<Resultaat 1203 van 1419

>

Manuël, ik ben over-ziek. Niet alleen door de overspanning die nu reeds een gansche maand me alle geestelijke bezigheid haast onmogelijk maakt, maar ook door al die ellendige moeilijkheden...[1] Hierbij den brief van Vermeylen, en zijn antwoord op mijn verzoek met ons te vergaderen.[2] Ik heb hem opnieuw verzocht, met ons Zaterdag a[anstaande] samen te komen. Het ware misschien goed dat ge hem in zelfden zin zoudt schrijven.
— Over de motieven van Vermeylen laat ik u zonder meer vrij oordeel over. Ik zelf ben, voor 't grootste deel, de aangeklaagde. En verdedigen wil ik me niet, al is het duidelijk dat ik niet alleen verantwoordelijk ben voor laat verschijnen der nummers, voor slechten inhoud, enz. Daarvan is eerst en vooral 't gebrek-aan­voeling der redacteuren, 't achterdochtelijke (met of zonder reden) tegenover elkander, de onverschilligheid der meesten, te beschuldigen. Waar men mij alleen liet staan, was ik wel gedwongen, 'tzij door eigen werk, 'tzij door dat van anderen, te vullen. En dat daarbij het gehalte der nummers verloor, en deze soms te laat kwamen: is het een wonder?
— Dat nummer II nog niet verscheen: het grootste deel ervan moest ingenomen worden door een opstel van mij over Vermeylen en Teirlinck. Dat stuk kon ik slechts laat voltooiën, van wege mijn gezondheidstoestand. Toen 't af was kwam Vermeylens brief, en... toen wilde ik het stuk niet meer geven: ik zag dat ik er me in vergist had.[3] Nu stuurde ik naar Thieme 't stuk van Verschoren, dat gij zeer goed vondt, in de plaats...[4] De brief van Vermeylen bevat echter een zin, die me dieper pijnt dan de andere redenen. Hij zegt: "Vlaanderen" zooals het nu is, is allerminst geschikt om op het Vlaamsche publiek in te werken", namelijk omdat het den goeden invloed van V[an Nu] en Str[aks] niet voort-zet. Daarom laat hij "de literaire leiding liever gansch aan mij en aan Teirlinck over." Hetgeen wil zeggen: "gij en T[eirlinck] hebt het gedaan dat Vlaanderen, zooals het nu is, allerminst... etc. Gij hebt dus het spel naar den donder geholpen."
Eenerzijds nu omdat Vlaanderen moet voortbestaan, en den invloed van V[an Nu] & Str[aks] moet voortzetten; andererzijds omdat ik, naar 't oordeel van een onzer (of misschien wel van meer) de man ben die de ondergang bewerkt, geef ik mijn ontslag als redacteur, en dus ook als secretaris. Het is beter dat het publiek zegge: "Ze hebben v[an de Woestijne] uit Vlaanderen verwijderd", dan dat het zeggen zoude: "Vermeylen laat die kwâjongens uit de redactie alleen loopen." Ik bezit den invloed noch de beteekenis van Vermeylen. Dat men me dan toelate, me te verwijderen, en aan eigen werk te gaan denken...
Er is overigens deze andere reden: mijn gezondheid. Prof. Verriest zei het me gisteren nog: ik moet uit gaan rusten.[5] 't Is dus maar best dat men mij laat gaan: ik ben geen groot verlies, en de averij is — ik zeg het zonder valschen ootmoed — in allen gevalle kleiner dan bij Vermeylens aftreden. Wij moeten zorgen dat het tijdschrift goed vooruitga, en vooral zijn "prestige" niet verlieze. Daarom, al ben ik het niet "beu", al blijft het tijdschrift mij nog steeds sympathiek; ik treed gaarne af, vermits het, volgens de opgegeven redenen van Vermeylen, niets dan goed kan.
Ik zal u dan Zaturdag op aangegeven uur verwachten aan 't station, met Streuvels, als naar afspraak.
Intusschen, onze hartelijkste groeten,
Uw
Karel v.d W.
Breng dezen brief, en dien van Vermeylen, a.u.b. zaterdag naar de vergadering meê.

Annotations

[1] 'De ellendige moeilijkheden': het ontslag van Vermeylen, zie brief 221 (noot 2).
[2] De brieven zijn niet bewaard. Er zou een crisisberaad plaatsvinden op zaterdag 16 februari 1907. Daar werd besloten dat noch Vermeylen noch Van de Woestijne ontslag zou nemen. Vermeylen werd de enige echte 'redacteur' met verantwoordelijkheid, de overigen vormden van dan af de 'redactieraad'.
[3] Dat opstel is inderdaad nooit verschenen.
[4] Frans Verschoren, 'Maandag vieren', in: Vlaanderen, jrg. 5, nr. 2 (februari 1907), p. 65-88.
[5] Gustaaf Verriest, de jongste broer van Hugo, was een bevriende arts die ook hoogleraar was in Leuven. Van de Woestijne hechtte veel belang aan het medische advies van Verriest. Toen hij in 1906 zwaar ziek was, zou Verriest hem hebben genezen door voor te lezen uit Homeros' Ilias. Zie Gustave van de Woestyne, Karel en ik, p. 1549-150.

Register

Naam - persoon

Homeros

Griekse dichter van wie de Ilias en Odysseia tot de meest invloedrijke werken van de wereldliteratuur behoren.

Streuvels, Stijn (° 1871 - ✝ 1969)

Pseudoniem van: Frank Lateur.

Bakker van opleiding, maar als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, De Gids en De Nieuwe Gids. Hij was een vriend van Van de Woestijne en (vooral) van De Bom. Samen met hen stichtte hij het tijdschrift Vlaanderen (1903-1907). De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.

Teirlinck, Herman (° 1879 - ✝ 1967)

Auteur van romans, poëzie en theater. Heeft zowel aan Van Nu en Straks, Vlaanderen als aan het Nieuw Vlaams Tijdschrift meegewerkt, waardoor hij als het ware een halve eeuw de literatuur en de geest van de Van Nu en Straks'ers heeft voortgezet. Samen met Van de Woestijne publiceerde hij in 1928 de brievenroman De leemen torens.

Vermeylen, August (° 1872 - ✝ 1945)

Aanvankelijk sterk anarchistisch geïnspireerde en non-conformistische schrijver die het vooral moest hebben van zijn essays. Tot zijn voornaamste bijdragen aan Van Nu en Straks (waarvan hij in een aantal opzichten de geestelijke leider was) behoren behalve zijn literaire kronieken ook zijn opstellen Kritiek der Vlaamsche Beweging en Kunst in de vrije gemeenschap. Van de Woestijne had een ambigue relatie met hem. Hij noemde Vermeylen in een brief aan Lode Ontrop een 'groot dilettant, die zich veel vergist maar toch steeds verstandelijk-interessant blijft'. Vermeylen wordt vaak verweten dat hij zich na de eeuwwisseling steeds meer conformeerde. Na de Eerste Wereldoorlog koos hij voor een carrière in de politiek en werd hij een boegbeeld van de socialisten.

Verriest, Gustaaf (sr.) (° 1843 - ✝ 1918)

Jongste broer van priester-dichter Hugo. De Vlaamsgezinde Verriest, die bevriend was met Van de Woestijne, was hoogleraar aan de Leuvense universiteit tussen 1876 en 1911 en voorzitter van de Belgische Academie voor Geneeskunde.

Verriest, Hugo (° 1840 - ✝ 1922)

Schrijver, redenaar en cultuurflamingant die tussen 1895 en 1913 in Ingooigem pastoor was.

Verschoren, Frans (° 1874 - ✝ 1951)

Vlaamse auteur die vooral vanwege zijn treffende proza vol jeugdherinneringen enige bekendheid genoot.

Woestijne, Gustave van de (° 1881 - ✝ 1947)

Van zijn drie broers had Karel van de Woestijne met Gustave het beste contact, al was het maar omdat ze beiden artistieke aspiraties hadden. Na hun jeugdjaren in Gent vestigden ze zich in 1900 in Sint-Martens-Latem en werden ze spilfiguren van de eerste groep Latemse kunstenaars. Gustave groeide uit tot een van de bekendste Vlaamse schilders van de twintigste eeuw.

Naam - instituut/vereniging

Thieme, G.J. (° 1827 - ✝ 1889)

Zoon van C.A. Thieme en neef van D.A. Thieme. Drukker te Arnhem, uitgever van de Arnhemsche Courant.