BRUSSEL 1
BRUXELLES 1
21 VIII 1912 12-13
Den WelEdel Geboren, zeer Geleerde Heer
Hoofdbibliothecaris Emma. de Bom
Clementinastraat, 76
te
Antwerpen)
ANTWERPEN 1
ANVERS 1
21 VIII 1912 15-16
"Men moet altijd trachten de waarheid te zeggen" (dixit de Bom, als ge hem kent), en daarom verklaar ik u ronduit dat ik van Zondagnamiddag af in Antwerpen zal zijn, tot en met Donderdag-avond na "Feestmaaltijd" (ik vertrek met den laatsten blok).
[1] Gij hebt dus eene gevoelige dwaling begaan, door den heer Dijksterhuis te verzoeken mij te herbergen de nachten van Maandag 26, Dinsdag 27, Woensdag 28 en Donderdag 29.
[2] Gij zult al hebben geraden (ik ken de fijnheid van uw speurzin!) dat dit moet zijn: Zondag 25, Maandag 26, Dinsdag 27 en Woensdag 28. Als ik u nu nogmaals lastig mag vallen: loop weêr naar den telefoon en verwittig, met al de noodige omzichtigheid natuurlijk, den heer Dijksterhuis, aangaande de ingetreden verandering die, ik hoop het, hem niet al te zeer in reeds getroffen schikkingen storen zal.
Gij kunt van nu af aan
Monet verwittigen,
[3] dat ik inderdaad zal optreden in de
afd[eeling] II met het onderwerp: "De poëzie in Vlaanderen sedert 1880"; verzoek hem echter den tekst mijner rede niet in de Nieuwe Gazet op te nemen vóor ik ze heb uitgesproken.
[4] — Is het waar dat
Conscience (Hendrik) zal handelen over: "Emmanuël de Bom, naar aanleiding van zijn veertigsten geboortedag."
[5] Dat kan wel aardig worden!
— Ja, vervelend en droef voor
Nora! Wat doet zij er tegen?
[6] Als 't waarlijk rheumatiek is heb ik eene uitmuntende remedie. Ik weet echter niet of ze voor haar geschikt is... Er maar den moed, en ook matige beweging in houden....
Mariette, Paul en ik groeten haar, groeten u, groeten Mevr. Aulit, groeten al wie ge noodig oordeelt.
Bonjour en tot Zondag. Ik schrijf u wanneer ik toekom. Of schrijf gij mij wanneer ik het doe: 't is eene moeite die gij mij spaart (en dat is toch uw vurigste wensch!), en tevens kom ik dan te bekwamen ogenblikke.
Uw
Karel.
Annotations
[2] Van de Woestijne logeerde in hotel Dijksterhuis op het Statieplein (nu: Astridplein) in Antwerpen. Tegenwoordig is daar o.m. het Diamantmuseum gevestigd. Van de Woestijne spreekt over
'de heer Dijksterhuis' en bedoelt daarmee de eigenaar of uitbater van het hotel. Over hem werden echter geen gegevens teruggevonden.
[3] Van de Woestijne bedoelt wellicht niet
Rip (alias August Monet), maar
Pol de Mont, die voorzitter van het Taal- en Letterkundig Congres was.
[4] Van de Woestijne heeft die lezing uiteindelijk toch niet gehouden, volgens het verslag van De Bom in de
NRC van 29 augustus, omdat hij
'in barensnood verkeerde van een berg kopij' voor diezelfde krant.
Pol de Mont heeft hem vervangen. Hij sprak over de
'Vlaamsche dichtkunst sedert 1880'.
[5] De lezing die De Bom op 28 augustus tijdens het congres heeft gegeven, droeg de titel
'Conscience, de argelooze'. De tekst is bewaard in het Letterenhuis. De Bom was in 1908 al veertig geworden.