<Resultaat 1208 van 1419

>

Verheug u met ons, Manuël vol gratie, en o Gij, Nora, gebenedijd boven alle vrouwen, want... wij trekken er van uit; Brussel hangen wij, mits uw toelating, aan onze botten, en we gaan wat verder wonen, in een oud, oud, versleten, verloopen, half gesloopt huis wonen, met veertien kamerkens wel geteld, en een tuin, niet buitenmate, maar vol schoone linden, doornenstruiken, seringa's bij de macht,[*] rozelaars bij dozijnen, een kippenhok, een regenpomp, en als gebuur een oud man van Chimay die anders niet kent dan zijn verrukkelijk waalsch patois.[1] En dat huis, heet "Villa des Tilleuls" ofte "de Lindekens" (vert[aling] K. van de Woestyne), ligt tegen het Zoniënbosch aan, een wereld van heerlijkheid, en aan den grooten vijver van Boschvoorde, waar de snoeken naar uw neus happen... Een streek, overbevolkt, jawel, en met allerlei franskiljons, maar, geloof ik wel, beter dan uw Cappellen, vermits minder bourgeois; en dan: altijd dat betooverend-grootsch woud vol beuken. Welk gedicht en hoeveel gedichten, mijne vrienden! Den Pisdoeck zal het gewaar worden in zijnen porte-monnaie!...[2]
En dit alles — raad eens? — voor de bagatel van 550 frank ten jare... Thans betalen wij 750, en we zitten als een hydrofieken uil in een toegemetselden kerktoren....[*]
— Vandaag heb ik u, voor 't overige, niets dan goed nieuws te verpennen: wij hebben het gearrangeerd dat we, Mariëtte en ik, van Zaterdag 6, tot Zondag­avond 7 April in Antwerpen zullen verblijven. Wij zullen zelfs vroeger toekomen dan gij misschien wenscht: ik moet een bezoekje brengen bij een oude nicht van mijn vader (ik word idyllisch, ziet u), moet de Ontrops opzoeken (die ik eergisteren bij de première van die zotte Salomé ontmoette),[3] en wilde ook gaarne eenige wilde dieren in de Zoologie ontmoeten (nietwaar, dat ik primordiaal­idyllisch word?) Maar wij bespreken saêm 't uur waar we elkander ontmoeten, 's Zaterdaags. En gij vindt er ons op gesteld uur...
— Een vraag: waarom, o Manuël, stuurt ge aan mijn adres een invitatie voor van Langendonck? Deze zag ik sedert onze laatste bijeenkomst niet meer. Had hij u gevraagd correspondentie aan mijn adres te sturen? Ik begrijp er niets van! Zou hij reeds terug in Brussel zijn? Als hij wil mag hij meê naar Boschvoorde verhuizen, en bij ons wonen. Mij zal 't jolijt zijn wtermate!
— Nu die adressen:
  • van Buggenhaut[4] (bij eerste aspect: sympathiek; daarna: niet zonder pretentie; slot-impressie: quelqu'un qui se croit arrivé): Schiltzstraat, Molenbeek.
  • de Raet, Lodewijk (was hier Zaterdagavond, tot 2,32 u. des nachts, discuteerende over methodekwesties in kunst en sociologie; ál te beleefd met dames; verdacht-beleefd zelfs; maar een fijne en diepe intelligentie; ik zie hem gaarne): Westfalenstraat, 24, St Gillis.
  • Julius Temmermans ofte Hugo van Walden (een autogobist van de eerste soort;[*] poseert tegenover zich-zelf; dom; zal gemakkelijk talent krijgen als hij de jongere Fransche ironisten, als Ch[arles-Henry] Hirsch en Ch[arles-Louis] Philippe leest; maar is niet met genie, met ingenium in de wieg gelegd): Laekenstraat, 18. De andere adressen kent ge, waarschijnlijk. Tenzij ge nog zoo'n pampierken stuurdet aan Fassotje, te Boschvoorde: de meneer die mij m'n nieuw incommodo heeft bezorgd, en...[5] die niet moet denken dat ik daarom mijn pap met hem wil koelen;[*] want hij zwemt, als karakter, tusschen de trekpleister en de echel,[*] en een tand die hem in den hoek des monds ontbreekt maakt zijne uitspraak pijnlijk als de beet des venijnigen adders, bij herhaling ondervonden.
Waarbij we u ootmoedig saluweeren.
Karel

Annotations

[*] 'Zijn botten aan iets hangen': variant van 'zijn botten (laarzen) aan iets vegen' (zie brief 31, noot 9).
[*] 'Bij de macht': in overvloed.
[1] Van de Woestijne zou kort nadien verhuizen naar Bosvoorde, al staat hij daar officieel pas ingeschreven vanaf 16 januari 1908. Hij zou er blijven tot 29 oktober 1908.
[2] Van de Woestijne zou aan zijn verblijf in Bosvoorde een hele afdeling van zijn latere bundel De Gulden Schaduw (1910) wijden, namelijk 'Het huis aan den vijver, bij het woud', uit de cyclus 'Het huis van den dichter'.
[*] 'Hydrofiek': hydrofiel. Ze voelen zich er dus opgesloten.
[3] Richard Strauss' bewerking van Oscar Wildes Salome (1891) werd voor het eerst opgevoerd in 1905. Van de Woestijne schreef op 28 maart 1907 een verslag over de opvoering in de Brusselse Muntschouwburg. Het stuk verscheen drie dagen later in de NRC.
[4] Over Constant van Buggenhaut had Van de Woestijne zich in augustus 1906 nog positief uitgelaten, toen Van Dishoeck zijn mening had gevraagd over de eventuele uitgave van het verhaal 'De wondernacht', dat ook in Vlaanderen verscheen. Van de Woestijne rekende Van Buggenhaut toen nog 'onder de fijnste onzer meêwerkers' (zie Altijd maar bijeenblijven, p. 89).
[*] 'Auto-gobist': iemand die zichzelf verheerlijkt.
[5] Van de Woestijne lijkt met 'incommodo' zijn nieuwe huis te bedoelen, en dus te suggereren dat hij daar niet op zijn gemak zou zijn. 'Fassotje': Joris Fassotte.
[*] 'De pap met hem koelen': tijd met hem doorbrengen.
[*] 'Trekpleister': plakker, iemand die lang blijft zitten. 'Echel': bloedzuiger.

Register

Naam - persoon

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Buggenhaut, Constant van (° 1879 - ✝ 1950)

Vlaamse romanschrijver.

Dishoeck, Cornelis Anthony Jacobus van (° 1863 - ✝ 1931)

Nederlandse uitgever die niet alleen het tijdschrift Vlaanderen, maar ook tien boeken van Van de Woestijne heeft uitgegeven. Ze maakten in augustus 1899 kennis met elkaar tijdens het 25ste Taal- en Letterkundig Congres. Hun correspondentie werd in 1997 door Leo Jansen en Jan Robert uitgegeven onder de titel 'Altijd maar bijeenblijven'. Brieven aan C.A.J. van Dishoeck, 1903-1929.

Fassotte, Joris (° 1882 - ✝ 1945)

Econoom die zich met zijn denkbeelden over de economische zelfstandigheid van Vlaanderen als flamingant profileerde. Hij publiceerde ook onder de naam Liederik.

Hirsch, Charles-Henry (° 1870 - ✝ 1948)

Joods-Franse prozaschrijver.

Langendonck, Prosper van (° 1862 - ✝ 1920)

Medestichter van Van Nu en Straks die jarenlang als ambtenaar in Brussel heeft gewerkt. In de redactie van dat tijdschrift was hij de enige katholieke redacteur. Hij was ook ouder dan de anderen. Daardoor fungeerde hij min of meer als hun mentor. Als overgangsfiguur stimuleerde hij hun literaire vernieuwingsdrang, maar vestigde hij ook hun aandacht op het grote talent van enkele voorgangers, zoals Guido Gezelle. Hij publiceerde slechts één bundel romantische gedichten, Verzen (1900). De Bom en vooral Van de Woestijne koesterden een grote bewondering voor hem. Die bewondering nam niet af, ook niet toen Van Langendonck steeds heviger verschijnselen van (erfelijke) schizofrenie begon te vertonen.

Philippe, Charles-Louis (° 1874 - ✝ 1909)

Franse schrijver die tijdens zijn korte loopbaan vooral roem oogstte met zijn roman Bubu de Montparnasse (1901-1906).

Raet, Lodewijk de (° 1870 - ✝ 1914)

Figuur uit de Vlaamse beweging die pleitte voor een sterk economisch programma voor Vlaanderen en hamerde op het belang van het Nederlands in het onderwijs. In 1889 stichtte hij samen met August Vermeylen en Hubert Langerock het tijdschrift Jong Vlaanderen.

Temmerman, Jules (° 1877 - ✝ 1934)

Vlaamse prozaschrijver die ook onder het pseudoniem Hugo van Walden publiceerde.

Wilde, Oscar (° 1854 - ✝ 1900)

Ierse auteur van theater, poëzie, kortverhalen en een roman. Al tijdens zijn leven was hij even beroemd als berucht.

Woestijne-Van Hende, Maria (Mariette) van de (° 1884 - ✝ 1968)

Echtgenote van Karel van de Woestijne. Ze trouwden op 13 februari 1904 en kregen samen een zoon (Paul) en een dochter (Lily). Dochter van een echtpaar dat in het centrum van Gent een zaak had waar spiegels werden gemaakt en verkocht.

Titel - krant/tijdschrift

Naam - instituut/vereniging