende, zeer verzorgde typografie, en waren het product van groot vakmanschap en van bibliofilie. Morris, die zelf ook dichter en prozaschrijver was, drukte niet alleen boeken van zichzelf, maar ook van klassieke schrijvers als Coleridge, Keats en Shelley. Hoogtepunt in het bestaan van Kelmscott Press was de uitgave van The Works of Geoffrey Chaucer, dat verscheen in het jaar van Morris' dood (1896). Na Morris' overlijden verschenen bij Kelmscott nog enkele door hem geplande uitgaven, maar er werden geen nieuwe titels aan het fonds toegevoegd. Van de Woestijne maakte dus hoe dan ook geen kans.
[8] Het is niet duidelijk wie hier wordt bedoeld. De Bom had in 1893 het werk van de Noor Henrik Ibsen uitvoerig behandeld, maar in deze context is het weinig waarschijnlijk dat Van de Woestijne het over Ibsen heeft. Tijdens de expositie over het moderne boek (zie brief 42, noot 1) werd het werk van enkele Scandinaviërs tentoongesteld, maar zij kwamen uit Zweden (Waldemar Zachrisson en Albert Bonnier) en Denemarken (Simon Bernsteen). Over 'dien prachtmensch' Zachrisson schreef De Bom in zijn artikel over de tentoonstelling zeer lovend en vriendschappelijk. Misschien vergist Van de Woestijne zich van nationaliteit. Dat lijkt te worden bevestigd door het feit dat Zachrisson in 1904 in zijn Bocktryckeri-kalender de vertaling van De Boms artikel over de tentoonstelling afdrukte, onder de titel 'Utställningen i Plantinmuseet' (p. 79-108). In de kalender van 1910 was De Boms 'In Memoriam' voor Paul Buschmann in vertaling opgenomen, wat wijst op een blijvend contact tussen De Bom en Zachrisson.
[9] De boomgaard der vogelen en der vruchten is niet vertaald.
[10] Om de unieke kunstverzameling van haar zoon Fritz (1858-1901) te kunnen tentoonstellen, liet Henriëtte Mayer van den Bergh tussen 1901 en 1904 een museum bouwen in de Lange Gasthuisstraat in Antwerpen. De verzameling bestaat voornamelijk uit schilderijen, retabels en beeldhouwwerk uit de 14de, 15de en 16de eeuw, en is bekend om zijn werken van Bruegel en de Vlaamse primitieven, waarvan Van de Woestijne erg hield.
[11] 'Als 't past bi apetite' is de zinspreuk van de Gentse rederijkerskamer De Fonteine, die sedert 9 december 1448 door het Gentse stadsbestuur was erkend, en die nu nog altijd bestaat.

Register

Naam - persoon

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Farasijn, Edgard (° 1858 - ✝ 1938)

Antwerpse schilder die in de Academie van zijn geboortestad in de leer ging bij Nicaise de Keyser. Hij schilderde in open lucht en beeldde voornamelijk landschappen, stads- en haventaferelen uit.

Ibsen, Hendrik (° 1828 - ✝ 1906)

Bekende Noorse toneelschrijver van wie de literaire invloed vrijwel de hele twintigste eeuw heeft doorgewerkt. Emmanuel de Bom publiceerde in 1893 een studie over hem.

Mayer van den Bergh, Henriëtte (° 1838 - ✝ 1920)

Moeder van Fritz Mayer van den Bergh (1858-1901), van wie ze na zijn dood de prachtige kunstcollectie liet tentoonstellen in een speciaal daartoe bestemd museum in Antwerpen.

Morris, William (° 1834 - ✝ 1896)

Britse drukker, typograaf, ontwerper, socialistische politicus en schrijver. In de laatste jaren van zijn leven maakte hij met de Kelmscott Press in Hammersmith furore als boekdrukker.

Ontrop, Lode (° 1875 - ✝ 1941)

Dichter en musicus. Gedurende enkele jaren – kort voor de eeuwwisseling tot enkele jaren daarna – was hij de intiemste vriend van Van de Woestijne. Hij werd omstreeks 1903 in die rol 'vervangen' door Emmanuel de Bom. De neerslag van zijn vriendschapsrelatie met Van de Woestijne is bewaard in de editie Brieven aan Lode Ontrop. Uitgegeven met een inleiding en aantekeningen voorzien door Anne Marie Musschoot, Gent, Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1985. Over die correspondentie schreef Albert Westerlinck het boek De eerste rijpe jaren van Karel van de Woestijne, beschouwingen rond zijn brieven aan Louis Ontrop (1896-1909), Orbis, Beveren, 1982. Ontrop had in 1899 een zeer kortstondige relatie met Nora Aulit, die later met Emmanuel de Bom zou trouwen.

Streuvels, Stijn (° 1871 - ✝ 1969)

Pseudoniem van: Frank Lateur.

Bakker van opleiding, maar als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, De Gids en De Nieuwe Gids. Hij was een vriend van Van de Woestijne en (vooral) van De Bom. Samen met hen stichtte hij het tijdschrift Vlaanderen (1903-1907). De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.

Vermeylen, August (° 1872 - ✝ 1945)

Aanvankelijk sterk anarchistisch geïnspireerde en non-conformistische schrijver die het vooral moest hebben van zijn essays. Tot zijn voornaamste bijdragen aan Van Nu en Straks (waarvan hij in een aantal opzichten de geestelijke leider was) behoren behalve zijn literaire kronieken ook zijn opstellen Kritiek der Vlaamsche Beweging en Kunst in de vrije gemeenschap. Van de Woestijne had een ambigue relatie met hem. Hij noemde Vermeylen in een brief aan Lode Ontrop een 'groot dilettant, die zich veel vergist maar toch steeds verstandelijk-interessant blijft'. Vermeylen wordt vaak verweten dat hij zich na de eeuwwisseling steeds meer conformeerde. Na de Eerste Wereldoorlog koos hij voor een carrière in de politiek en werd hij een boegbeeld van de socialisten.

Woestijne, Paul van de (° 1905 - ✝ 1963)

Zoon van Karel van de Woestijne, die na zijn proefschrift als specialist in middeleeuws Latijn aan de universiteit van Gent verbonden was.

Woestijne-Van Hende, Maria (Mariette) van de (° 1884 - ✝ 1968)

Echtgenote van Karel van de Woestijne. Ze trouwden op 13 februari 1904 en kregen samen een zoon (Paul) en een dochter (Lily). Dochter van een echtpaar dat in het centrum van Gent een zaak had waar spiegels werden gemaakt en verkocht.