<Resultaat 1069 van 1419

>

Beminde Manuël en mede-lid,
mitsgaders geachte vrouwe Nora,
(à propos: onze kat heette ook Nora, maar ze is weggeloopen; wie weet in welken buik spoorloos verdwenen!)
De lang-gewachte dag is dan eindelijk gekomen, dat ik de pen in die hand vermag te nemen om u den staat van onze gezondheid te laten vernemen; en wij verhopen van u hetzelfde. Mariette stelt het goed, heel goed zelfs, — al is het meer dan ooit wáar dat het relatieve alleen de wereld regeert; 't is te zeggen: dat zij nu juist al de geneuchten niet en smaakt van het onmondig kind of het onnoozel mans-persoon, daar ze, gelijk ge weet, een kerste-kindeken moet koopen, dat niet veel langer dan eene maand nog ongeboren blijven zal. Intusschen houdt ze zich struisch ("struisch" est le mot), maar ze wordt altemets[*] danig moe, en ze doet me soms koud zweet in den rug krijgen, als ze, bij een of ander ongemak, meent dat het barenswee ontijdig gaat beginnen. — Ja, mannuël, 't en is geen klein spel voor een man, als hij op 't punt staat vader te worden!
Dat laatste slaat op míj. Gedoog dus dat ik u met mij rijzekens(1) bezig hou.[*]
Ik stel het goed. Wát stel ik goed? Ik stel veel letters goed op het papier: een lange, lange bijdrage verzen voor "Vlaanderen",[1] een voordracht tegen Maandag in 't Algemeen Ned[erlandsch] Verbond (ik verzoek u er niet voor over te komen),[2] een kroniek over Jezus den Verhulstenaar,[3] dat een danig pertig boek is, al is het als blijspel niet fijn genoeg. Ik ga aan Verhulst bewijzen dat hij dom is.
Hebt ge de proloog ofte opdracht gelezen? Om "Jezus" te maken, neem Jan van Rijswijck en hou om de liefde Gods niet op aan hem te denken. En dan wordt-de zeker bekroond met een krans van vijffranksche stukken,... Maar gezwegen daarover, en gesproken over mijne neurasthénie.[4] Om eene neurasthenie te genezen, neem Jezus de Verhulstenaar (toujours lui!), want lachen is de beste zalve voor de neurasthenie. Ik heb gelachen, en zie: ik ben rijzekens, ja, danig rijzekens aan 't genezen. 't Is te zeggen... dat ik nog wel een beetje zou moeten rusten.
Maar de tijd, Meneer, waar graaf ik den tijd uit op?
En ze moesten me dan nog redactie van Vlaanderen maken![5] 't En is niet dat ge niet wel bedankt zijt voor uwe stem... maar 't heeft me toch al veel kommer en vier postzegels van 10 centiemen elk gekost!
Ik wist dat de Meyere er bij moest. Vermeylen was me daarover komen spreken,[6] en van Langendonck had er over geschreven.[7] Dan heb ik gevonden dat, door hem in de redactie op te nemen, en op conditie dat hij niet te veel van zijnen neuze zou kunnen maken[*] (men had hem, b.v., het oordeel over kritische opstellen niet moeten toe vertrouwen: hij is onbevoegd), dan heb ik gevonden, zeg ik, dat het alzoo 't beste middel is om hem onschadelijk te maken, en tevens de Vlaamsche letterkoek van schadelijke vliegen te zuiveren zonder dat Vic iets te zeggen heeft. Ah! ge gaat slechte gedichten buiten-gekegeld zien, van díe menschen juist die op de Meyere rekenden om hun verzen geplaatst te krijgen...
— Onder ons: ik geloof niet dat deze het meer dan éen jaar in de redactie uithoudt... Maar 't zal toch altijd dát zijn... — Heeft hij overigens reeds aangenomen? — Men zal in allen gevalle voor hem moeten oppassen! — Want ze zijn al bezig, hoorde ik, om andere tijdschrift-ontwerpen te konkelfoezen. Baekelmans, hoorde ik, gaat zwanger ('t moet zijn dat hij Parthenogeen is,[*] want wie zou zot genoeg zijn om hem in dien toestand te brengen?) van een Vlaamschen "Mercure de France":[8] 't is mijnen epigoon Herckenrath die mij zulke nieuwsjes aan brengt. Ik veeg er overigens mijn botten aan[*] (ook aan Herckenrath): de Tijdt zal Leeren.
Kende-gij Albert Verwey? Dat is uiterlijk een jongeren broer van onzen Lammen vriend,[9] maar in 't leelijke. Anders een sjarmant man, met treffelijken eet-lust. En gedienstig! En vader! (want hij heeft zes kinderen, en is pas drie-vier jaar ouder dan gij, o Manuël) en als mensch zoo weinig Nieuwe-Gids![10] — Ah, kon die man er zich maar toe bepalen niet te schrijven!
Waarmede wij verblijven (want, uitgepraat, laat ik u het woord) uw verklevende vriend en vriendinne.
(Ik schrijf op Slijpstraat, maar ik heb aan Mariëtte getelephoneerd om te zeggen dat ik u schreef. En ze gaf me groot gelijk, en kraaide u per telephoon een wuivende goedendag toe. En ik voeg er den mijnen toe, van monkelenden mond en buigende borst, waar een linkerhand op ligt)
(1) Ik ben "'t Bedrijf van den kwaden Teirlinck" aan 't lezen:[11] gij zult het arets[*] alleszins gewaar hebben geworden.

Annotations

[*] 'Altemets': soms. Van de Woestijne gebruikt in deze brief opvallend veel van dit soort archaïsch-gewestelijke woorden, en geeft daarvoor zelf een verklaring in zijn eigen voetnoot (1) onder de brief. Zie ook [*] en [*] voor voorbeelden en [11] voor meer toelichting.
[*] 'Rijzekens' (of 'reizekens'): (gew.) een ogenblik, even.
[1] Van de Woestijne publiceerde tien gedichten uit De boom-gaard der vogelen en der vruchten in Vlaanderen, jrg. 2, nr. 12 (december 1904), p. 557-576.
[6] Vermeylen was op 19 oktober 1904 bij Van de Woestijne geweest. Zie brief 87.
[7] De brief is niet bewaard.
[*] 'Van zijn neus maken': (gew.) klagen, moeilijk doen, drukte maken.
[*] 'Parthenogeen': zichzelf voortplantend.
[8] Mercure de France was de voortzetting van Le Mercure galant, een cultureel blad dat sedert het einde van de 17de eeuw verscheen. In 1890 werd het door Alfred Vallette en enkele bevriende symbolisten opnieuw als literair tijdschrift opgestart. Het kon rekenen op publicaties van onder meer Stéphane Mallarmé. Het tijdschrift bracht eigen uitgaven van literaire werken op de markt. Mercure de France bestaat nog altijd.
[*] 'Botten': laarzen. Zie brief 31, noot 9.
[9] 'Onzen Lammen vriend': Victor dela Montagne.
[10] De Nieuwe Gids verscheen tussen 1885 en 1943. Na de eeuwwende had het tijdschrift zijn meest belangwekkende tijdperk al achter de rug. Vooral in zijn eerste decennium was het de spreekbuis van de nieuwe generatie schrijvers uit Nederland. De betrokkenheid van de Tachtigers verleende aan het tijdschrift een niet aflatende bekendheid.
[11] Herman Teirlinck, 't Bedrijf van den kwade, Van Dishoeck, Bussum, 1904. Van de Woestijne spot in deze brief met het gewestelijke, archaïsche en tegelijk plechtstatige taalgebruik van Teirlinck.
[*] 'Arets' (gew.): even.

Register

Naam - persoon

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Herckenrath, Adolf (° 1879 - ✝ 1958)

Dichter, toneelschrijver, boekhandelaar en drukker. Hij was een klasgenoot van Van de Woestijne, en vooral tijdens hun jeugd waren ze goed bevriend. Van de Woestijnes Laethemsche brieven over de lente zijn aan hem gericht.

Langendonck, Prosper van (° 1862 - ✝ 1920)

Medestichter van Van Nu en Straks die jarenlang als ambtenaar in Brussel heeft gewerkt. In de redactie van dat tijdschrift was hij de enige katholieke redacteur. Hij was ook ouder dan de anderen. Daardoor fungeerde hij min of meer als hun mentor. Als overgangsfiguur stimuleerde hij hun literaire vernieuwingsdrang, maar vestigde hij ook hun aandacht op het grote talent van enkele voorgangers, zoals Guido Gezelle. Hij publiceerde slechts één bundel romantische gedichten, Verzen (1900). De Bom en vooral Van de Woestijne koesterden een grote bewondering voor hem. Die bewondering nam niet af, ook niet toen Van Langendonck steeds heviger verschijnselen van (erfelijke) schizofrenie begon te vertonen.

Meyere, Victor de (° 1873 - ✝ 1938)

Schrijver en volkskundige. Hij heeft Van de Woestijne geïntroduceerd in de groep rond Van Nu en Straks, het tijdschrift waaraan hijzelf tijdens de eerste reeks meewerkte. Van de Woestijne heeft hem eind april of begin mei 1895 voor het eerst ontmoet.

Montagne, Victor dela (° 1854 - ✝ 1915)

Bibliofiel, dichter en vriend van Emmanuel de Bom, die in 1907 zijn twee dichtbundels heeft heruitgegeven. Medestichter van het Tijdschrift voor Boek- en bibliotheekwezen. Hij vervulde verscheidene functies binnen het Ministerie van Justitie, waarvan hij uiteindelijk directeur werd.

Rijswijck, Jan van (° 1853 - ✝ 1906)

Burgemeester van Antwerpen tussen november 1892 en februari 1906.

Teirlinck, Herman (° 1879 - ✝ 1967)

Auteur van romans, poëzie en theater. Heeft zowel aan Van Nu en Straks, Vlaanderen als aan het Nieuw Vlaams Tijdschrift meegewerkt, waardoor hij als het ware een halve eeuw de literatuur en de geest van de Van Nu en Straks'ers heeft voortgezet. Samen met Van de Woestijne publiceerde hij in 1928 de brievenroman De leemen torens.

Verhulst, Rafaël (° 1866 - ✝ 1941)

Schrijver, lector en publicist, die ook wel onder het pseudoniem Koen Ravestein schreef. In 1905 werd hij hulpbibliothecaris van de Antwerpse stadsbibliotheek. Voordien was hij hulparchivaris in het Antwerpse stadsarchief. Hij genoot bekendheid als journalist bij Het laatste nieuws en door de uitgave van het weekblad Uilenspiegel (1901-1902). Voor Jezus de Nazarener kreeg hij de driejaarlijkse staatsprijs voor toneelletterkunde.

Vermeylen, August (° 1872 - ✝ 1945)

Aanvankelijk sterk anarchistisch geïnspireerde en non-conformistische schrijver die het vooral moest hebben van zijn essays. Tot zijn voornaamste bijdragen aan Van Nu en Straks (waarvan hij in een aantal opzichten de geestelijke leider was) behoren behalve zijn literaire kronieken ook zijn opstellen Kritiek der Vlaamsche Beweging en Kunst in de vrije gemeenschap. Van de Woestijne had een ambigue relatie met hem. Hij noemde Vermeylen in een brief aan Lode Ontrop een 'groot dilettant, die zich veel vergist maar toch steeds verstandelijk-interessant blijft'. Vermeylen wordt vaak verweten dat hij zich na de eeuwwisseling steeds meer conformeerde. Na de Eerste Wereldoorlog koos hij voor een carrière in de politiek en werd hij een boegbeeld van de socialisten.

Verwey, Albert (° 1865 - ✝ 1937)

Nederlandse dichter en essayist die in 1885 met enkele gelijkgezinden De Nieuwe Gids oprichtte. Vier jaar later verliet hij de redactie om samen met Lodewijk van Deyssel in 1894 het Tweemaandelijksch Tijdschrift voor letteren, kunst, wetenschap en politiek op te richten. Dat blad werd in 1902 omgedoopt in De xxe Eeuw, waar Verwey in 1904 uitstapte om alweer een nieuw blad op te richten, m.n. De Beweging, algemeen maandschrift voor letteren, kunst, wetenschap en staatkunde.

Woestijne, Paul van de (° 1905 - ✝ 1963)

Zoon van Karel van de Woestijne, die na zijn proefschrift als specialist in middeleeuws Latijn aan de universiteit van Gent verbonden was.

Woestijne-Van Hende, Maria (Mariette) van de (° 1884 - ✝ 1968)

Echtgenote van Karel van de Woestijne. Ze trouwden op 13 februari 1904 en kregen samen een zoon (Paul) en een dochter (Lily). Dochter van een echtpaar dat in het centrum van Gent een zaak had waar spiegels werden gemaakt en verkocht.