<Resultaat 1065 van 1419

>

Dus, beste vrienden, deze gemarineerde haring verorberd zijnde, (en waarom niet? waarom zou ik, bij mijn vier-ure-boterham geen, demokratische ja, maar niet te minder smakelijke haring hebben gegeten, al werpt ge me tegen dat hij me dorstig maken zal? Maar bestaan er dan geen Vlaamsche bieren meer?) dus, zei ik, beste vrienden, antwoord ik u op uw brief van 10 jongstleden, die ons alleszins getroffen heeft door de sierlijkheid des stijls, de beleefde gratie van eene zeer-overbodige dank-zegging, en de pittige kernigheid van den vloeienden verhaal-trant.[1]
— Sierlijkheid des stijls, zei ik... Maar het zal onnoodig zijn, nietwaar, mijne Heeren (ik spreek uwe lijk-rede uit, Manuël), de fijne aardigheid te loven die 't geringste proza-werk van hem die te-recht genoemd werd: de man met het meeste gevoel der Verdussenstraat kenmerkt...[2]
Ik zal dus liever wijlen bij uwe dankzegging, o dubbele vrienden, die ik noemde (de dankzegging) overbodig. Want ja, wat is een pot? Een pot is een pot, en hem te hebben is de konst (Dat is een Singaleesch spreek-woord). En of hij nu 't kind is — stoute beeld-spraak! — van uwe eigen duiten, ofwel hij u (tarief II) uit Gent werd toegestuurd.. — zal u dat beletten te vinden dat ik onnoozelen praat vertel?
En die verzen, ja, die Verzen...[3] Ik ben ál te gelukkig dat gij er eenig genoegen bij hebt gehad, om u niet dankbaar, ik zelve, te zijn, dat gij mij de gelegenheid hebt gegeven ze te schrijven. En dat ge vereerd zijt, Manuël? Och kom: tout l'honneur est pour moi. Ten zij wij die eer overbrachten op den drukker, die daar toch schoon werk heeft geleverd, vindt-de niet ?...
— En nu, de verhaal-trant... Maar hij haalt het niet bij uwe noteversjes, o Manuël. Die houden wij als relikwieën, als ge 't ons wilt toelaten; want, aten wij van de noten niet, dan mogen we toch de pampierkes houden, niewaar?[4] Manuël, gij zijt de luimige Juvenalis van Vlaandrenland... Maar laat uw schoonmoeder zich zoo maar bij nen bellefleur vergelijken, vooral als ze in goed humeur is? Ne bellefleur, ziet-de, dat is altijd iet of wat zuur! Ik zou een corpenduutje verkiezen...[*]
— Maar om ernstig te worden: ik heb, bij 't in orde brengen van oude papieren, eene herontdekking gedaan: die van het repertorium van een oude Gentsche poesjenellenkelder, repertorium dat ik in handschrift geërfd heb van den eigenaar van bewusten theater, als deze (de eigenaar) "après fortune faite" (sic est) zich terug-trok.[*] Ge moet daar komen naar luisteren: 't is pyramidaal.[*] Ik ga het overigens, met eene ernstige studie-inleiding en nota's van vergelijkende literatuur, uitgeven, misschien wel (waarom niet?) in "Taal en Letteren"![5] Miender zullen nog lachen![*]
Ander nieuws: een aldervriendelijkste brief van Vermeylen (August) die me een rendez-vous vraagt;[6] en kan ik naar Brussel niet gaan, dan zal hij zelf naar Gent komen. Wat mag dáar weer achter schuilen? God, behoed ons van alle letterkundige pomperijen,[*] en laat me astemblief gerustig aan mijn "dubbelen Nachtegaal" werken![7]
— Intusschen stopt Mariëtte mijn broek met het meeste geduld van Vlaanderen. Ze heeft de tranen in hare oogen gehad als ze in uwe rijmpkens gelezen heeft dat ze er niet bij vergeten was, en dan nog vernam hoe ze uw hart gestolen had. Dat is toch een goed jonk, dat! Maar ze begint toch een beetje zwaar van lijve te worden, vindt ze, en ongemakkelijk in 't gaan.
Waarmede wij verblijven, zachtzinnige en goedaardige vrienden, met het hart en niet met de pen
Uw verklevende Karel en Mariëtte.
ik zie hier myne père[*] met charlès's broek, t'es vreed! hij heeft daar dingen geschreven van mij, die 'k hoogst ongemanierd vind.
van hart Aan u twee
Mariette

Annotations

[1] De brief die De Bom op 10 oktober 1904 heeft geschreven, is niet bewaard.
[2] 'De man met het meeste gevoel': zie brief 61, noot 3.
[3] Van de Woestijne bedoelt de twee 'Epigrammatische gedichten' voor Nora de Bom en Victor dela Montagne. Zie brief 79, noot 4.
[4] Aangezien de brief van De Bom niet is bewaard, is het onduidelijk waarnaar Van de Woestijne verwijst. Uit deze alinea lijken we te kunnen afleiden dat De Bom noten heeft opgestuurd naar Van de Woestijne, met daarbij enkele verzen.
[*] 'Bellefleur' en 'korpendu' (zie brief 47, noot 2) zijn allebei appelsoorten. De eerste staat bekend als (helder gekleurde) tafelappel en de tweede als zuurdere soort. Van de Woestijne verwart ze dus kennelijk (al dan niet bewust) met elkaar.
[*] 'Poesjenellen' zijn stangpoppen. Met die poppen werd (en wordt in Antwerpen nog altijd) gespeeld in primitieve theaterzaaltjes, vaak in een kelder. Om welke specifieke poesjenellenkelder (en welke eigenaar) het hier gaat, werd niet achterhaald.
[*] 'Pyramidaal': enorm, fantastisch.
[5] Van de Woestijne heeft zich aan dat voornemen niet gehouden.
[*] 'Miender': zie brief 58, noot 1.
[6] De brief is niet bewaard.
[*] 'Pomperij': pracht en praal. Van de Woestijne bedoelt de extra-literaire beslommeringen waarmee een schrijver te maken krijgt.
[7] 'De dubbele nachtegaal' is een cyclus uit De boomgaard der vogelen en der vruchten waarin twee nachtegalen met elkaar 'praten'.
[*] 'Zijn père zien': (gew.) zwaar afzien, lijden. Hier wordt bedoeld dat het stoppen van de broek van haar echtgenoot geen gemakkelijk karwei is.

Register

Naam - persoon

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Juvenalis, Decimus Junius (° 0060 - ✝ 0140)

Romeinse hekeldichter die vooral bekend is vanwege zijn Satirae.

Montagne, Victor dela (° 1854 - ✝ 1915)

Bibliofiel, dichter en vriend van Emmanuel de Bom, die in 1907 zijn twee dichtbundels heeft heruitgegeven. Medestichter van het Tijdschrift voor Boek- en bibliotheekwezen. Hij vervulde verscheidene functies binnen het Ministerie van Justitie, waarvan hij uiteindelijk directeur werd.

Vermeylen, August (° 1872 - ✝ 1945)

Aanvankelijk sterk anarchistisch geïnspireerde en non-conformistische schrijver die het vooral moest hebben van zijn essays. Tot zijn voornaamste bijdragen aan Van Nu en Straks (waarvan hij in een aantal opzichten de geestelijke leider was) behoren behalve zijn literaire kronieken ook zijn opstellen Kritiek der Vlaamsche Beweging en Kunst in de vrije gemeenschap. Van de Woestijne had een ambigue relatie met hem. Hij noemde Vermeylen in een brief aan Lode Ontrop een 'groot dilettant, die zich veel vergist maar toch steeds verstandelijk-interessant blijft'. Vermeylen wordt vaak verweten dat hij zich na de eeuwwisseling steeds meer conformeerde. Na de Eerste Wereldoorlog koos hij voor een carrière in de politiek en werd hij een boegbeeld van de socialisten.

Woestijne-Van Hende, Maria (Mariette) van de (° 1884 - ✝ 1968)

Echtgenote van Karel van de Woestijne. Ze trouwden op 13 februari 1904 en kregen samen een zoon (Paul) en een dochter (Lily). Dochter van een echtpaar dat in het centrum van Gent een zaak had waar spiegels werden gemaakt en verkocht.