we gaan op ons vier voeten
als éen viervoetig dier,
naar Brugge-n-op den zwier.[1]
Nijgh presenteert excuus,
en schrijft: "Ik was abuus,
van wege groote drukte
en Zaayer's ongeluk, te
bekomen krank en ziek,
'tgeen mijn vergissing miek.
Ziehier nu wat ik rame:
gij beiden gaat gezamen
al naar de "Doode Maagd"
om mijner lezers maag t-
-e vullen, als consumptie,
met brieven vol compunctie,
al-over wat ge ziet
en wat aldaar geschiedt.
Gij, Mane, zult ons laven
met waternieuws uit d'haven,
en pennen, frisch en glad,
van feestdisch en regat,
en eeren door bijwoning
de rede van den koning.
En gij, Woestyne-lief,
gij scherpt uw schrijfgerief,
al voor den gulden Vlieze,
voor helmbos, strijdchemise,
voor vaandel en voor speer,
dec'ratie, en dies meer.
Gij zult ons verder spreken
hoe ze in dat steekspel steken,
en te orse of wel te voet,
den historieken stoet.
Aanvaardt nu mijn salute,
waarmeê 'k u beide grûte.
'k bemin u beiden nîjgh,[2]
en blijf
(geteekend)
Nijgh.[3]
conclusie van het Spel.
En om 't u te bewijzen
laat ik hier medereizen
omdat g'hem goed zoudt zien
Nijgh's brief per schrijfmachien.