Manuel, ge weet gij beter dan ik dat ik niet voor paedagoog in de wieg werd gelegd. Gij zult mij antwoorden dat dit juist eene reden is om te leeraren in eene school, die nu eens terdege
"modern" wil zijn. En gij hebt groot gelijk. Ik hou vol dat men de kookkunst veel beter leeren kan van een gourmet dan van een maîtrequeue.
[*] Weg dus met het bezwaar, dat ik geen paedagoog ben. Te meer dat het feit dat het getal der leerlingen tot op de eenheid is gereduceerd, des leeraars taak ten uiterste verlicht.
Er is echter een ander bezwaar. Wij allen, in Brussel, hebben een bak.
[5] Ik zit op mijn bak van 9 tot 4.
Toussaint zit op zijn bak van 9 tot 4 1/2.
Vermeersch zit op zijn bak van 9 tot 5 1/2. Tot
Hegenscheidt toe die, als hij niet in Sicilië zit (hij is er nog altijd, meen ik), ook zijn dag ingenomen ziet door vaste uren les. En zelfs
van Langendonck.... mais passons.
[6]
Die lessen van Nederlandsch zouden dus in de avondlijke uren moeten geschieden. En nu heb ik, gedurende mijne lange loopbaan, wel altijd opgemerkt dat men het Nederlandsch liefst na zonsondergang moet leeren, in Vlaanderen althans, vooral sedert den Westfaalschen Vrede (1648), die ons helaas voor goed van het Noorden moest afscheuren.
[7] Maar hebben de heeren der moderne school daar geene andere inzichten over?
Derde bezwaar: hebt gij gezien hoe het gesneeuwd heeft, Zaturdag en Zondag? En ziet gij mij in zulk een weêr drie- of viermaal in de week, en 's avonds nogal, naar Bierges bij Wavre waden? Toe, wees nu eens niet onmenschelijk....
Ik maak van al 't bovenstaande gebruik, om mijn beslissend antwoord tot na uw antwoord te verdagen. Laat mij des niet al te lang wachten...
Ernstig gesproken: ik ken iemand die dat veel beter zou doen dan ik: mijn broeder Maurice, vertaler bij de Koloniën en bij de rechtbank. Hij kent veel beter de taal dan ik, en heeft wel meer les gegeven. Ziet-de, dat gaat zóó met ons letterkundigen: wij kunnen het vleesch heel goed klaar maken, maar daarom weten wij nog niet uit welk deel van het beest het komt; wij bereiden de saus, en die is lekker, maar zelf het stuk vleesch uit den os snijden, — daarvoor moet ge bij den beenhouwer zijn. Nu, de grammatici zijn de beenhouwers, wij zijn de koks. En nu heb ik daar straks juist het tegendeel beweerd, maar dat bewijst maar één ding: dat gij schrander genoeg zijt om tegenspraken op te merken....
Bij mijn broer is er echter weêr dit bezwaar: hij is niet vrij vóor 5 1/2....
Al die bezwaren: 't is waarachtig om razend van te worden!
Dans l'espoir de vous lire,
[*]
Yours,
Karel v.d.W.