<Resultaat 1243 van 1419

>

BOITSFORT 9 FEVR 1908 6-7
Aan Manuël de Bom
en, gedeeltelijk, aan zijne vrouw.
Antwerpsche Steenweg
te
Cappellen - Antwerpen
CAPPELLEN 10 FEVR 1908 6-7
 
Beste Vrienden.
Ik ben pas 17 3/4 uren terug in mijn huis; neem me niet kwalijk dat ik u nog niet schreef; mijn wel-gerijpt plan was, het morgen te doen; nu anticipeer ik maar, waar uwe kaart mijne genade inroept...[1]
Sedert gisteren avond dan, weêr thuis.[2] 't Is een heele tocht geweest: in vier dagen naar Zwolle, Rotterdam, Utrecht en Amsterdam; iederen avond eene voordracht, met 'nen pitenleir en die mooie, melodieuze stem van mij (Zie: Alg[emeen Handelsblad]).[3] Eigenlijk wel wat vermoeiend, zie je, vooral van wege 't reizen. Ik wil vooralsnog mijn leven niet tegen dat van Rooyaerds ruilen.[4] Maar dan ook: een heel, heel prettigen tocht. Telkens mooie zalen, heel veel aandacht, heel veel wijding en heel veel succes. Ook heel veel thee, met beschuitjes. En ook veel complimenten. Te Zwolle... — Wat vertelt ge daar van de Dietsche Matante alias Mej. Belp[aire]?[5] Die was er niet; die was er geenszins, op mijne ziel. Hoe zou me die dan omhelsd hebben? Of hebben uwe woorden eene esoterische beteekenis? Ik verdiep ze; ik hou uwe kaart tegen het licht, om te zien of er misschien iets achter zit... — Ik loochen, in principe, niets; maar weet waarlijk niet wat er bedoeld wordt. Die Mej. Belp[aire] moet maar niet met mijne kussen gaan prijken als den gaai met pauweveeren!... — In Rotterdam: de gulle de Meester; ook Nijgh-en-dochter (aller-charmantst) en J[on]kh[eer] Trip (lang gesprek over Belgische politiek).[6] Behalve dezen, nog ruim tweehonderd menschen (vierhonderd ooren), te lang om te melden... — In Utrecht: bepaald het alleraardigste. Een ontvangst als voor een kroonprins-in-incognito. Dishoeck express overgekomen. Eten op de studentenkamer van Annie Salomons. Thee (alweêr) bij Ina Boudier-Bakker...
En dan: te Amsterdam. De v[an] Looy's en Boeken opzettelijk overgekomen. Excuus van Thijm en Toppeken.[7] Tweehonderd ooren; tweehonderd handen; Simons als een duiveltje-uit-'en-kistje; dominee Hugenholtz;[8] van Hall die me officiëel uitnoodigt, meê te spelen in den ouwen Gids: suprême distinction.[*] Augusta de Wit, die geenszins te verwarren is met Witte de With en zijne straat;[9] Mevrouw Rooyaerds in al hare slankheid.[10] Langs achteren een heelen boel dichters in spe en dikke meisjes-studentjes (opvallend, dat dikke.)
— Ziedaar, kinematisch, het officiëel verslag. In 't najaar keer ik terug: Groningen, Zwolle (wat is dat met Mej. Belp[aire]?), Amsterdam, waar weet ik al![11] 't Schijnt dat ik die dingen heel goed doe (gij hebt het me nog voorspeld, o Manuël!); en 't brengt daarenboven wat op, genoeg althans voor de slete op uwe kleêren. En men is eens onder al die uiterst-vriendelijke menschen....
— Het doet me ontzaglijk plezier, te hooren dat onze Nora het zoo goed stelt. Bij afreizen en terugkeeren heb ik buiten het portier gehangen, omtrent Cappellen, naar éen van uw beiden uit te zien; ook te Calmpthout, naar uw huis. Heb daarna bij mezelf gezeid dat ik dan toch dwaas was, me aldus in te spannen, en het op voorhand vruchteloos te weten... Vosmeer de Spie[12] is er dan toch maar gelukkiger bij geweest...
Vrienden, wij zijn, wij, nogal ziek geweest. Eerst zenuwslap; daarna: driedubbelen influenza, die mijne reis zelfs kwam verschuiven. 't Is de reden, o Manuël, waarom ik u op uw vorigen brief, geen antwoord gaf. Verexcuseer mij...
Over "Vlaanderen" heb ik een lange conferentie met den Pisdoeck gehad. Ge weet dat wij, na de deflectie van Gust Vermeylen, nu onlangs hadden voorgesteld aan Dish[oeck]: Van Langendonck leider, met een secretaris-administrateur onder zijn bevel (Toussaint? — Sabbe kan niet), en zelfde honorarium-voorwaarden (v[an Dischoeck] had geëischt: slechts de helft nog; anders wilde hij niet meê.) Nu heb ik opdracht het volgende voor te stellen: tusschen ons en hem een nieuw contract, dat bepalen zou: voor zes proefmaanden zouden wij en de medewerkers ons tevreden stellen met 500-600 franken honorarium. Blijkt het dat binnen die 6 maanden de zaken vooruitgaan, dat er abonnementen bij komen, dat er redactoriëelen ijver is: dan weêr voort met de oude voorwaarden. Zooniet, dan maar vallen. Want zooals het thans gaat kan v[an Dischoeck] er nog slechts 1000 à 1100 frank honorarium voor over hebben: abonnenten vallen af bij dozijnen; de Vlaamsche boekhandelaars schijnen er plezier in te vinden, tegen te werken, en... nu ja, de dictatuur van Vermeylen heeft de redacteuren nu juist niet dichter bij elkander gebracht.... — Wat deze laatsten nu over Dish[oeck] zijn voorstel gaan denken, weet ik niet. Ik aanvaard het wel, omdat ik oordeel dat "Vlaanderen" moet gered worden. Maar van Langend[onck] is koppig, Verm[eylen] is onverschillig; Teirlinck zwemt tusschen twee waters ('k vraag u eens: bij zóo'n weêr!). — Wat zegt gij?
Zie eens, als we met "Vlaanderen" uitscheiden, moeten we iets anders aangaan, vermits het hier ons "prestige", in Vlaanderen als in Holland, geldt. Dat "andere", wie zal het aangaan? Of zullen wij het inrichten als een "Van Nu en Straks"-IIIe reeks?...[13] Maar dan werken we toch ook bij uitsluiting van alle honorarium!...
Probeeren we echter opnieuw met "Vlaanderen"; spannen wij eens onzen gezamelijken ijver in, dan gaat het misschien wel. Toussaint, die naar het secretariaat als naar hemelsche manna hankert,[*] kan heel veel abonnenten maken, zegt hij. Onze collega Minister Descamps-David zou ook wel voor een twintig inschrijven, als het noodige ervoor gedaan zou worden. We zouden verder dan elk op zijn kant wat werken; vijftig nieuwe inschrijvers zouden na drie maand wel gemaakt zijn; en ik ben overtuigd dat Dishoeck, blijde als een zotje, ons uit eigen beweging weêr 't oude honorarium naar het hoofd gooit...
Dat is nu wel jammer, dat het princiep er onder lijden moet. Maar voor den uitgever is "Vlaanderen" nu eenmaal een zaak; en aan het contract heeft hij zich niet te houden, vermits Vermeylen dat contract, door zijn ontslag-buiten-ons-weten­óm, verbroken heeft... Me dunkt dat we, gezien 't belang dat we bij 't voortbestaan van "Vlaanderen" hebben, liefst maar conciliant moeten zijn. Zijn wij het níet, dan staakt Dish[oeck] onwederroepelijk, want hij heeft er blijkbaar genoeg van. En dan staan wij voor de moeilijkheid, iets nieuws te moeten oprichten: eene noodzakelijkheid. Wie zal er den geestdrift voor hebben? En de centen?...
— 't Is eigenlijk een lamme historie; en 't verveelt me nu dat ik er zooveel papier over heb volgeklad. In den grond is Verm[eylen] schuld van alles. Of beter gezeid: de Antwerpsche gemeenteraad is schuld van alles, die aan Vermeylen al die mooie plaatsekens ontzei, en van de Hollandsche kritiek, die "de Wandelende Jood" geen meesterstuk vond...
— Dat proza van mij: 't en staat er nog niet volledig in, in Gr[oot-Nederland],[14] en daarenboven kosten overdrukjes daar bij die joden stukken van menschen. Maar over een klein maandeken komt "Janus met zijn waterhoofd" bij alle boekhandelaren te prijken; het eerste exemplaar komt u toe, vermits het boek u, zwart op wit, in Grasset-letter is opgedragen;[15] en dan zal het u gegeven zijn, "Christophorus" te genieten.
Waarmede wij u beidjes aller-hovigst groeten, o hartevrienden.
Karel.
P.S. — 't Is gelijk, ik wilde toch wel 't fijne van die Mej. Belpaire-geschiedenis kennen!
"La Maison haute", te Boschvoorde, is een hôtel van allereersten rang, 't heele jaar open.[16]

Annotations

[1] De briefkaart van De Bom is niet bewaard.
[2] Van de Woestijne verbleef tussen 2 en 8 februari in Nederland om enkele lezingen te geven, met name op 3 februari in Zwolle, 4 februari in Rotterdam, 5 februari in Utrecht en 6 februari in Amsterdam. Van de eerste twee lezingen verschenen op 5 en 6 februari (positieve) besprekingen in de NRC.
[3] In het Algemeen Handelsblad verscheen op 7 februari een korte bespreking van de voordracht die Van de Woestijne de dag voordien 'voor een vol zaaltje in de Studentensociëteit aan den Heiligenweg' in Amsterdam had gegeven. De (anonieme) auteur van de tekst schreef zijn bespiegelingen neer over het feit dat dichters hun verzen anders lezen 'dan zeggers van beroep en tooneelspelers': 'Zij zeggen ze, naar mijn oordeel, juister, want immers met liefdevolle weergave van metrum en woordklank. Doch niet zóó als het publiek ze 't liefst hooren zou.' De auteur noemde Van de Woestijne 'een tenger jong man, bescheiden in zijn optreden en in zijn verzen-zeggen', en vond dat de dictie van de dichter 'wel innig aan[deed]'. 'Pitenleir': zie brief 55, noot 6.
[4] Van de Woestijne bedoelt Willem Royaards, die voor zijn beroep voortdurend rondreisde. Hij trad onder meer op in Duitsland, Engeland en Sint-Petersburg. Bovendien trok hij met zijn vrouw (Jacoba Sandberg) het hele land rond op zoek naar kapitaal om een eigen schouwburg te financieren.
[5] Marie Elisabeth Belpaire heeft kennelijk tegen De Bom beweerd dat ze Van de Woestijne in Zwolle aan het werk heeft gezien en hem daar omhelsd heeft.
[6] Bedoeld worden Johan de Meester, Hendrik Nijgh en Gustaaf Willem van Vierssen Trip, die alle drie voor de NRC werkten.
[7] Van de Woestijne bedoelt Jacob van Looy (en zijn vrouw Titia), Hein Boeken, K.J.L. Alberdingk Thijm (Lodewijk van Deyssel) en Top Naeff.
[8] Van de Woestijne bedoelt Leo Simons en (wellicht) P.H. Hugenholtz.
[*] 'Supprême distinction': de hoogste onderscheiding.
[9] Naar Witte de With is de straat genoemd waarin de NRC zich in 1875 vestigde.
[10] 'Mevrouw Royaards': Jacoba Sandberg.
[11] Voor zover bekend is dat plan niet doorgegaan.
[12] Vosmeer de Spie is een personage uit Joost van den Vondels toneelstuk Gysbreght van Aemstel. Met een list zorgt hij ervoor dat nieuwe leiders het bestuur van Amsterdam in handen kunnen nemen. Hij maakt Gysbreght namelijk wijs dat de twee vijandelijke leiders ruzie hebben gekregen en daarom de aftocht hebben geblazen. Op zijn suggestie laten de Amsterdammers vervolgens een houten 'zeepaard' in hun stad binnen. Daarin vinden ze niet alleen het door Vosmeer beloofde rijshout, maar ook een aantal vijandelijke soldaten, die de list voltrekken. Het verhaal is uiteraard gebaseerd op de legende over het paard van Troje. In die legende wordt de rol van Vosmeer vervuld door Sinoon.
[13] Bijna vier decennia later zal Teirlinck het Nieuw Vlaams Tijdschrift oprichten. Dat tijdschrift was het gevolg van de plannen die August Vermeylen tijdens de Tweede Wereldoorlog had om een nieuw algemeen tijdschrift op te richten. Vermeylen kon die plannen zelf niet realiseren omdat hij januari 1945 overleed. Toen Teirlinck de leiding over het nog op te richten tijdschrift in handen nam, liet hij zich in een brief ontvallen dat het BVT niets meer of niets minder dan de derde reeks van Van Nu en Straks moest worden. Zo kreeg Van de Woestijne, die op dat moment al gestorven was, toch nog zijn zin, en kwam er alsnog een vervolg op Van Nu en Straks en Vlaanderen. Zie Bert Van Raemdonck en Ernst Bruinsma, 'Wij zijn hier eigenlijk bezig aan de derde reeks van 'Van Nu En Straks'. Het ontstaan van het Nieuw Vlaams Tijdschrift', in: ZL, jrg. II, nr. 1 (oktober 2002), p. 63-82 en Bert Van Raemdonck, Allemaal zeep aan onze zolen. Kroniek van het Nieuw Vlaams Tijdschrift (1946-1950), AMVC-Letterenhuis, Antwerpen, 2006.
[*] 'Hankeren' is een West-Vlaamse variant van 'hunkeren'.
[15] Janus met het dubbele voor-hoofd (1908) was inderdaad aan De Bom opgedragen.

Register

Naam - persoon

Belpaire, Marie Elisa(beth) (° 1853 - ✝ 1948)

Vlaamse prozaschrijfster en vertaalster die mee aan de wieg stond van het tijdschrift Dietsche Warande & Belfort. Aan de door haar gestichte modelschool voor meisjes, het Belpaire-Instituut, heeft Van de Woestijne twee jaar lesgegeven (1909-1911). Belpaire was ook betrokken bij de oprichting van de Katholieke Vlaamse Hogeschool voor Vrouwen en de Vrouwenbond Constance Teichmann.

Boeken, Hein Jan (° 1861 - ✝ 1933)

Nederlandse dichter. Trouwe vriend van Willem Kloos en redacteur van De Nieuwe Gids.

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Boudier-Bakker, Ina (° 1875 - ✝ 1966)

Zangeres en schrijfster. In 1902 debuteerde ze officieel met de novellenbundel Machten. In hetzelfde jaar ging ook haar zeer succesvolle toneelstuk Verleden in première. Haar bekendste werk, De klop op de deur, publicereerde ze pas in 1930. In haar Utrechtse periode had ze geregeld contact met Annie Salomons.

Descamps-David, Edouard (° 1847 - ✝ 1933)

Hoogleraar volkenrecht in Leuven tussen 1872 en 1881. In 1892 werd hij voor het eerst senator, en tussen 1907 en 1910 was hij Minister van Kunsten en Wetenschappen.

Deyssel, Lodewijk van (Ps. van Karel Lodewijk Alberdingk Thijm) (° 1864 - ✝ 1952)

Psudoniem van: Karel Lodewijk Alberdingk Thijm

Nederlands criticus en prozaschrijver die een cruciale rol speelde in De Nieuwe Gids en icoon werd van het artistieke individualisme van de Tachtigers. Na een crisis in De Nieuwe Gids richtte hij samen met Albert Verwey het Tweemaandelijksch Tijdschrift op, dat later als De XXe Eeuw werd voortgezet. In 1905 brak hij met Verwey en was hij medeoprichter en eerste voorzitter van de Vereniging van Letterkundigen.

Dishoeck, Cornelis Anthony Jacobus van (° 1863 - ✝ 1931)

Nederlandse uitgever die niet alleen het tijdschrift Vlaanderen, maar ook tien boeken van Van de Woestijne heeft uitgegeven. Ze maakten in augustus 1899 kennis met elkaar tijdens het 25ste Taal- en Letterkundig Congres. Hun correspondentie werd in 1997 door Leo Jansen en Jan Robert uitgegeven onder de titel 'Altijd maar bijeenblijven'. Brieven aan C.A.J. van Dishoeck, 1903-1929.

Hall, Jacob Nicolaas van (° 1840 - ✝ 1918)

Nederlandse schrijver en oprichter van het Toneelverbond. Hij was secretaris van Het Nederlandsch Tooneel en decennialang redacteur van De Gids.

Hugenholtz, P.H. (° 1834 - ✝ 1911)

Nederlandse dominee. Schrijver van godsdienstig geïnspireerde opstellen.

Langendonck, Prosper van (° 1862 - ✝ 1920)

Medestichter van Van Nu en Straks die jarenlang als ambtenaar in Brussel heeft gewerkt. In de redactie van dat tijdschrift was hij de enige katholieke redacteur. Hij was ook ouder dan de anderen. Daardoor fungeerde hij min of meer als hun mentor. Als overgangsfiguur stimuleerde hij hun literaire vernieuwingsdrang, maar vestigde hij ook hun aandacht op het grote talent van enkele voorgangers, zoals Guido Gezelle. Hij publiceerde slechts één bundel romantische gedichten, Verzen (1900). De Bom en vooral Van de Woestijne koesterden een grote bewondering voor hem. Die bewondering nam niet af, ook niet toen Van Langendonck steeds heviger verschijnselen van (erfelijke) schizofrenie begon te vertonen.

Looy, Jacobus van (° 1855 - ✝ 1930)

Nederlandse schrijver van proza en poëzie die ook furore maakte als grafisch kunstenaar. In 1885 had hij zijn literaire debuut gemaakt in De Nieuwe Gids. Hij correspondeerde geregeld met De Bom.

Looy-van Gelder, Titia van (° 1860 - ✝ 1940)

Nederlandse voordrachtkunstenares die in 1892 met Jacobus van Looy in het huwelijk trad.

Meester, Johan de (° 1860 - ✝ 1931)

Prozaschrijver en journalist. Tussen 1886 en 1891 was hij vanuit Parijs correspondent voor het Handelsblad, om vervolgens tot 1927 als criticus te werken voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Het proza van De Meester (o.m. Een huwelijk, 1890 – Zeven vertellingen, 1899 – Louise van Breedevoort, 1903 en Geertje, 1905) is vaak neerslachtig van toon.

Naeff, Top (eig. Anthonetta) (° 1878 - ✝ 1953)

Nederlandse schrijfster van romans, novellen, theater, essays en kritieken.

Nijgh, Henricus (° 1873 - ✝ 1948)

Directeur van de NRC vanaf oktober 1908.

Royaards, Willem (° 1867 - ✝ 1929)

Nederlandse acteur en regisseur, die met de N.V. Het Tooneel door heel Nederland en Vlaanderen reisde, voornamelijk om de toneelstukken van Vondel op te voeren.

Royaards-Sandberg, jonkvrouw Jacoba (Jacqueline) (° 1876 - ✝ 1976)

Nederlandse toneelactrice die in Nederlands-Indië was geboren.

Sabbe, Maurits (° 1873 - ✝ 1938)

Vlaamse schrijver van gezapige, intimistische, romantisch-realistische bellettrie. Hij schreef ook talloze essays en kritieken over literatuur, muziek en de Vlaamse Beweging.

Salomons, Anna (Annie) Maria Franciska (° 1885 - ✝ 1980)

Nederlandse schrijfster die in 1907 beroemd en berucht werd met haar boek Een meisje-studentje, dat handelde over het frivole leven van studentes. In 1908 studeerde ze Nederlands in Utrecht, maar ze heeft haar diploma niet behaald. Als dichteres had ze een deel van haar succes te danken aan Johan de Meester, die haar met uitgever Van Dishoeck in contact bracht.

Simons, Leo (° 1862 - ✝ 1932)

Joodse Nederlander die werkte als theatercriticus en redacteur van het weekblad Hollandia (1889-1903). Oprichter van de 'Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur', beter bekend als de Wereldbibliotheek (1905). Hij gaf aan vele Vlaamse schrijvers de kans om in zijn fonds te publiceren en was zeer goed bevriend met De Bom. Zie onder meer de studie Oog voor Vlaanderen. Leo Simons en de Vlaamse ontvoogdingsstrijd van Willem van den Steene (Gent, KANTL, 2001).

Teirlinck, Herman (° 1879 - ✝ 1967)

Auteur van romans, poëzie en theater. Heeft zowel aan Van Nu en Straks, Vlaanderen als aan het Nieuw Vlaams Tijdschrift meegewerkt, waardoor hij als het ware een halve eeuw de literatuur en de geest van de Van Nu en Straks'ers heeft voortgezet. Samen met Van de Woestijne publiceerde hij in 1928 de brievenroman De leemen torens.

Toussaint van Boelaere, Fernand V. (° 1875 - ✝ 1947)

Vlaamse prozaschrijver die naam maakte in de Tweede Reeks van het tijdschrift Van Nu en Straks. In 1907 stond hij mee aan de wieg van de Vereniging van Vlaamsche Letterkundigen, waarvan hij ook een tijd secretaris was.

Vermeylen, August (° 1872 - ✝ 1945)

Aanvankelijk sterk anarchistisch geïnspireerde en non-conformistische schrijver die het vooral moest hebben van zijn essays. Tot zijn voornaamste bijdragen aan Van Nu en Straks (waarvan hij in een aantal opzichten de geestelijke leider was) behoren behalve zijn literaire kronieken ook zijn opstellen Kritiek der Vlaamsche Beweging en Kunst in de vrije gemeenschap. Van de Woestijne had een ambigue relatie met hem. Hij noemde Vermeylen in een brief aan Lode Ontrop een 'groot dilettant, die zich veel vergist maar toch steeds verstandelijk-interessant blijft'. Vermeylen wordt vaak verweten dat hij zich na de eeuwwisseling steeds meer conformeerde. Na de Eerste Wereldoorlog koos hij voor een carrière in de politiek en werd hij een boegbeeld van de socialisten.

Vierssen-Trip, Gustaaf Willem van (° 1874 - ✝ 1960)

Medewerker van de Nieuwe Rotterdamsche Courant.

Vondel, Joost van den (° 1587 - ✝ 1679)

Nederlandse dichter en toneelschrijver.

Wit, Augusta de (° 1864 - ✝ 1939)

Schrijfster die geboren werd in Sibolga (op Sumatra) en op haar tiende in Nederland kwam wonen. Haar novelle Orpheus in de dessa (1903) behoort tot de populairste Nederlandse boeken uit het begin van de twintigste eeuw. Voor de NRC recenseerde ze buitenlandse romans.

Witte de With, Cornelisz (° 1599 - ✝ 1658)

Nederlandse vlootvoogd.

Titel - krant/tijdschrift