Er valt niet aan te denken, Manuël:
mijn schoonzusterken ligt sedert Maandag heel erg ziek.
[1] De dokter spreekt een vervaarlijke naam uit. — Daarenboven ligt het dienstmeisje met influenza, en
Mariette, in hare zenuwen geschokt, is ook niet al te best. Gij zult inzien, dat ik in zulke omstandigheden alles kan doen, behalve naar Antwerpen te komen.
Gij beiden, intusschen, stelt het goed: zoo rade ik u.