<Resultaat 991 van 1419

>

Karel,
Sinds vier weken staat mijn inktpot uitgedroogd en ik leefde in schandalig niets-doen; ik leefde met de boomen de bloemen en de zon en was door 't danig kijken vergeten gerocht dat er buiten de wiedsters, nog ander menschen bestonden. En toch moest ik U sinds lang geschreven hebben; en dat om verschillige redens die gij hierachter lezen zult.[1]
'K ben nog altijd even content kennis gemaakt te hebben met De Meyere en De Praetere: De eerste een zoetgemonde zegger en d'andere: iets van waar-der-iets-in-steekt! 't Is 't hopen dat 't de laatste keer niet is dat ik hen zag. Onnoodig te zeggen dat ik die teekening verwacht,[2] en verlang 't is gelijk wat van zijn potlood te zien. In vergelding krijgt hij mijn laatste Schepping: 't eerste eener nieuwe Serie Pennekrabbels: "Op koper" — : Drama.[3]
— Van Lente, eerst en vooral, is aan niemand toegezegd — De Bom zaagt me gedurig dat ik 't Antwerpen waarts zou zenden, en een Brugsch Artist wilt het uitgeven in een Plaquette-de-Luxe, op Hollandsch Papier met menigvuldige kronkels en Paaschlelies. Hoe het met 't ding nu eigenlijk staat? — Over vier weken was 't af — (op 't Kladboek) dan heb ik heel de boel in de stoof gestoken om het te herschrijven;[4] dagelijks maak ik 't vast voornemen: te beginnen[.] Maar dooden verwekken vraagt inspanning en als 't alzoo Schoon weer is, ge verstaat.... Nu, als uwe onderneming[5] goed gaat en 't prospectus[6] verschenen is, val ik aan 't werk lijk een leeuw, en 'k schrijf er U meer over.[7]
V[an nu en] Straks leeft om te bersten.[8] Dees week kreeg ik hier Vermeylen (die ik voor 't eerst zag)[9] — meer daarover, later) — Het nr ligt gereed[10] met bijdragen van Mesnil, een verhaal en een artikel over Botticelli en Verzen van Verm[eylen] en Proza van mij.... enz —
De Bom is een groote novelle aan 't Baren.[11]
te Naaste week ga ik naar Brussel en rond half Juli naar Brussel-Antwerpen.[12] Moet die onderneming geheim blijven? en hoe gaat Uw Quarterly heeten?[13]
Wekelijks slijt ik een achtermiddag bij Verriest; als gij eens goest hebt uwe oogen te verklaren aan een heerlijk landschap en uwe ooren deugd te doen aan onuitsprekelijk en onnabootselijk tooverachtig zoet gezeisel zou ik U en De Meyere daar gemakkelijk kunnen binnen leiden.
Ik verwacht een heel karrevoer
opmonterend nieuws
uw Stijn Streuvels
Nog dit.
  • — Ge hebt me doen koken van afgunst met uw prachtigen Hooft en Vondel,[14] als gij eens in de gelegenheid zijt ist in die goest voor mij te koopen, zoudt ge mij enorm veel plezier doen.
  • — ben heel aan U als er iets is...
  • Gezelle's "Rijmsnoer"[15] (een prachtig boek) is op 40 blz. na, afgedrukt. —
  • — Hierbij een Artikel[16] — (ge weet wel van wie) over hem, die 't lezen weerd is — zoo spoedig mogelik terug a.u.b. — ik houd eraan de verz[ameling] niet te schenden.

Annotations

[1] Vier weken eerder had Streuvels de kladversie van zijn novelle Lente voltooid en onmiddellijk daarna verbrand. Die vernietiging van het manuscript maakte voor de auteur deel uit van zijn gebruikelijke scheppingsproces (zie [4]). De volgende versie werd in september 1897 afgewerkt, waarna hij nog maandenlang correcties zou aanbrengen. Op 1 december 1897 komt het manuscript bij de drukker terecht, maar ook op de drukproeven bleef Streuvels nog aan Lente sleutelen. Zoals uit de volgende brieven en annotaties zal blijken, had de publicatie ervan heel wat voeten in de aarde.
[2] Het door Julius de Praetere getekende portret van Karel van de Woestijne, dat vele jaren in Streuvels' bezit bleef. Sinds de Tweede Wereldoorlog is het spoorloos. Een reproductie is o.m. afgedrukt in: P. Minderaa, Karel van de Woestijne. Zijn leven en werken (Arnhem, Van Loghum Slaterus' Uitgeversmaatschappij, 1942). Het portret toont Karel van de Woestijne op 19-jarige leeftijd, en werd in potlood getekend. Het bevat een autografische nota: 'Anno 1897, Oud 19 jaar, Aan Stijn Streuvels'. In ruil daarvoor zou Streuvels zijn Lente aan Van de Woestijne schenken, die de novelle in Werk wilde opnemen (zie [5]).
[3] In een (niet gedateerde) brief van later dat jaar over Streuvels' medewerking aan Werk (zie [5]) zou Van de Woestijne aan Julius de Praetere schrijven: 'Hoewel hij nog niets vast belooft, ben ik zeker dat ik van hem zijn kleine roman Van Lente of zijn drama Opkoper zal hebben.' Van Opkoper zijn evenwel geen sporen teruggevonden. In ruil daarvoor zal Streuvels zijn Lente aan Van de Woestijne schenken.
[4] Het verbranden van de eerste versie van een nieuw werk was een gewoonte van Streuvels. Hij stelde De Bom — die vreesde de schuld te zijn van die plotse vernietiging van een van zijn werken — daarover gerust: 'Dat ik mijn "Lente" verbrandde moet U niet verontrusten — Dat is mijn gewone handelwijze met al mijn werk: eerst wordt het hoofdbereidsel vlugweg neergeworpen om meer duidelijkheid,... en dat bezie ik absoluut nooit voor 't definitief afschrijven dat altijd weer direckt uit het brein komt: zoo leert men helderheid van geest krijgen en duidelijke, schoone frazen in 't hoofd hebben' (28 juni 1897).
[5] Van de Woestijne had al in februari 1897 het plan opgevat een driemaandelijks anthologietijdschrift, Werk, uit te geven. Hij zou dat doen bij de Antwerpse drukker-uitgever Buschmann, die de tweede reeks van Van Nu en Straks drukte en door zijn bibliofiele publicaties een voorname rol speelde in de ontwikkeling van de art nouveau in de boekdrukkunst.
Het eerste deel was een grafisch heel verzorgde uitgave van 220 bij 180 mm, op handgeschept Hollands-Van Gelderpapier in rossig-zwarte inkt, gedrukt in een oplage van 150 exemplaren. De samenstelling van het eerste deel vond plaats in de zomer van 1897, en Streuvels' Lente (zie ook brief 8, noot 2) zou erin verschijnen (p. 3-46). Daarnaast zouden ook nog Gunlaug en Helga van Victor de Meyere (p. 52-115) en een fragment van Van de Woestijnes Kronos (p. 119-128) worden opgenomen. Maar Werk kwam pas eind juli 1899 van de pers. Het voorplat en de titelpagina kregen een zuiver typografische letterafdruk, met daaronder een houtsnede van De Praetere, die hij overigens al eerder had gebruikt als sluitvignet onder de novellen in Lenteleven van Streuvels. Er was nog overwogen om De Praetere de twee volgende uitgaven op zijn handpers te laten drukken.
In een brief van Van de Woestijne aan Victor de Meyere wordt melding gemaakt van 'iets uit het "Zonneboek" van Streuvels' bestemd voor Werk II, dat oorspronkelijk vier maanden na deel I zou verschijnen. Maar Streuvels zou zich al gauw uit het project terugtrekken. In een brief aan Lode Ontrop (s.d.) meldt Van de Woestijne dat Boek II 'geheel gewijd [zal] zijn aan de twee grootste kunstenaars van Vlaanderen: Guido Gezelle voor de inhoud en George Minne voor de illustraties'. Boek III zou, volgens de plannen in dezelfde brief, bevatten: 'Dagen' van Victor de Meyere, 'Het leven van Nebo, Dichter' van Van de Woestijne zelf en een reeks gedichten van Lode Ontrop. Van Werk is uiteindelijk slechts de eerste bundel verschenen.
[6] De publicatie van Werk (Boek I) zal aangekondigd worden in Onze Vlagge. Jong-Vlaamsch strijdblad van 1 december 1897: 'Onder den algemeenen titel van "Werk" zullen eenige jonge schrijvers hun meer-uitgebreide schriften in een gezamenlijke uitgaaf, volledig in het licht geven. Ieder boekdeel zal vier onuitgegeven platen bevatten. Boek I wordt voor Januari aangekondigd en zal inhouden: twee platen van George Minne; twee platen van Jul. de Praetere; Gunlaug en Helga, drama in verzen van Victor de Meyere; Lente van Streuvels; Kronos, dramatische zang van Karel van de Woestijne; Dagen, gedichten van Victor de Meyere; ornamentaties van de Praetere'.
[7] De publicatie van Lente, dat Streuvels op aanraden van De Bom dan toch maar niet Van Lente noemde, ging niet zonder slag of stoot. Het project Lente wordt door Streuvels voor het eerst vermeld in een brief aan De Bom op 12 februari 1897. Op 1 mei hoopt hij het binnen de drie weken af te hebben. Daarna verbrandt hij die versie. Het zal dan een tijd duren vooraleer Streuvels opnieuw de pen opneemt. Ondertussen heeft hij aan De Bom geschreven dat hij het verhaal niet in Van Nu en Straks wil publiceren. De Bom wil Streuvels nog overtuigen de novelle toch aan Van Nu en Straks te schenken, vandaar: 'De Bom zaagt me gedurig dat ik 't Antwerpen waarts zou zenden' (alinea 3).
De Boms reactie is begrijpelijk: Streuvels was het immers gewend om hem als eerste zijn werk ter beoordeling toe te sturen (waarna het meestal in Van Nu en Straks terechtkwam). Met zijn Lente had hij echter andere plannen. Op 21 september 1897 schrijft hij aan De Bom, die hem stilaan ergert met zijn niet aflatende smeekbeden Lente toch voor Van Nu en Straks te reserveren: 'ik schonk mijn werk [...] in vergelding van De Praeters teekening. 2dn Ik heb niet beloofd elk Nr met een bijdrage te voorzien [...] 3den mijn werk — Lente — achtte ik niet geschikt voor uw tijdschrift — : 't is te uitvoerig — en wil het in geen 2 Nrs gedeeld zien'. Ook een 'Brugsch Artist' wilde Lente uitgeven.
Om wie het gaat is niet duidelijk. Geen enkele officiële uitgever uit het toenmalige Brugge lijkt immers in aanmerking te komen (zie Ludo Simons, Geschiedenis van de uitgeverij in Vlaanderen, 2 dln. (Tielt, Lannoo, 1984-1985). Misschien bedoelt Streuvels de Gentenaar Jules de Praetere, menende dat die uit Brugge afkomstig was. Het is ook niet uitgesloten dat het om de persoon gaat die Jules de Praetere gewoonlijk hielp bij het drukken op diens handpers. Streuvels vermeldt immers in een latere brief aan De Bom dat Jules de Praetere zijn werk in het 'Patershol' niet zelf doet: '[H]et is eigenlijk De Praetere niet die het handelijk werk van drukken doet maar wel een bekwaam werkman dien hij huurt' (4 juni 1898).
De 'menigvuldige kronkels en Paaschlelies' zouden door Jules de Praetere geschilderd worden. Het duurde lang eer de schrijver iemand iets toezegde. Uiteindelijk stond hij de novelle af aan Van de Woestijne, die ze in Werk wilde opnemen. De Bom zag in dat project intriges van een aantal jongeren (o.a. Van de Woestijne, Victor de Meyere en Lode Baekelmans) tegen Van Nu en Straks. Maar Streuvels zal zijn beslissing nog erg betreuren (zie ook brief 8 en brief 9).
[8] In juli 1897 zou het volgende nummer van Van Nu en Straks al verschijnen (zie [10]). Daarna duurde het tot december vooraleer de tweede jaargang kon worden voortgezet (en dus meteen beëindigd). Dat gebeurde met een vierdubbel nummer. Streuvels werkte aan alle zes de afleveringen mee. Van hem verschenen in Van Nu en Straks in 1897 achtereenvolgens 'Kerstavond', 'Slenteren' (beide nr. 1, febr.), 'Wit leven' (nr. 2) en 'Op den dool' (nr. 3/6).
[9] In een brief aan August Vermeylen van 2 juni 1897 meldde Streuvels zijn blijdschap over diens aanstaande bezoek aan Avelgem. Vermeylen zocht Streuvels daar kort op, na een visite aan Verriest te Ingooigem, begin juni 1897. Het was de eerste keer dat Streuvels hem ontmoette. Mede op grond daarvan is deze brief te dateren.
[10] Nummer 2 van de tweede jaargang van Van Nu en Straks (nieuwe reeks). De aflevering verscheen in juli 1897 en bevatte proza ('Wit leven' van Streuvels, p. 84-89 en 'Banquo's geest' van Jac. Mesnil, p. 117-119), poëzie ('Aischylos' Prometheus in de boeien' van Albrecht Rodenbach, p. 100-115), literaire kritiek (een nawoord door de redactie op de bijdrage van Rodenbach, p. 116) en kunstkritiek ('Botticelli: Reisnota's' van Mesnil, p. 73-83 en 'Fervaal van Vincent d'Indy' van Alfred Hegenscheidt, p. 120-132).
[11] Met deze novelle wordt De Boms roman Wrakken bedoeld, die in 1898 volledig in het mei-nummer van Van Nu en Straks (p. 33-120) zou worden opgenomen en in hetzelfde jaar als boek bij De Nederlandsche Boekhandel te Antwerpen zou verschijnen.
[12] In Brussel zou Streuvels Vermeylen ontmoeten. De reis naar Brussel en Antwerpen zou hij maken na een uitnodiging van De Bom om op zondag 11 juli naar Brussel te komen, om er de Van Nu en Straks-redactie te treffen en daarna met hun tweeën naar Antwerpen te trekken. Die laatste uitstap zal Streuvels uiteindelijk niet ondernemen wegens de ziekte van zijn vader Kamiel Lateur. Diens gezondheid was medio juni dermate verzwakt dat hij op 21 juli 1897 stierf (zie brief 7).
[14] Van de Woestijne heeft in een brief aan Streuvels kennelijk het werk van Hooft en Vondel bejubeld. Uit zijn correspondentie met Victor de Meyere blijkt dat Van de Woestijne in het begin van 1895 onder de indruk was geraakt van Vondels werk, waarvan hij na een grondige studie aan De Meyere liet weten dat hij niet had geweten 'dat het zo mooi was'.
[15] Gezelles Rijmsnoer zal eind oktober 1897 verschijnen als aanvulling van Tijdkrans (zie brief 3, noot 2), dat vier jaar eerder was verschenen. De bundel werd gedrukt bij Jules de Meester te Roeselare en bevat gedichten die hoofdzakelijk ontstonden tussen 1894 en 1897.
[16] Waarschijnlijk het artikel dat Albert Verwey in zijn Tweemaandelijksch tijdschrift gewijd had aan Gezelle en diens bundel Tijdkrans. Het was een lovend stuk waar de dichter erg blij mee was.

Register

Naam - persoon

Gezelle, Guido (° 1830 - ✝ 1899)

Priester, dichter, taalkundige en journalist. Zijn zus Louise Gezelle (1834 1909 was de moeder van Stijn Streuvels, die bijgevolg een neef was van Guido Gezelle.

van den Vondel, Joost (° 1587 - ✝ 1679)

Nederlandse dichter en toneelschrijver.

de Bom, Emmanuel (° 1868 - ✝ 1953)

Bibliothecaris in Antwerpen, prozaschrijver en journalist. Tussen hem en Streuvels ontspinde zich vanaf medio 1896 een hartelijke en levenslange vriendschap. De briefwisseling tussen hen beiden was vooral in de eerste jaren heel intensief, en werpt een belangrijk licht op Streuvels' evolutie als schrijver. Gebaseerd op deze correspondentie heeft Kathryn Smits een duiding van Streuvels' aanvangswerk gegeven in: Een nieuwe kijk op de jonge Streuvels (1993). Later verscheen dan nog Kathryn Smits, 'Een aardig bundeltje brieven'. De briefwisseling van de jaren 1900-1914 (Kapellen, Pelckmans, 2005).

De correspondentie tussen De Bom en Karel van de Woestijne, die ook erg goed bevriend waren, is eveneens uitgegeven. Zie Bert Van Raemdonck, Niks geniaal vandaag. De briefwisseling tussen Karel van de Woestijne en Emmanuel de Bom (Kapellen, Pelckmans, 2010).

Ontrop, Lode (° 1875 - ✝ 1941)

Componist, muziekpedagoog, criticus, essayist en dichter. Ontrop en De Bom hadden elkaar leren kennen via Karel van de Woestijne, die rond de eeuwisseling zeer goed met Ontrop bevriend was. Daarvan getuigt o.m. hun erg intense correspondentie, die werd uitgegeven als: Karel van de Woestijne, Brieven aan Lode Ontrop, uitgegeven met een inleiding en aantekeningen door Anne Marie Musschoot (Gent, KANTL, 1985). Later verwaterde de vriendschap enigszins en lijkt Emmanuel de Bom de rol van Ontrop als intieme boezemvriend van Van de Woestijne als het ware te hebben ingenomen. Er bleven echter contacten tussen Ontrop en Van de Woestijne bestaan.

Vermeylen, August (° 1872 - ✝ 1945)

Letterkundige, kunsthistoricus en essayist. Bezieler van Van Nu en Straks.

de Meyere, Victor (° 1873 - ✝ 1938)

Dichter, romanschrijver en volkskundige. Hij debuteerde als dichter in Van Nu en Straks (reeks 1, nr. 2) en introduceerde in dat tijdschrift ook andere jonge auteurs, zoals Karel van de Woestijne. Zelf was hij 'ontdekt' door Emmanuel de Bom, die later met een schimpende opmerking over zijn poëzie ook weer de aanleiding zou zijn van zijn vertrek uit Van Nu en Straks. Uit zijn verhalen, novellen en romans blijkt zijn grote belangstelling voor volkskunde. De Meyere speelde een grote rol als geestelijke mentor van de generatie die na Van Nu en Straks aan het woord kwam.

(Jules) de Praetere, Julius (° 1879 - ✝ 1847)

Schilder en drukker uit Gent. Karel van de Woestijne, die een van zijn vroegste kritische opstellen aan hem had gewijd ('George Minne en Jules de Praetere', in: De Vlaamsche school, nieuwe reeks, jg. 10, nr. 10, oktober 1897, p. 291-297), had hem in 1897 bij Streuvels geïntroduceerd.

Het eerste boek dat De Praetere versierde en op handpers drukte, was Lenteleven (1899), het eerste werk van Stijn Streuvels dat in boekvorm werd uitgegeven. Later drukte hij nog Verzen van Herman Teirlinck (1900), Lucifer van Vondel (1902), Natuur van René de Clercq (1902), Kerkhofblommen van Guido Gezelle (1902) en Het vader-huis van Karel van de Woestijne (1903).

Door de bijzonder verzorgde druk, de keuze van het papier, het lettertype en de versiering, behoorden deze uitgaven tot het beste dat toen in Vlaanderen en Nederland verscheen. De Praetere, die in 1900 samen met Karel en Gustave van de Woestijne in Sint-Martens-Latem ging wonen, slaagde er echter niet in om van de opbrengst van zijn drukkerij te leven. In 1903 vertrok hij naar het buitenland om leeropdrachten in Duitsland en Zwitserland te vervullen. In 1915 werd hij directeur van de Hogere Kunstnijverheidsschool in Bazel.

Mesnil (ps. van (Jean) Jacques Dwelshauvers), Jacques (° 1872 - ✝ 1940)

Auteur, kunstcriticus en essayist. Nadat hij in 1897 zijn geneeskundige studies in Bologna had stopgezet, wijdde hij zich geheel aan de studie van de plastische kunsten. Hij was een kenner van de Renaissance en het quattrocento en een overtuigde anarchist, die voor een uitvoerige en systematische uiteenzetting over het anarchisme in Van Nu en Straks zorgde. Zijn teksten werden (net als die van zijn oudere broer, de filosoof en hoogleraar Georges Dwelshauvers) uit het Frans vertaald voor Van Nu en Straks. Meestal gebeurde dat door Vermeylen, maar soms ook door De Bom, Schamelhout of Hegenscheidt. In 1898 ging Mesnil een vrij huwelijk aan met Clara Koettlitz. Hij verbleef afwisselend in Antwerpen, Italië en Frankrijk, schreef reisgidsen, en werkte mee aan tal van kranten en tijdschriften.

Verriest, Hugo (° 1840 - ✝ 1922)

Priester en letterkundige. In 1895 werd hij pastoor van Streuvels' parochie Ingooigem, waar hij tot zijn pensioen in 1912 in dienst bleef. Hij was een graag geziene vriend en gastheer van veel Vlaamse (ook andersdenkende) schrijvers, die meewerkte aan de tweede reeks van Van Nu en Straks en De nieuwe tijd (1896 1901). Verriest heeft Streuvels altijd gesteund, ook toen die uit conservatieve hoek tegenkantingen ondervond vanwege zijn medewerking aan Van Nu en Straks.

Corneliszoon Hooft, Pieter (° 1581 - ✝ 1647)

Nederlandse dichter, proza- en geschiedschrijver.

Lateur (sr.), Kamiel (° 1841 - ✝ 1897)

Vader van Stijn Streuvels, die van beroep zelfstandig kleermaker was. Streuvels beschouwde hem als een afzijdige, introverte en enigszins inerte figuur. Echt negatief heeft Streuvels zich nooit over zijn vader uitgelaten, hooguit betreurde hij dat ze nooit echt veel of goed contact hebben gehad. In Avelghem (1946) noteerde Streuvels: 'Vader werd in alle eenvoud begraven, de 24ste juli 1897. [...] Hij had in 't gezin geen gewichtige plaats ingenomen, liet dus ook geen grote leemte na.'

Minne, George (° 1866 - ✝ 1941)

Beeldhouwer en tekenaar. Hij was lid van 'Les XX' en daarna van 'La libre esthétique', de twee door Octave Maus gestichte kunstkringen waar niet-academisch georiënteerde kunstenaars van diverse pluimage elkaar ontmoetten. Minnes werk brak met de burgerlijke romantisch-realistische traditie die de Belgische plastische kunst op het einde van de vorige eeuw beheerste. Het onderscheidt zich door een sobere, zeer verinnerlijkte vormentaal die niet zozeer wilde refereren aan de empirische realiteit, maar de expressie betrachtte van symbolische waarden. Zijn drang tot stilte en afzondering voerde Minne in 1899 naar Sint-Martens-Latem, waar hij samen met o.a. Karel en Gustave van de Woestijne en Valerius de Sadeleer deel ging uitmaken van de eerste Latemse groep. Karel van de Woestijne schreef een van zijn vroegste kritische opstellen over Minne. Zie Karel van de Woestijne, 'George Minne en Jules de Praetere', in: De Vlaamsche school, nieuwe reeks, jg. 10, nr. 10 (oktober 1897), p. 291-297, gedateerd 16 aug. '97). Streuvels zou Minne pas in juli 1900 voor het eerst in levende lijve ontmoeten, tijdens een bezoek aan Latem.

de Meester, Jules (° 1857 - ✝ 1933)

Drukker en uitgever. Hij speelde een rol van betekenis voor de Vlaamse Beweging als uitgever van o.a. Albrecht Rodenbach, Pol de Mont, Hugo Verriest, Guido Gezelle (o.m. van diens Loquela). Tijdens W.O. I werd zijn drukkerij in Roeselare vernietigd. Nadien (in 1920) vestigde hij zich in Wetteren, waar hij zich toelegde op speciale uitgaven in het Grieks en Oosterse talen. Na zijn overlijden zetten twee van zijn zonen zijn uitgeverij en drukkerij voort onder de naam Scaldis.

Naam - uitgever

Titel - krant/tijdschrift