<Resultaat 1229 van 1419

>

Scheld me uit voor stinkenden visch in al de Indogermaansche talen, o Manuël: ik zal mijn hoofd buigen en bestrooien met asch van Bergsche kolen, (beter dan Engelsche kolen, omdat ze niet zoo ras dóorvliegen), in afwachting dat die der Kempen ontgonnen zijn.
Hetgeen ons voert op maatschappelijk-œconomisch gebied.
Waar ik u op brengen wilde.
Dat ik lang wachtte u te schrijven, wie zal het loochenen? Men zou een général Mercier moeten zijn om zulke leugen de wereld in te durven sturen.[1] — Ik tracht dus niet mijne schuld af de schouders te schudden, gelijk ik mij gemakkelijk voorstel dat Promêtheus trachtte den valk (of den arend? Aischulos zegt: Γúψ, valk dus) van zijn lever te schudden.[2] Neen, ik beken; maar ik voer verontschuldigende redenen aan.
Deze zijn van physieken, intellectuëelen en (hear, hear!) œconomischen aard.
  • 1º Physieke redenen:
    slapte van den lijve, vermoeidheid, lusteloosheid: gevolgen van maag-zweer, onvolkomen genezen nog.
  • 2º Intellectuëele, subsequent aan de Physieke:
    zenuw-slapte, moeilijkheid gedachten bijeen te houden, drang-naar-gedichten-maken.
  • 3º Oeconomische; ik bedoel: deze waar den gang van de wereld door beïnvloed of gestuit wordt, als zijn:
    proef-lezen voor "Vlaanderen", proef-lezen voor "Janus en zijn aardig hoofd",[3] voorbereiding tot de journalistiek, bezoeken ontvangen, antwoord geven op de vragen naar mijne gezondheid.
Had ik niet gelijk, door eene wél-aangevoerde transitie over maatschappelijke nooden, toegepast op mijne persoonlijke aangelegenheden, als reden-aangave van mijn zwijgen, tot dit punt van mijn schrijven te komen, waarop ik u bondig zeggen kom: o Manuël, dat ik u niet vroeger schreef ligt híeraan, dat ik het nog een beetje lastig heb aan lichaam, ziel, en bezigheden?
Maar alle konten op een stokske (gelijk de Gentsche straatjeugd pleegt te zeggen):
Zoover was ik Zaterdag-namiddag gekomen, als men mij 't voortschrijven onmogelijk maakte. Nu is het Dinsdag morgen reeds,[4] en, in een huis dat vol volk zit, heb ik nauwelijks gelegenheid voort te doen. Zondag: bezoek van Constant Eeckels. Maandag: bezoek van bourgeois.[5] Gelukkig zijn ze vóor den avond weggegaan, hetgeen me heeft toegelaten mijne eerste correspondentie aan de Rotte courant te sturen. 't Heet "besmette wateren",[6] is buitengewoon gedocumenteerd, en zal in al de Europeesche landen opschudding wekken. — Morgen schrijf ik over "sluimer der politiek"[7] en tegen 't einde der week over "Oostende kunst-centrum."...[8] Of denkt-de misschien dat ik arm aan onderwerpen ben?...
— Maar alle konten.... enz.: 't is jammer van dien fistel op de uwe (ik bedoel: uw achterste). Hoe is dat nu weêr gekomen?... Die dingen laten u dan nooit met rust? — Gij zijt haast ongelukkiger dan ik met uw gezondheid. Ik heb wel van tijd een flinke ziekte, ik, om eens duchtig te veranderen; maar daarna ben ik dan toch weêr opgeknapt. Bij u is het een lamenadig kwelsteren aan allerlei "bobos",[*] dingen zonder naam die des te vervelender zijn... Intusschen valt met dien fistel niet te spotten, man! Scham[elhout] heeft gelijk, het duchtig aan te pakken... Ik hoop dat het weêr beter is, want ik stel me goed voor wat het zijn moet aan pijn! 't Is toch zonderling bij u.
Gij moest eens een groote zuiveringskuur ondergaan, ik ben er van overtuigd. Eet gij veel vleesch? Ik ben vegetariër geworden, — gedwongen vegetariër. Maar of ik er me goed meê bevind!
Jammer voor Nora, dat ze u daarbij nu nog te verzorgen heeft. Een mensch heeft toch nooit rust!... Mocht het maar gauw beteren: ik wensch het uit der harte grond.
Die som voor "Binnenhuis" stuur ik u over enkele dagen.[9] Ik zit zelf zonder geld voor 't oogenblik. Zoodra ontvangen stuur ik het u op.
De goede continuatie in de genezing o Manuël. En vooral: houd u kloeker dan ik!
Dag Nora!
Uw
Karel.

Annotations

[1] Van de Woestijne bedoelt Auguste Mercier. Op 13 juli 1906 had Alfred Dreyfus, slachtoffer van Merciers leugens, eerherstel gekregen door opnieuw op Franse bodem toegelaten te worden.
[2] Nadat Prometheus van Zeus het vuur had gestolen om het aan de gewone stervelingen terug te geven, werd hij bij wijze van straf door de oppergod vastgebonden. Een arend kwam elke dag van zijn lever eten, maar het orgaan groeide 's nachts weer aan, waarna de marteling opnieuw kon beginnen.
[3] Janus met het dubbele voor-hoofd (1908).
[4] 'Zaterdag': 14 juli 1906. 'Dinsdag': 17 juli 1906. De datering van deze brief is gebaseerd op de vermelding van de artikelen in de NRC.
[5] Het is niet duidelijk over wie het hier gaat.
[6] 'Besmette wateren' is gedateerd op 16 juli en drie dagen later in de NRC verschenen.
[7] Mogelijk bedoelt Van de Woestijne het artikel 'Leopold II en de smaad', dat hij dateerde op 21 juli en dat drie dagen later in de NRC verscheen. Tussen 'Besmette wateren' en dit artikel zat nog een bijdrage over 'De Grande Entente' (21 juli), maar de inhoud daarvan beantwoordt niet aan de omschrijving 'sluimerende politiek'. Een artikel over dat laatste onderwerp heeft Van de Woestijne omstreeks deze periode kennelijk niet geschreven.
[8] 'Oostende zomer-hoofdstad' was gedateerd op 26 juli en werd gepubliceerd op 28 juli 1906.
[*] 'Kwelsteren' wordt verklaard door Van de Woestijne zelf in een bijdrage in de NRC op 31 december 1912: 'Waarmede ik de eer heb u een Nederlandsch woord te leeren: "kwelsteren" is een frequentatief, naar Oost-Vlaamsche wijze gevormd, van "kwellen", in passieve beteekenis, en dat wil zeggen: aanhoudend en langen tijd gekweld worden door de ziekte...'
[9] Het valt niet precies te achterhalen waarnaar Van de Woestijne verwijst. Een eerste hypothese betreft het fragment uit Wrakken dat in 1904 in Vlaamsche Oogst verscheen onder de titel 'Binnenhuis'; zie brief 11, noot 2): misschien heeft Van de Woestijne een overdruk van dat fragment aan De Bom gevraagd. Een andere hypothese in verband met dit 'Binnenhuis' betreft het gelijknamige artistieke meubelatelier dat in september 1900 op initiatief van Hendrik Berlage, Willem Hoeker en Jac. van den Bosch in Amsterdam was geopend. Het atelier was op 30 mei 1907 van het Rokin naar de Raadhuisstraat verhuisd, wat feestelijk gevierd werd. Nog geen week later verbleven De Bom en Van de Woestijne samen in Amsterdam (zie brief 179, noot 1). Misschien hebben ze toen het Binnenhuis bezocht, en heeft De Bom Van de Woestijne toen geld voorgeschoten, dat hij nog niet had terugbetaald. In brief 205 is overigens sprake van een "batik-zakje, uit Holland meêgebracht', dat Van de Woestijne nog aan De Bom moet terugbetalen.

Register

Naam - persoon

Aischylos (° -0525 - ✝ -0456)

Griekse tragedieschrijver.

Berlage, Hendrik Petrus (° 1856 - ✝ 1934)

Nederlandse architect, stedenbouwkundige en (meubel-)ontwerper.

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Dreyfus, Louis (° 1859 - ✝ 1935)

Franse legerofficier van joodse afkomst. Zie Mercier, Auguste.

Eeckels, Constant (° 1879 - ✝ 1955)

Antwerpse dichter en kunstcriticus. Oprichter en redacteur van het tijdschrift Vlaamsche arbeid.

Mercier, Auguste (° 1833 - ✝ 1921)

Generaal in het Franse leger en Minister van Oorlog tussen 1893 en 1895. Hij was betrokken bij de vervalsing van documenten die ten onrechte ten laste werden gelegd van kapitein Alfred Dreyfus. De zaak rond de vermeende spionage van de joodse militair Dreyfus barstte in Frankrijk los in 1894 en leidde tot Dreyfus' levenslange verbanning, die in 1906 weliswaar ongedaan werd gemaakt. Mercier werd nooit uit zijn officiële functies ontslagen, maar stond nadien wel geboekstaafd als vervalser.

Schamelhout, Gustaaf (° 1869 - ✝ 1944)

Arts en longspecialist. In het letterkundige genootschap De Distel was hij in contact gekomen met de (toekomstige) stichters van Van Nu en Straks. Tijdens de 'Nieuwe Reeks'- periode (1896-1901) van dat tijdschrift nam hij het secretariaat en het financiële beheer op zich.

Titel - krant/tijdschrift