<Resultaat 1131 van 1419

>

Helaas, Manuël, het is maar ál te waar: het plagiaat is maar ál te duidelijk!...[1] Dat de Meyere tweemaal (eerst in De nieuwe Arbeid, daarna in Avondgaarde) vergeten heeft "vrij naar Samain" onder zijn vertaal-werk te zetten, kan dat eene nalatigheid heeten? Of moet men niet denken aan opzet?
Ik stuur u hierbij den Groenen Linde: ge zult, even als Teirlinck, als Vermeylen, als ík overtuigd zijn dat er plagiaat is.
Wil ik daarom dien Joris Eeckhout wit wasschen? God-bewaar-me! En ten bewijze: dit historietje.
Ik ken dien Eeckhout heel goed: hij woont op Slijpstraat in een huis van ons. — Nu kwam hij me onlangs vertellen van zijne plagiaat-ontdekking, heel fier erop dat hij het in zijne macht had de Meyere klein te maken. Ik ried hem af die zaak geruchtig te maken, en heel voorzichtig te zijn in wat hij zei. Maar hij jubelde te zeer dat hij naar mijn raad luisteren wou... — Tezelfder tijd kwam het eruit dat hij eene lange, lovende studie over mij had geschreven, die met een portret van mij moest verschijnen in de Februari-aflevering van de Dietsche Warande en Belfort. Zoodra ik nu den Groenen Linde gelezen had met zijn smeerlapperijtje erin heb ik geschreven aan Mej. Belpaire, om haar dringend te verzoeken die studie niet op te nemen. Ik hoop dat ze aan mijn verzoek gevolg geeft: dat zal dien kleinen Eeckhout een lesje zijn.[2]
— En wat Rudelsheim aangaat... ik ken hem te goed om hem, ook buiten dít geval, niet met al mijne verachting te behandelen...[3]
— Wat nu met de Meyere te doen valt? Ja, zoo in-eens "bannen", dat is wat kras, — hoewel misschien onvermijdelijk. 't Beste is, meen ik, Streuvels' raad te volgen (zie hierbij-gaanden brief) en de Meyere uit te noodigen zich in "Vlaanderen" te verklaren — Wil zoo vriendelijk zijn Streuvels' brief aan Vermeylen over te sturen, ter kennis-neming, en hem aan Teirlinck en van Langendonck te toonen. Ik zal hem schrijven.[4]
— Nu, Simons. Jongen, Mariette en ik zijn waarlijk zéer gelukkig dat het zoo mooi gaat.[5] 't Is de eerste maal dat me zooiets meêslaat. Zal ik rechtstreeks met Simons onderhandelen, of wilt gij middelaar blijven? 't Zou me groote vreugde zijn!
Meld hem intusschen, a.u.b., het volgende: "de Dubbelzinnige Verhalen" zijn verkocht aan dien exploiteur van een van Dishoeck, die er me... 200 franken voor betaalt. — Maar voor die keur-bibliotheek zou ik over een paar maanden reeds "Les Diaboliques", uitmuntend daarvoor geschikt, kunnen vertaald hebben.[6] — Voor de "Wereld-bibliotheek" vind ik het, evenals gij, prachtig, eene samenvattende vertaling van Homeros aan te gaan (vertaling der schoonste brokken en samenvatting van 't overige, iets als de Homère van M[aurice] Croiset: een pracht-werk!)[7] Maar dat zou natuurlijk enkele maanden aanloopen![8] Intusschen met "Les Diaboliques" beginnen (18 à 20 vel druks), of met Villiers de L'Isle­Adam? 't Lijkt mij 't meest, omdat het spoedig gaan zou,... en 'k dus te eerder geld heb. Maar Homeros maakt me waarlijk gelukkig, — en 'k heb ook nog "de Zeven op Thebe" half áf liggen...[9]
Vindt-ge dat niet goed aldus? Zoo ja, neem me dan nogmaals a.u.b. de moeite, aan Simons te schrijven in dien zin.
— Ik schei uit: 'k heb het nog heel druk. Maar geloof aan Mariette's en mijne best-gemeende en hartelijkste groeten, en deel ze aan Nora meê,
Uw
Karel.
Beste Emmanuel — Duizend maal dank, voor al het goede die gij voor ons doet, en voor al de moeite — Schrijf ik niet veel — ik denk, toch aan Nora en hoop dat ze weldra beter wordt. veele groeten aan haar, en nog dank.
Zeer toegenegen
Mariette.

Annotations

[2] Eeckhout publiceerde voor het eerst over Van de Woestijne in 1908 (in Jong Dietschland, jrg. 11 (1908), nr. 1 (zomer), p. 165-167). Het lijkt er dus op dat Marie-Elisabeth Belpaire het advies van Van de Woestijne heeft opgevolgd. Pas in 1925 verscheen er een tekst van Eeckhout over Van de Woestijne in Dietsche Warande & Belfort: 'Karel Van de Woestijne. Invloeden. Litteraire Studie' (jrg. 25, nr. 6 (juni 1925), p. 506-518). Datzelfde jaar verscheen ook de uitgave die Eeckhout kennelijk in 1906 al plande: Karel van de Woestijne. Mannen van Beteekenis, 2 (Excelsior, Brugge/Den Haag. In zijn Zwijnaardse periode, aan het einde van zijn leven, was Van de Woestijne goed met Eeckhout bevriend.
[3] Van Marten Rudelsheim verscheen op 19 januari 'Letterdieverij', over het plagiaat van De Meyere. Rudelsheim beweerde dat hij al langer op de hoogte was van het plagiaat, maar dat hij de zaak stil had gehouden, uit angst om niet alleen De Meyere maar meteen ook de hele Vlaamse letterkunde in een slecht daglicht te stellen. Van de Woestijne kende Rudelsheim van tijdens zijn studies aan de Gentde universiteit.
[4] De brief van Streuvels is niet bewaard. Op 25 januari schrijft Van de Woestijne aan Van Dishoeck: 'ik heb heden morgen aan de Meyere geschreven, om hem te vragen wat hij van plan was te doen tegenover de beschuldiging van plagiaat. Bekent hij, dan zal hij zelf genoeg eer-gevoel hebben om zijn ontslag te nemen [...]; loochent hij, dan vinden wij wel middel om de Meyere te bewijzen dat hij bij ons in de redactie niet blijven kan, en geen recht meer heeft over het eerlijk werk van anderen te oordeelen...' Geciteerd uit 'Altijd maar bijeenblijven'. Brieven aan C.A.J. Van Dishoeck, 1903-1907, p. 68.
[5] Leo Simons had via De Bom aan Van de Woestijne laten weten dat de Wereldbiliotheek de uitgave van een reeks binnen- en buitenlandse 'keurwerken' plande. Gerard Schreuders, uitgever van de Wereldbiliotheek, wilde met Van de Woestijne onderhandelen, zowel over de 'Dubbelzinnige verhalen' als een vertaling van Barbey d'Aurévilly of Villiers de l'Isle-Adam. Voor een uitgave in die serie mocht Van de Woestijne 500 à 600 frank verwachten.
Voor de gewone uitgaven van de Wereldbiliotheek achtte Simons Van de Woestijne 'te precieus' of 'te moeilijk' voor het gros van zijn lezers. Daarom stelde hij voor om een bundel samen te stellen met 'de mooiste fragmenten van Homerus, en die dan alvast geven in afwachting van een complete vertaling van de Ilias'. Simons schatte dat de fragmentenbundel Van de Woestijne ongeveer '1000 à 1200 francs' zou opleveren.
[6] Jules Barbey d'Aurevilly, Les diaboliques (1874).
[7] Maurice Croiset, Homère. Lectures littéraires. Pages choisis des grands écrivains, A. Colin, Parijs, 1896.
[8] De uitgave van de Ilias. Proza-bewerking door Karel v.d. Woestijne verscheen uiteindelijk pas in 1910.
[9] Van de Woestijne vertaalde Aischylos' drama als 'Zeven op Thebe los'. Het verscheen in Vlaanderen, jrg. 5, nr. 3 (maart 1907), p. 96-107 als 'fragment', maar nergens is het in een groter geheel verschenen.

Register

Naam - persoon

Aischylos (° -0525 - ✝ -0456)

Griekse tragedieschrijver.

Barbey d' Aurevilly, Jules (° 1808 - ✝ 1889)

Franse dandyeske schrijver.

Belpaire, Marie Elisa(beth) (° 1853 - ✝ 1948)

Vlaamse prozaschrijfster en vertaalster die mee aan de wieg stond van het tijdschrift Dietsche Warande & Belfort. Aan de door haar gestichte modelschool voor meisjes, het Belpaire-Instituut, heeft Van de Woestijne twee jaar lesgegeven (1909-1911). Belpaire was ook betrokken bij de oprichting van de Katholieke Vlaamse Hogeschool voor Vrouwen en de Vrouwenbond Constance Teichmann.

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Croiset, Maurice (° 1846 - ✝ 1935)

Professor in de Griekse taal en literatuur, eerst in Montpellier (1876), later in Parijs. Tussen 1893 en 1930 was hij verbonden aan het Collège de France.

Dishoeck, Cornelis Anthony Jacobus van (° 1863 - ✝ 1931)

Nederlandse uitgever die niet alleen het tijdschrift Vlaanderen, maar ook tien boeken van Van de Woestijne heeft uitgegeven. Ze maakten in augustus 1899 kennis met elkaar tijdens het 25ste Taal- en Letterkundig Congres. Hun correspondentie werd in 1997 door Leo Jansen en Jan Robert uitgegeven onder de titel 'Altijd maar bijeenblijven'. Brieven aan C.A.J. van Dishoeck, 1903-1929.

Eeckhout, Joris (° 1887 - ✝ 1951)

Oost-Vlaamse priester, schrijver en criticus. Hij was een bewonderaar van het werk van Van de Woestijne, over wie hij ook enkele beschouwingen heeft gepubliceerd, en met wie hij tijdens diens Zwijnaardse periode ook bevriend werd.

Homeros

Griekse dichter van wie de Ilias en Odysseia tot de meest invloedrijke werken van de wereldliteratuur behoren.

Langendonck, Prosper van (° 1862 - ✝ 1920)

Medestichter van Van Nu en Straks die jarenlang als ambtenaar in Brussel heeft gewerkt. In de redactie van dat tijdschrift was hij de enige katholieke redacteur. Hij was ook ouder dan de anderen. Daardoor fungeerde hij min of meer als hun mentor. Als overgangsfiguur stimuleerde hij hun literaire vernieuwingsdrang, maar vestigde hij ook hun aandacht op het grote talent van enkele voorgangers, zoals Guido Gezelle. Hij publiceerde slechts één bundel romantische gedichten, Verzen (1900). De Bom en vooral Van de Woestijne koesterden een grote bewondering voor hem. Die bewondering nam niet af, ook niet toen Van Langendonck steeds heviger verschijnselen van (erfelijke) schizofrenie begon te vertonen.

Meyere, Victor de (° 1873 - ✝ 1938)

Schrijver en volkskundige. Hij heeft Van de Woestijne geïntroduceerd in de groep rond Van Nu en Straks, het tijdschrift waaraan hijzelf tijdens de eerste reeks meewerkte. Van de Woestijne heeft hem eind april of begin mei 1895 voor het eerst ontmoet.

Rudelsheim, Marten (° 1873 - ✝ 1920)

Correspondent van De Nieuwe Courant uit Den Haag, medewerker van Den Gulden Winckel en werkzaam in de Antwerpse Stadsbibliotheek, waardoor hij dus een collega was van De Bom.

Samain, Albert (° 1858 - ✝ 1900)

Franse schrijver van proza en drama die weliswaar vooral roem oogstte als dichter. Zijn bekendste werken zijn Le jardin de l'infante (1893), Aux flancs du vase (1898) en het postuum verschenen Le Chariot d'or (1901).

Schreuders, Gérard

Nederlandse uitgever die in 1905 samen met Leo Simons de Wereldbibliotheek (Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur) oprichtte.

Simons, Leo (° 1862 - ✝ 1932)

Joodse Nederlander die werkte als theatercriticus en redacteur van het weekblad Hollandia (1889-1903). Oprichter van de 'Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur', beter bekend als de Wereldbibliotheek (1905). Hij gaf aan vele Vlaamse schrijvers de kans om in zijn fonds te publiceren en was zeer goed bevriend met De Bom. Zie onder meer de studie Oog voor Vlaanderen. Leo Simons en de Vlaamse ontvoogdingsstrijd van Willem van den Steene (Gent, KANTL, 2001).

Streuvels, Stijn (° 1871 - ✝ 1969)

Pseudoniem van: Frank Lateur.

Bakker van opleiding, maar als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, De Gids en De Nieuwe Gids. Hij was een vriend van Van de Woestijne en (vooral) van De Bom. Samen met hen stichtte hij het tijdschrift Vlaanderen (1903-1907). De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.

Teirlinck, Herman (° 1879 - ✝ 1967)

Auteur van romans, poëzie en theater. Heeft zowel aan Van Nu en Straks, Vlaanderen als aan het Nieuw Vlaams Tijdschrift meegewerkt, waardoor hij als het ware een halve eeuw de literatuur en de geest van de Van Nu en Straks'ers heeft voortgezet. Samen met Van de Woestijne publiceerde hij in 1928 de brievenroman De leemen torens.

Vermeylen, August (° 1872 - ✝ 1945)

Aanvankelijk sterk anarchistisch geïnspireerde en non-conformistische schrijver die het vooral moest hebben van zijn essays. Tot zijn voornaamste bijdragen aan Van Nu en Straks (waarvan hij in een aantal opzichten de geestelijke leider was) behoren behalve zijn literaire kronieken ook zijn opstellen Kritiek der Vlaamsche Beweging en Kunst in de vrije gemeenschap. Van de Woestijne had een ambigue relatie met hem. Hij noemde Vermeylen in een brief aan Lode Ontrop een 'groot dilettant, die zich veel vergist maar toch steeds verstandelijk-interessant blijft'. Vermeylen wordt vaak verweten dat hij zich na de eeuwwisseling steeds meer conformeerde. Na de Eerste Wereldoorlog koos hij voor een carrière in de politiek en werd hij een boegbeeld van de socialisten.

Villiers de l'Isle-Adam, Auguste (° 1838 - ✝ 1889)

Franse schrijver van wie de vaak mysterieuze romantiek vooral het vroege werk van Karel van de Woestijne heeft beïnvloed. Vooral Les diaboliques (1874) maakte indruk op hem. Villiers de l'Isle-Adam hoorde tot de groep der 'Parnassiens'.

Woestijne-Van Hende, Maria (Mariette) van de (° 1884 - ✝ 1968)

Echtgenote van Karel van de Woestijne. Ze trouwden op 13 februari 1904 en kregen samen een zoon (Paul) en een dochter (Lily). Dochter van een echtpaar dat in het centrum van Gent een zaak had waar spiegels werden gemaakt en verkocht.

Titel - krant/tijdschrift