<Resultaat 1135 van 1419

>

Uw brief zet me in den zevensten hemel, beste Manuël, in 't aangezicht zelf van God.[1] Ik wanhoopte voor ons nummer drie (want "Vlaanderen" wordt me meer en meer "den appel van mijn oogen" — vraag 't maar aan mijn Mariette — vooral sedert ik weet dat men 't kapot wil maken, — en die plagiaten-histories!), want ik zou een Hollander missen om het gracielijk binnen te leiden, tot spijt van wie 't benijdt — zie de meeste Hollandsche bladen over v[an] Deyssel! —;[2] maar nu komt gij met den heerlijken Helleensch-gullen, kandaules-rijken en -blijden en -naïeven Jacobus aan,[3] en nr 3 wordt glanzend en... geestig. We krijgen een geestig nummer!
— Maar... die douane-waardeopgave? Weet Kobe hoeveel van Pisdoeck betaalt?[4]
— Niet dat ik van hem Van Deysselschen schraapzucht vrees: hij is een gul schilder, en dus geen literator. Maar 't embêteert me toch dat ik hem geen chêque zenden kan voor de 150 gulden die hij zelf zegt zijn stuk waard te zijn, en dat het mij, secretaris der redactie, podorie, waard is, o Manuël.
— En o Manuël, als ge een beetje tijd hebt, doe me eens een plezier, terwijl we 't over dezen hartelijken van Looy hebben, hem te plaatsen, in "Vlaanderen", op 't voetstuk van ons aller bewondering, en op het zonnig plein daar hij behoort: in 't midden, hij te beenen uit, der borst-beelden van al de andere, Sarel-Louis Alberdingk inbegrepen!...[5] Dat hij de waarste verschijning is in den Nieuwen Gids? Natuurlijk! Of althans de echtst-Hollandsche-en-minst-litteratuursche.
— En aldus wordt nr 3:
  • 1º Jacobus van Looy.
  • 2º Pirenne zijn portret door Fris.[6]
  • 3º Gedicht door de Laey[7]
  • 4º Blauw-baard (ten zij er iets anders kwam)[8]
  • 5º Leven en kunst (waar ik "Vlaamsch Leven" door uwe edelheid voor verwacht.)[9]
  • ekceterae.
... En met dat al leef ik hier in ellendige dagen. Dat ze mij van plagiaat gingen beschuldigen, Manuël!... Ik kreeg een brief van Toussaint. Daar staat het weêr in: ik zou eene strophe, letterlijk, van de Regnier vertaald hebben, — en Toussaint kan dáarom, althans voor 't oogenblik, eene studie over mij voor "Lucifer" niet voltooien.[10] Hij wil eerst de waarheid weten...
— Zieje, u wil ik het niet verbergen, hoe 'k het ook voor mijne vrouw verberg: mijn hart bloedt!... Ik heb lust het alles naar den duvel te sturen... — Men is eerlijk; men laat zich aan alle aders; men geeft zijn lijf en zijn geest, "vaille que vaille";[*] en dan heet het: "Jamaar: eene heele strophe (in uw bundel van 300 bladzijden!) lijkt op de Regnier, en dan kan ik natuurlijk over u niet schrijven... al houd ik die praatjes voor laster (sic bij Toussaint) oh! Ik hecht aan Toussaint's oordeel niet! — Maar ik hecht aan mijn oordeel over me-zelf. En nu heb ik me heelemaal weêr doorgelezen, en ik heb de Régnier, voor zoover in mijn bezit, weêr heelemaal doorgelezen; en ik vind — niets... Wel, misschien, gelijkenis in beeld, gelijkenis in gang en klank; maar... 't plagiaat? — Ik zeg u dat het eene ellende is...
En nu mag Vermeylen me schrijven: "we zullen ze omverpissen":[11] ik gevoel te goed dat hij toch óok zal kontroleeren; en als ik daár aan denk; — nou, dan geef ik maar liefst mijn ontslag in den letterkundigen wereld, hoor! En men leest nooit iets meer van me...
— Intusschen is uwe houding in de zaak-de Meyere eene nobele, en de echte. Ik had reeds eene vergadering op Zaterdag beleid. Nu zend ik nieuwe berichten voor den daar-opvolgenden zondag, zelfde lokaal, om 4 uur zeer stipt.[12]
Wat is dat van de Meester's artikel over mij? Hebt ge dat nog? Stuur het me dan, wilt ge?[13]
— Spijtig van Nora! Dat ze toch oppast!... Ik zit zelf vol muizenissen... Een brief van Ontrop heeft me omver-geworpen, mij en Mariette.[14] We zijn in een vage­vuur; ik vooral die nu zweren hem[*] in bei mijn ooren...
— Van Paulke is dat niets aan zijn oog: een beetje zwakte wel (zijn vader is myoop!), maar zonder gevaar, en dat reeds veel verbeterd is!... Anders, een jongen om fier op te zijn! Vindt ge niet?
Bij Louis moest ik peter zijn: een nieuwe band bij iemand waar 'k zoo véel van hield, reeds, en sedert jaren... — Ik heb hem, en welgemeend, geschreven dat hij maar gauw voor een tweede kind moest zorgen, en Marie voorzichtiger zijn...[15]
Een heerlijke kiesche brief van Robbers.[16] Maar vandaag kan ik er niet over schrijven. Ik toon hem u zondag, en spreek er over met u. — Geen nieuws nog van Simons.[17] — Heb geen antwoord nog van v[an] Dishoeck, wien 'k schreef over Voorlezingen in Holland.[18]
En nu: adee!... Mijn slaappoederken nemen, en hopen, dat ik, na vier nachten waak, eens slaap vat.
Ik ben waarlijk niet best, hoor!...
En dat Nora toch oppasse, en te Cappellen blijve... We wenschen dat ze weêr die leelijke koorts weg krijge...
Tot Zondag dan, 4 uur, Terminus?
Schrijf me eerst nog eens.
Uw
Karel.

Annotations

[1] De brief is niet bewaard.
[2] Van Deyssel had het eerste nummer van de vierde jaargang ingeleid; zie brief 136, noot 5.
[3] Het derde nummer van de vierde jaargang van Vlaanderen opende met een bijdrage van Jacobus van Looy, getiteld 'Een bladzijde' (p. 109-111).
[4] Van Looy heeft blijkbaar laten weten dat hij voor zijn artikel 150 gulden verwachtte.
[5] De echte naam van Lodewijk van Deyssel was Karel ('Sarel') Johan Lodewijk ('Louis') Alberdingk Thijm.
[6] Victor Fris, 'Prof. Henri Pirenne' (p. 114-131).
[8] Karel van de Woestijne, 'Blauw-baard of het zuivere inzicht [I]', in: Vlaanderen, jrg. 4, nr. 3 (maart 1906), p. 133-140. Het tweede deel verscheen in het april-nummer van 1906, p. 166-193.
[9] De Bom leverde geen tekst voor 'Leven en kunst'. Van de Woestijne publiceerde zelf maar liefst zes bijdragen voor die rubriek in het maart-nummer. August Vermeylen zorgde voor de zevende.
[10] Toussaint heeft in Lucifer inderdaad niets over Van de Woestijne gepubliceerd. De eerste publicatie van Toussaint over Van de Woestijne na deze brief kwam er pas in 1910. In De boomgaard verscheen toen 'In margine van Karel van de Woestijne's werk' (jrg. 1 (1909-10), nr. 12, p. 757-768). Zijn brief is niet bewaard.
[*] 'Vaille que vaille': zo goed en zo kwaad als het gaat.
[11] De brief is niet bewaard.
[12] De vergadering was dus gepland voor 18 februari 1906.
[13] Het is niet duidelijk over welk artikel het gaat. Van Johan de Meester is uit deze periode geen artikel over Van de Woestijne bekend.
[*] 'Hem': gewestelijke variant voor 'heb'.
[15] Zie brief 102 in de Brieven aan Lode Ontrop (p.171-173). De lange brief is troostend en spoort Ontrop aan om zijn vrouw Marie op te beuren en samen uit te kijken naar een nieuwe zwangerschap.
[16] De brief is niet bewaard.

Register

Naam - persoon

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Deyssel, Lodewijk van (Ps. van Karel Lodewijk Alberdingk Thijm) (° 1864 - ✝ 1952)

Psudoniem van: Karel Lodewijk Alberdingk Thijm

Nederlands criticus en prozaschrijver die een cruciale rol speelde in De Nieuwe Gids en icoon werd van het artistieke individualisme van de Tachtigers. Na een crisis in De Nieuwe Gids richtte hij samen met Albert Verwey het Tweemaandelijksch Tijdschrift op, dat later als De XXe Eeuw werd voortgezet. In 1905 brak hij met Verwey en was hij medeoprichter en eerste voorzitter van de Vereniging van Letterkundigen.

Dishoeck, Cornelis Anthony Jacobus van (° 1863 - ✝ 1931)

Nederlandse uitgever die niet alleen het tijdschrift Vlaanderen, maar ook tien boeken van Van de Woestijne heeft uitgegeven. Ze maakten in augustus 1899 kennis met elkaar tijdens het 25ste Taal- en Letterkundig Congres. Hun correspondentie werd in 1997 door Leo Jansen en Jan Robert uitgegeven onder de titel 'Altijd maar bijeenblijven'. Brieven aan C.A.J. van Dishoeck, 1903-1929.

Fris, Victor (° 1877 - ✝ 1925)

Vlaamse archivaris en auteur van (literair-)historische essays.

Laey, Omer Karel de (° 1876 - ✝ 1909)

Vlaamse dichter, (toneel)schrijver en essayist.

Looy, Jacobus van (° 1855 - ✝ 1930)

Nederlandse schrijver van proza en poëzie die ook furore maakte als grafisch kunstenaar. In 1885 had hij zijn literaire debuut gemaakt in De Nieuwe Gids. Hij correspondeerde geregeld met De Bom.

Meester, Johan de (° 1860 - ✝ 1931)

Prozaschrijver en journalist. Tussen 1886 en 1891 was hij vanuit Parijs correspondent voor het Handelsblad, om vervolgens tot 1927 als criticus te werken voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Het proza van De Meester (o.m. Een huwelijk, 1890 – Zeven vertellingen, 1899 – Louise van Breedevoort, 1903 en Geertje, 1905) is vaak neerslachtig van toon.

Meyere, Victor de (° 1873 - ✝ 1938)

Schrijver en volkskundige. Hij heeft Van de Woestijne geïntroduceerd in de groep rond Van Nu en Straks, het tijdschrift waaraan hijzelf tijdens de eerste reeks meewerkte. Van de Woestijne heeft hem eind april of begin mei 1895 voor het eerst ontmoet.

Ontrop, Lode (° 1875 - ✝ 1941)

Dichter en musicus. Gedurende enkele jaren – kort voor de eeuwwisseling tot enkele jaren daarna – was hij de intiemste vriend van Van de Woestijne. Hij werd omstreeks 1903 in die rol 'vervangen' door Emmanuel de Bom. De neerslag van zijn vriendschapsrelatie met Van de Woestijne is bewaard in de editie Brieven aan Lode Ontrop. Uitgegeven met een inleiding en aantekeningen voorzien door Anne Marie Musschoot, Gent, Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1985. Over die correspondentie schreef Albert Westerlinck het boek De eerste rijpe jaren van Karel van de Woestijne, beschouwingen rond zijn brieven aan Louis Ontrop (1896-1909), Orbis, Beveren, 1982. Ontrop had in 1899 een zeer kortstondige relatie met Nora Aulit, die later met Emmanuel de Bom zou trouwen.

Ontrop-Breugelmans, Marie (° 1876 - ✝ 1949)

Echtgenote van Lode Ontrop, met wie ze de liefde voor muziek deelde. Ze trouwden in Antwerpen op 30 april 1904. Voor hun huwelijk was Breugelmans al zangeres in een kwartet dat door haar latere echtgenoot werd begeleid, nadien werden ze ook collega's van elkaar: in 1907 werd Breugelmans benoemd als zanglerares aan het conservatorium van Antwerpen, waar ook Ontrop lesgaf.

Pirenne, Henri (° 1862 - ✝ 1935)

Historicus die in 1886 benoemd werd tot hoogleraar aan de universiteit van Gent, waar hij tot 1930 middeleeuwse geschiedenis doceerde. Tijdens de oorlog verzette hij zich tegen de vernederlandsing van zijn universiteit. Om die reden werd hij samen met Paul Fredericq naar Duitsland gedeporteerd.

Régnier, Henri de (° 1864 - ✝ 1934)

Franse symbolistische dichter.

Robbers, Herman (° 1868 - ✝ 1937)

Nederlandse prozaschrijver en criticus. In 1905 werd hij medewerker van Elseviers geïllustreerd maandschrift en stond hij mee aan de wieg van de (Nederlandse) Vereniging van Letterkundigen.

Simons, Leo (° 1862 - ✝ 1932)

Joodse Nederlander die werkte als theatercriticus en redacteur van het weekblad Hollandia (1889-1903). Oprichter van de 'Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur', beter bekend als de Wereldbibliotheek (1905). Hij gaf aan vele Vlaamse schrijvers de kans om in zijn fonds te publiceren en was zeer goed bevriend met De Bom. Zie onder meer de studie Oog voor Vlaanderen. Leo Simons en de Vlaamse ontvoogdingsstrijd van Willem van den Steene (Gent, KANTL, 2001).

Toussaint van Boelaere, Fernand V. (° 1875 - ✝ 1947)

Vlaamse prozaschrijver die naam maakte in de Tweede Reeks van het tijdschrift Van Nu en Straks. In 1907 stond hij mee aan de wieg van de Vereniging van Vlaamsche Letterkundigen, waarvan hij ook een tijd secretaris was.

Vermeylen, August (° 1872 - ✝ 1945)

Aanvankelijk sterk anarchistisch geïnspireerde en non-conformistische schrijver die het vooral moest hebben van zijn essays. Tot zijn voornaamste bijdragen aan Van Nu en Straks (waarvan hij in een aantal opzichten de geestelijke leider was) behoren behalve zijn literaire kronieken ook zijn opstellen Kritiek der Vlaamsche Beweging en Kunst in de vrije gemeenschap. Van de Woestijne had een ambigue relatie met hem. Hij noemde Vermeylen in een brief aan Lode Ontrop een 'groot dilettant, die zich veel vergist maar toch steeds verstandelijk-interessant blijft'. Vermeylen wordt vaak verweten dat hij zich na de eeuwwisseling steeds meer conformeerde. Na de Eerste Wereldoorlog koos hij voor een carrière in de politiek en werd hij een boegbeeld van de socialisten.

Woestijne, Paul van de (° 1905 - ✝ 1963)

Zoon van Karel van de Woestijne, die na zijn proefschrift als specialist in middeleeuws Latijn aan de universiteit van Gent verbonden was.

Woestijne-Van Hende, Maria (Mariette) van de (° 1884 - ✝ 1968)

Echtgenote van Karel van de Woestijne. Ze trouwden op 13 februari 1904 en kregen samen een zoon (Paul) en een dochter (Lily). Dochter van een echtpaar dat in het centrum van Gent een zaak had waar spiegels werden gemaakt en verkocht.