<Resultaat 225 van 1419

>

Manuël, beste, we zitten in 't slameur.[*] Wij zijn hier een goede acht dagen reeds op Boschvoorde, Steenweg van ter Hulpen, 135,[1] en hebben nog steeds de handen vol werk; dat kunt ge ongeveer denken, niewaar. Daarbij, de Kamer; verzen voor de Meester; en, steeds, die nachtmerrie van een Ilias.[2]
't Is om u te zeggen dat ik u vlug, vlug een woord op papier gooi, ons excuseer dat we, tot ons spijt, onmogelijk morgen komen kunnen, en dat ik het met u aangaande "Vlaanderen" volkomen eens ben, in zooverre dat ik een voorwendsel zoek om mij van den titel van redactieraadsheer te ontmaken. De laatste vergaêring woonde ik, mijn vaste belofte getrouw, niet bij. Ze zullen me niet meer zien dans cette galère.[*]
Zondag doe ik er een uurken af om in 't lang en in 't breede u te schrijven.
Dag Nora; profiteer van 't heerlijke weêr. o, Zat ge maar in 't Zoniënbosch!
Van ons beiden, Manuël, de pollen,
Uw Karel

Annotations

[*] 'In het slameur zitten': in de penarie zitten. 'Slameur' betekent ook: zwaar en vuil werk. Hier lijkt het woord in beide betekenissen tegelijk te worden gebruikt.
[*] 'Dans cette galère': zie brief 116, noot 4.

Register

Naam - persoon

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Meester, Johan de (° 1860 - ✝ 1931)

Prozaschrijver en journalist. Tussen 1886 en 1891 was hij vanuit Parijs correspondent voor het Handelsblad, om vervolgens tot 1927 als criticus te werken voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Het proza van De Meester (o.m. Een huwelijk, 1890 – Zeven vertellingen, 1899 – Louise van Breedevoort, 1903 en Geertje, 1905) is vaak neerslachtig van toon.