<Resultaat 1257 van 1419

>

Manuel, reyn maeksele![1]
Uw brief, met de perspectieven die hij opent, heeft me zoo vervuld met jolijt, dat ik drie dagen noodig heb gehad om te bekomen.[2] Nu ben ik weêr op mijn pas; dank u. En schrijve u.
Gij komt dus, het is afgesproken, op Zondag, 4 Juli, naar Sinte Martens Laethem (nog altijd: aan de Leie), waar de schrijver van "Adonis" ("Adonus", zegt onzen Paul), ter plaats der opvoering, zijn lyrico-dramatisch gedicht met gloed aan de dames en heeren speelsters en spelers uitgalmen zal.[3] In dat zelfde dorp treft ge hoogst-vermoedelijk ook Mariette en kroost aan, daar we van plan zijn hier op 1 Juli af te reizen en ons tot na de vertooning (vermoedelijk op 8 Augustus) te Laethem te vestigen, wel te verstaan als dat varken van een Minister dirigabel mij 't geld van de subsidie zendt, die hij mij wel toegekend, maar nog niet uitbetaald heeft, het zwijn!...[*]
Ik dring nogmaals aan, dat ge op 4 Juli komen zoudt, en heb daar zelfs geldige en geldelijke redenen voor. Johan de Meester, — voortplanter, onder ons gezeid, van het huis Oranje-Nassau — maakt ijverig propaganda voor "Adonis." Niet alleen eischte hij hem op voor "De(n) Gids",[4] maar hij heeft bij Van Hall aangedrongen, dat hij naar Laethem en de vertooning gaan zou, als theatraal verslaggever van voornoemd tijdschrift.[5] Nu wilde hij van mij een berichtje hebben in de N[ieuwe Rotterdamsche Courant], over 't stuk, over Laethem en hoe men er aanlandt, over de vertolkende vereeniging, over... van alles en nog wat.[6] Hij voorziet dat er nog Hollandsche vrienden gaan zullen! Van nu af aan staat vast dat Royaards er ook zal zijn; en ik hoor dat Prof. Dr. Kalff ook wel overkomen kon. Tevens vroeg Johan, of gij verslag gaaft over de vertooning... — Nu is het, gij zult het begrijpen, onmogelijk dat ik bewust berichtje schrijven zou; ik ben wel een journalist, maar — nieuwsgierigheid wekken voor mijn eigen gewrocht in mijn Nijgh-en blad (mooi, zoo'n calembour!):[*] dat gaat mijn aangeboren kieschheid te boven. En daarom, Manuël, doe ik een beroep: 1º op uw vriendschap, 2º op uw collegiale dienstvaardigheid, 3º op uw voorstellingstalent, en noodig u uit, de voorlezing van mijnen Donus bij te wonen. In de courant zijn ze al verwittigd: ik heb gisteren aan den Hollandschen Lemaître in dien zin geschreven.[7] Zoodat ge geldelijk vergoedt wordt om de reis- en verblijfmoeite.[8] En voorwaar, ik zeg het u: een dagje aan de Leie, daar moet ge niet misprijzend op spuwen...
"Adonis" is zoo goed als klaar. Wat het, dramatisch, "doen" zal, weet ik niet, en geef me niet eens de moeite, er mijn pollevieën aan te vegen.[*] Maar als gedicht durf ik het goed noemen. En indruk maakt het zeker, al was het maar om het vreemde ervan.
Waarmede ik met den zoetsten glimlach sta te groeten, aan Nora’s en Uw adres, terwijl Mariëtte en Paul niet ten achteren willen blijven, en hun best doen, mijn glimlach, zoo dit kon, bij 't groeten nog te overtreffen. En waarlijk, zij slagen er bijna in!...
Uw
Karel Van de Woestyne
Dinsdag kom ik naar 't schoon koppel (ofte belle-paire) heur kweekkot,[9] en zeg u zoo tegen den middag op uwen berô bonjoer
Als Royaards mij 't opvoeringsrecht voor Holland afkoopen wil, mag hij! Wij spreken daar Dinsdag over.

Annotations

[2] De brief is niet bewaard.
[3] Op 4 juli 1909 zou Van de Woestijne in Sint-Martens-Latem zijn eigen Adonis voorlezen, maar dat is uiteindelijk niet doorgegaan. Zie brief 288.
[*] 'Dirigabel' (dirigeable): dirigeerbaar. Van de Woestijne vindt de betrokken minister een marionet. Hoogstwaarschijnlijk gaat het om Edouard Descamps-David, die op dat moment minister van Kunsten en Wetenschappen was.
[4] Johan de Meester was redacteur van De gids. Adonis is niet in het tijdschrift verschenen.
[5] Aangezien de voordracht van Adonis niet is doorgegaan, heeft De Meester er uiteraard ook geen stuk over geschreven. J.N. van Hall was ten tijde van deze brief redactiesecretaris van De gids.
[6] Van de Woestijne heeft nooit een dergelijke tekst gepubliceerd.
[*] 'Calembour': woordspeling. Hier verwijst het naar 'mijn Nijgh-en blad': mijn eigen blad, de NRC, waaraan ook Nijgh meewerkt).
[7] 'Den Hollandschen Lemaître': Johan de Meester.
[8] Aangezien de voordracht van Adonis niet is doorgegaan, heeft De Bom er uiteraard ook geen tekst over geschreven.
[*] 'Pollevieën': zie brief 250, noot 17.
[9] Met het 'kweek-kot' van Marie-Elisabeth Belpaire wordt het 'Institut Supérieur pour Jeunes Filles' bedoeld, een katholieke meisjesschool in de Antwerpse Jozef De Bomstraat, waarvan Belpaire het bestuur in handen had. Van de Woestijne moest daar zijn omdat hij was aangeworven om er nu en dan enkele uren les te geven over letterkunde. Hij heeft het baantje wellicht aanvaard omstreeks april 1909. Op 31 januari 1911 nam hij ontslag. Zie ook zijn Brieven aan Lode Ontrop, p. 184.

Register

Naam - persoon

Belpaire, Marie Elisa(beth) (° 1853 - ✝ 1948)

Vlaamse prozaschrijfster en vertaalster die mee aan de wieg stond van het tijdschrift Dietsche Warande & Belfort. Aan de door haar gestichte modelschool voor meisjes, het Belpaire-Instituut, heeft Van de Woestijne twee jaar lesgegeven (1909-1911). Belpaire was ook betrokken bij de oprichting van de Katholieke Vlaamse Hogeschool voor Vrouwen en de Vrouwenbond Constance Teichmann.

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Descamps-David, Edouard (° 1847 - ✝ 1933)

Hoogleraar volkenrecht in Leuven tussen 1872 en 1881. In 1892 werd hij voor het eerst senator, en tussen 1907 en 1910 was hij Minister van Kunsten en Wetenschappen.

Hall, Jacob Nicolaas van (° 1840 - ✝ 1918)

Nederlandse schrijver en oprichter van het Toneelverbond. Hij was secretaris van Het Nederlandsch Tooneel en decennialang redacteur van De Gids.

Kalff, Gerrit (° 1856 - ✝ 1923)

Literatuurhistoricus die tussen 1906 en 1912 een zevendelige Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde publiceerde. In de periode 1897-1901 was hij redacteur van De Gids.

Meester, Johan de (° 1860 - ✝ 1931)

Prozaschrijver en journalist. Tussen 1886 en 1891 was hij vanuit Parijs correspondent voor het Handelsblad, om vervolgens tot 1927 als criticus te werken voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Het proza van De Meester (o.m. Een huwelijk, 1890 – Zeven vertellingen, 1899 – Louise van Breedevoort, 1903 en Geertje, 1905) is vaak neerslachtig van toon.

Nijgh, Henricus (° 1873 - ✝ 1948)

Directeur van de NRC vanaf oktober 1908.

Royaards, Willem (° 1867 - ✝ 1929)

Nederlandse acteur en regisseur, die met de N.V. Het Tooneel door heel Nederland en Vlaanderen reisde, voornamelijk om de toneelstukken van Vondel op te voeren.

Woestijne, Paul van de (° 1905 - ✝ 1963)

Zoon van Karel van de Woestijne, die na zijn proefschrift als specialist in middeleeuws Latijn aan de universiteit van Gent verbonden was.

Woestijne-Van Hende, Maria (Mariette) van de (° 1884 - ✝ 1968)

Echtgenote van Karel van de Woestijne. Ze trouwden op 13 februari 1904 en kregen samen een zoon (Paul) en een dochter (Lily). Dochter van een echtpaar dat in het centrum van Gent een zaak had waar spiegels werden gemaakt en verkocht.

Titel - krant/tijdschrift