<Resultaat 1107 van 1419

>

KAREL VAN DE WOESTYNE aan
Nora & Manuël de Bom.
't Is eerst om u van harte proficiat te wenschen, o echt-paar onzer vriendschap, 'dat Nora weêr het pad der gezondheid bewandelt, en u te zeggen dat het ons deugd aan 't hart doet, het te vernemen. Moge de lucht van Cappellen, in deze lieflijke October-maand, hare longers[*] in perfecten toestand terugbrengen en haar voor aanstaanden winter bestand maken tegen de ergste buien, Amen! — 't Is gelijk, ze moet niet meer herbeginnen, zulle! Want, daargelaten dat het ook voor háar beter is, heeft ze ons eene alteratie van belang gegeven!... Enfin, all well that ends well, gelijk onze geachte collega Shakers-peare zou hebben gezeid (in't Engelsch).[1]
't Is ten tweede om mij gauw af te maken van de commissie van onze geachte confrater Enschedé.[2] Ziehier: de Praetere heeft, als ik goede memorie heb, eerst tot in 1900 in Gent gedrukt ("Lenteleven", "Verzen" van Teirlinck, een paar prospectussen, een — zeer schoonen — omzendbrief voor een Avelghemsch wijn-han-delaar (vragen aan Streuvels) en de "Katalog der Ausstellung Vlämischer Künstler" in Krefeld.[3] Daarna eerste, zes- of zeven-maandsch, verblijf in Krefeld, er heen geroepen door Dr Deneken, kustos van het Kaiser Wilhelm-museum, als leeraar, aldaar, aan de Kunstgewerbe-Schule. — Naar Laethem terug, waar hij weêr aan den druk gaat: Vader-huis, Natuur van De Clercq, Lucifer van Vondel.[4] In 1903, weêr naar Krefeld, waar hij weêr teekenleeraar wordt, niet meer, echter, aan de Kunstgewerbe-Schule, geloof ik [te vragen aan zijn oud-Collega J[ohan] Thorn-Prikker, professor aan de Kunstgewerbe Schule, Krefeld]. Eindelijk, tot aller niet geringe verwondering: in 1905, benoemd tot Kustos van het Museum (zuivere en "ange­wandte" Kunst) van Zürich, ievers in Zwitserland.
Et voilà! Voeg daarbij dat hij 26 oud is, en in 't bezit, neem me niet kwalijk, van een vollen baard, eene vrouw waar hij op slaat, en een plat kind,[*] plus veel "toupet"[*] en eene grenzelooze aanstellerij.
Waarmede ik verblijf, Mijnheer en geachte confrater, uw zeldzaam-genegen dienaar.
En ten derde is 't, o Manuël, om een half uurken met u te klappen. — Met ons is het zeer goed, merci! Maar met mij persoonlijk toch niet heelemaal goed: ik houd me hier, zonder de minste karottentrekkerij,[*] op Laethem, met een hoest en eene pijn-aan-de-borst, die niet wijken willen
voor de pillen
teer uit Noorwegen, mij tegen zulke ongemakken door medikale sommiteiten ten zeerste aanbevolen. 't Is gelijk, de toekomst lacht me de borst niet tegen. Enfin, God-betere 't! Maar 't is toch niet zonder me pijn te doen en nare gedachten te geven...
Zoodat langen Donck ook u aangedaan heeft.[*] Ik zal hem niet veel meer inviteeren: Mariette is er stapelzot van... — Maar vindt gíj ook niet dat hij werkelijk goed is, tegenwoordig? — Heeft hij u (in vertrouwen) over "Vlaanderen" niet gesproken? Ik ben benieuwd het te weten. Nu dat van Langendonck weêr tot werk-kracht schijnt te komen, en, wat beter is, tot werk-lúst, zouden wij alles moeten uit den weg ruimen wat hem hindert, vindt ge niet? Hij is toch onze ernstigste kracht hier in "Vlaanderen", ik wil zeggen: de ernstigste gedachten-kracht, de "synthetiseerder" met machtig samenvattings vermogen, en ik zou willen dat hij in "Vlaanderen" in werkelijkheid aan het hoofd sta. Ik denk wel dat hij er met u ook zal over gesproken hebben, gelijk met mij: er zijn menschen die hem in "Vlaanderen" tegen staan, en, meent hij, hem achterbaks kwaad willen. (Verdenk nu (als hij er u niet over gesproken heeft) noch Vermeylen, noch, natuurlijk, Hegenscheidt!) Ge weet wat een ontzenuwend gevolg zelfs zulk vermoeden op een fijnbesnaard mensch als v[an Langendonck] heeft, en bij hem volstaat om hem het werken te beletten. Dáarom moeten wij hem, vind ik, ruggesteunen: "Vlaanderen" zal er ook al bij winnen...
— Voor 'tgeen die ruzie in het Laethemsch Landerneau aangaat:[5] dat is al lang verboomd, en niemand denkt er nog aan. Wij hebben de overtuiging dat van Winter[6] op een goeden morgen George Minne (die zich een beetje leelijk heeft voor gedaan)[7] bij ons zal binnentreden, en doen zal als of er niets ware gebeurd; ik weet dat hij, die zeer gesteld is op het "qu'en dira-t-on",[*] van nu af aan wroeging heeft. Hetgeen wil zeggen dat die ruzie niet meer zal zijn geweest dan... (neem me niet kwalijk, Nora) eene sch..t in een flesch, gelijk ze in Gent zeggen, of, weêr om met gezel Bill te spreken: "much ado about nothing"...[8] Wat triestiger is, dat mijne goede vriend Heinrich Nauen en de verkleefde vriendin van Mariette, Frau Nauen von Malachowsky binnen enkele dagen weêr naar de Heimath abreisen.[9] 't Zal een gat zijn in onze, muzikale en andere, avond-stonden...
En wat heeft Gustaaf u dan zoo "gemütliches" verteld, dat de Saedeleer er zijn broeken zou bij verteeren?[*]
Want ziet-de wel, 'k en ben niet nieuwsgierig, maar 'k wete geren alles... waarmede wij verblijven, achtbare vrienden,
uwe dierbare dienaars
Mariette & Karel.
Dag Nora, dag Manuel
Bien dormir!...
eenen toes van Paul[*]
Mariette

Annotations

[*] 'Longers': longen.
[1] William Shakespeare, All's well that ends well (1603).
[2] In zijn nochtans vrij volledig bewaarde correspondentie met De Bom is van Enschedé geen verzoek om informatie over De Praetere terug te vinden. Op 7 september 1905 schreef hij wel dat hij materiaal verzamelde om een literatuuroverzicht te schrijven over 'het boekenbedrijf' tijdens de jaren 1904-1905. Misschien had zijn verzoek daarmee te maken.
[3] Ausstellung Vlämischer Künstler im Kaiser Wilhelm Museum Krefeld was het eerste boek dat Julius de Praetere drukte (1898). Nadien volgden Stijn Streuvels' Lenteleven (1899) en Herman Teirlincks Verzen (1900), al zou dat laatste boek in realiteit eigenlijk gedrukt zijn door Louis van Melle. Zie N.V. De PRAETERE S.A. Kroniek van een mislukking. Een onbekende briefwisseling ingeleid en geannoteerd door Paul Thiers, De Carbolineum Pers, Wildert, 2004, p. 19.
[4] De Praetere drukte Joost van den Vondels toneelstuk Lucifer in 1902. Van de Woestijnes debuutbundel Het vader-huis werd gedrukt in 1903. Een jaar later volgde René de Clercqs Natuur.
[*] 'Plat kind': kind dat nog niet kan lopen of rechtop staan.
[*] 'Toupet': branie, (overdreven) zelfverzekerdheid.
[*] 'Zonder karottentrekkerij': zonder te liegen, zonder te doen alsof.
[*] 'Aangedaan': hier in de betekenis van 'bezocht'.
[5] Landerneau: 'brugstad' in Frankrijk.
[6] 'Van Winter': geen eigennaam, maar kort voor 'van de winter', deze winter.
[*] 'Qu'en dira t'on': wat men ervan zal zeggen (de roddels).
[8] William Shakespeare, Much ado about nothing (1600).
[*] 'Zijn broeken verteren': in een slecht daglicht komen te staan.
[*] 'Toes': kus.

Register

Naam - persoon

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Clercq, René de (° 1877 - ✝ 1932)

Vlaamse schrijver, dichter, componist en politiek activist. Via Emmanuel de Bom geraakte hij betrokken bij het tijdschrift Van Nu en Straks.

Deneken, Friedrich (° 1857 - ✝ 1927)

Directeur van het Kaiser Wilhelm Museum in Krefeld tussen 1897 en 1922.

Enschedé, Jan Willem (° 1865 - ✝ 1926)

Boekhistoricus, musicoloog, stadsbibliothecaris van Haarlem en archivaris. Hij was goed bevriend met De Bom. Vanaf de tweede jaargang (1904) was hij redacteur van het Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen. Daarnaast publiceerde hij ook geregeld artikelen in de invloedrijke Drukkersjaarboeken van drukkerij Ipenbuur en Van Seldam, die geleid werd door zijn zwager Berend Modderman.

Hegenscheidt, Alfred (° 1866 - ✝ 1964)

Bioloog, aardrijkskundige, musicus, dichter en filosoof. Hij werkte als hoogleraar aan de ulb. Zijn voornaamste bijdragen aan Van Nu en Straks waren het opstel 'Rythmus' en het lyrische drama Starkadd.

Langendonck, Prosper van (° 1862 - ✝ 1920)

Medestichter van Van Nu en Straks die jarenlang als ambtenaar in Brussel heeft gewerkt. In de redactie van dat tijdschrift was hij de enige katholieke redacteur. Hij was ook ouder dan de anderen. Daardoor fungeerde hij min of meer als hun mentor. Als overgangsfiguur stimuleerde hij hun literaire vernieuwingsdrang, maar vestigde hij ook hun aandacht op het grote talent van enkele voorgangers, zoals Guido Gezelle. Hij publiceerde slechts één bundel romantische gedichten, Verzen (1900). De Bom en vooral Van de Woestijne koesterden een grote bewondering voor hem. Die bewondering nam niet af, ook niet toen Van Langendonck steeds heviger verschijnselen van (erfelijke) schizofrenie begon te vertonen.

Malachowski-Nauen, Marie von (° 1880 - ✝ 1943)

Duitse kunstenares die houtsnijwerk en schilderijen maakte, voornamelijk (kinder-)portretten, stillevens en landschappen. Ze was getrouwd met Heinrich Nauen.

Minne, George (° 1866 - ✝ 1941)

Gentse tekenaar, boekillustrator en (vooral) beeldhouwer. In 1891 werd hij lid van 'Les XX'. Op zoek naar afzondering en stilte vestigde hij zich op 21 juni 1899 in Sint-Martens-Latem. Daar werd hij samen met de gebroeders Van de Woestijne (met wie hij een nauwe vriendschapsband had) een centrale figuur van de eerste groep Latemse kunstenaars.

Nauen, Heinrich (° 1880 - ✝ 1940)

Duitse expressionistische schilder. Hij was getrouwd met Marie von Malachowski.

Praetere, Julius de (° 1879 - ✝ 1947)

Typograaf, schilder en sierkunstenaar. Hij behoorde tot de eerste groep kunstenaars die zich in Latem vestigden, waar hij op zijn handpers eerste drukken van Guido Gezelle, Karel van de Woestijne, Stijn Streuvels en Herman Teirlinck vervaardigde. Van 1905 tot 1912 was hij directeur van de kunstnijverheidsschool in Zürich, van 1915 tot 1917 vervulde hij die functie in de hogere kunstnijverheidsschool van Basel.

Saedeleer, Valerius de (° 1876 - ✝ 1941)

Socialistisch en anarchistisch geïnspireerde landschapsschilder uit de eerste groep Latemse kunstenaars.

Shakespeare, William (° 1564 - ✝ 1616)

Wellicht de bekendste dichter en toneelschrijver uit de literatuurgeschiedenis.

Streuvels, Stijn (° 1871 - ✝ 1969)

Pseudoniem van: Frank Lateur.

Bakker van opleiding, maar als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, De Gids en De Nieuwe Gids. Hij was een vriend van Van de Woestijne en (vooral) van De Bom. Samen met hen stichtte hij het tijdschrift Vlaanderen (1903-1907). De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.

Teirlinck, Herman (° 1879 - ✝ 1967)

Auteur van romans, poëzie en theater. Heeft zowel aan Van Nu en Straks, Vlaanderen als aan het Nieuw Vlaams Tijdschrift meegewerkt, waardoor hij als het ware een halve eeuw de literatuur en de geest van de Van Nu en Straks'ers heeft voortgezet. Samen met Van de Woestijne publiceerde hij in 1928 de brievenroman De leemen torens.

Thorn-Prikker, Johan (° 1868 - ✝ 1932)

Nederlandse kunstenaar die lange tijd in zijn geboorteland werd miskend. Daarom bouwde hij een carrière op in het buitenland. Tussen 1904 en 1910 was hij werkzaam als leraar aan de Kunstgewerbeschule van Krefeld. Zijn werk omvat onder meer wandschilderijen, glas in lood en mozaïeken.

Vermeylen, August (° 1872 - ✝ 1945)

Aanvankelijk sterk anarchistisch geïnspireerde en non-conformistische schrijver die het vooral moest hebben van zijn essays. Tot zijn voornaamste bijdragen aan Van Nu en Straks (waarvan hij in een aantal opzichten de geestelijke leider was) behoren behalve zijn literaire kronieken ook zijn opstellen Kritiek der Vlaamsche Beweging en Kunst in de vrije gemeenschap. Van de Woestijne had een ambigue relatie met hem. Hij noemde Vermeylen in een brief aan Lode Ontrop een 'groot dilettant, die zich veel vergist maar toch steeds verstandelijk-interessant blijft'. Vermeylen wordt vaak verweten dat hij zich na de eeuwwisseling steeds meer conformeerde. Na de Eerste Wereldoorlog koos hij voor een carrière in de politiek en werd hij een boegbeeld van de socialisten.

Vondel, Joost van den (° 1587 - ✝ 1679)

Nederlandse dichter en toneelschrijver.

Woestijne, Gustave van de (° 1881 - ✝ 1947)

Van zijn drie broers had Karel van de Woestijne met Gustave het beste contact, al was het maar omdat ze beiden artistieke aspiraties hadden. Na hun jeugdjaren in Gent vestigden ze zich in 1900 in Sint-Martens-Latem en werden ze spilfiguren van de eerste groep Latemse kunstenaars. Gustave groeide uit tot een van de bekendste Vlaamse schilders van de twintigste eeuw.

Woestijne, Paul van de (° 1905 - ✝ 1963)

Zoon van Karel van de Woestijne, die na zijn proefschrift als specialist in middeleeuws Latijn aan de universiteit van Gent verbonden was.

Woestijne-Van Hende, Maria (Mariette) van de (° 1884 - ✝ 1968)

Echtgenote van Karel van de Woestijne. Ze trouwden op 13 februari 1904 en kregen samen een zoon (Paul) en een dochter (Lily). Dochter van een echtpaar dat in het centrum van Gent een zaak had waar spiegels werden gemaakt en verkocht.