<Resultaat 1367 van 1419

>

OOSTENDE 2 OSTENDE 2 25 X 1924 18-19
[afzender]: 25, Hofstraat, te Oostende
Aan den heer
Frank Lateur
"Lijsternest"
te
Ingoyghem
West-Vlaanderen
 
[1] 25, Hofstraat,

Waarde Stijn,
Ik heb op mij genomen, in December a[an]s[taande] op eene feestzitting van de Volksuniversiteit in den Haag te spreken over Guido Gezelle.[2] Nu vragen de inrichters mij dat ik ze meêhelpen zou voor eene kleine expositie die te zelfder tijd plaats zou hebben.[3] Ze hebben u daarover geschreven, zeggen ze.
Het spreekt van-zelf dat ik daarbij heel weinig doen kan: alleen een beetje raadgeven. En dat dan nog niet zonder uwe meêwerking.
Ik stel mij die tentoonstelling voor als volgt. Zij zou uitsluitend letterkundig zijn. De philologische en folkloristische arbeid komt dus niet in aanmerking:[4] de Hollanders stellen daar natuurlijk minder belang in.
De expositie zou dan bestaan uit:[5]
  • 1º Handschriften, zoo talrijk mogelijk. Kunt gij er bezorgen?[6]
  • 2º Uitgaven der werken: a) Hollandsche (die moeten ze maar vragen aan Veen:[7] ik heb het hun geschreven) b.) Vlaamsche oorspronkelijke: bestaat De Meester nog?[8] Kunt gij hier helpen?
  • 3º Werken over Gezelle, bloemlezingen en vertalingen incluis: gemakkelijk te vinden.
  • 4º Souvenirs: doodenmasker,[9] afgietsels van hersenen en hand. (hebt gij die, of moet ik schrijven aan Lagae?)[10] Zou men de geschilderde portretten kunnen zenden, dat b.v. van 1890?[11] Van de meubels kan natuurlijk geen spraak zijn; misschien wel van inktkoker, brillen, pennestokken, enz.. Wat denkt gij?
  • 5º Heel de tafel met de familieportretten en de portretten der vrienden (ditmaal moeten gij en Caesar erbij!)[12]
  • 6º Heel de tafel met de doodsberichten (gij weet wel wat ik zeggen wil) en die met de gelegenheidsgedichten.[13]
Wat denkt gij daarvan? Ik geloof dat de Hollanders daar heel blij zouden mogen meê zijn. Maar langs een anderen kant moeten ook wij ervoor zorgen dat het zoogoed als mogelijk wordt. Het is voor Gezelle, en was het niet voor hem, ik zou mij de moeite niet doen naar den Haag te reizen. Ik weet dat gij Uwe hulp hebt toegezegd; gij zult ze zeker ook aan mij niet ontzeggen, nu ze mij vragen meê te helpen aan de practische inrichting.
Ontvang ik spoedig een woordje van U?
Met mijne vriendschappelijke groeten voor U en uwe vrouw,
Uw
Karel van de Woestyne

Annotations

[1] Bij zijn benoeming tot docent aan de Rijksuniversiteit te Gent (officiële aanstelling op 31 augustus 1920) vestigde Van de Woestijne zich in Oostende. Hij verbleef daar op verschillende adressen: Wellingtonstraat 6 (1920-1922); Eufrasie Beernaertstraat 152 (1922-1923); Hofstraat 25 (1923-1925) en Vlaanderenstraat 20 (1925, hoewel officieel tot 1926).
[2] Op 1 december 1924 zou het 25 jaar geleden zijn dat Guido Gezelle was begraven. Van de Woestijne was op die begrafenis aanwezig en schreef er een verslag over voor Neerlandia (december 1899, p. 1-2). In Gezelle waardeerde Van de Woestijne niet alleen de dichter, maar ook diegene die de 'schoone West-Vlaamsche beweging' in het leven had geroepen en 'die ons, door tusschenkomst van zijn leerling Hugo Verriest, dien anderen grooten, en zoo vroeg heengeganen dichter [[nl. Albrecht Rodenbach]] heeft geschonken'.
Zie ook het artikel dat hij kort voor zijn overlijden in 1929 schreef: Karel van de Woestijne, 'Guido Gezelle. Een nagelaten studie door Karel van de Woestijne', in: Den gulden winckel, jg. XXIX, nr. 5, 20 mei 1930, p. 105-107.
De volksuniversiteit van Den Haag hield in januari 1925 een feestzitting (die oorspronkelijk gepland was voor december 1924), en Van de Woestijne was van plan om daar een lezing te geven over Gezelle. Begin januari zou echter blijken dat hij om gezondheidsredenen van dat plan moeten afzien.
[3] Het is onduidelijk of die tentoonstelling uiteindelijk ook is doorgegaan.
[4] Guido Gezelle was vanaf zijn zestiende jaar een verwoed verzamelaar van woorden en uitdrukkingen 'uit de eigen moedersprake' geweest. Hij droomde ervan een verzameling aan te leggen waarin de door zijn volk gebruikte taal te boek stond. Van Gezelles 'philologische en folkloristisch arbeid' getuigen de enorme hoeveelheid nagelaten briefjes, kaarten, enveloppen e.d. met woorden en uitdrukkingen allerhande, soms snel en kort taalkundig verklaard. Ook in zijn gepubliceerde geschriften nam Gezelle woordenlijsten op (zie o.m. de lange woordenlijst als aanhangsel van Rijmsnoer (1897): 84 bladzijden met 1900 trefwoorden). Om de rijkdom van zijn taal aan te tonen en te verkondigen, alsook om zijn collectie woorden nog uit te breiden, richtte Gezelle een apart tijdschrift op: Loquela (1881-1895).
[5] Van de Woestijne inspireerde zich sterk op de tentoonstelling die sinds 24 augustus in het Brugse 'Gouvernementshotel' aan de gang was, en die hoofdzakelijk verzorgd werd door Streuvels. In de NRC wijdde Van de Woestijne er 4 artikelen aan, telkens onder de titel 'Herdenking van Guido Gezelle'.
[6] Streuvels was in het bezit van enkele handschriften van zijn oom. Hij schreef er b.v. over in een brief aan Emmanuel de Bom d.d. 29 november 1896: ''k heb hier eenige handschriftjes uit zijn Tijdkrans. 't zijn kleine geele papierkes ieder draagt een viertal verzen — en 't is curieus, er zijn er die daar staan in een smete, andere heel deurkappeld, gekeerd en gedaan, geschrapt, woorden gekozen weggevaagd herzet [...]'. Streuvels heeft ook Gezelles Nagelaten verzen (1901) helpen bezorgen, o.b.v. enkele handschriften die hij bezat.
[7] Bedoeld wordt: Lambertus Jacobus Veen.
[8] Bedoeld wordt: Jules de Meester.
[9] Het bekende dodenmasker van Gezelle werd door Jules Lagae afgenomen in geel gepatineerd gips.
[10] Bedoeld wordt: Jules Lagae.
[11] Van de Woestijne bedoelt het portret van Gezelle dat Edward de Jonghe-Rypens omstreeks 1890 schilderde.
[12] Op de tentoonstelling te Brugge (zie [5]) was er geen portret van Streuvels of Caesar Gezelle te zien. Van de Woestijne vond dat een vergissing. Hij heeft zijn ergernis daarover geuit in de Nieuwe Rotterdamsche Courant.
[13] Guido Gezelle schreef vaak gelegenheidsgedichten naar aanleiding van historische feiten of gebeurtenissen in zijn directe omgeving, zoals een geboorte, een doopsel, een huwelijk of een begrafenis. In zijn bundels zijn ook veel gelegenheidsgedichten opgenomen; Kerkhofblommen bestaat zelfs volledig uit zulke verzen.

Register

Naam - persoon

Gezelle, Guido (° 1830 - ✝ 1899)

Priester, dichter, taalkundige en journalist. Zijn zus Louise Gezelle (1834 1909 was de moeder van Stijn Streuvels, die bijgevolg een neef was van Guido Gezelle.

de Bom, Emmanuel (° 1868 - ✝ 1953)

Bibliothecaris in Antwerpen, prozaschrijver en journalist. Tussen hem en Streuvels ontspinde zich vanaf medio 1896 een hartelijke en levenslange vriendschap. De briefwisseling tussen hen beiden was vooral in de eerste jaren heel intensief, en werpt een belangrijk licht op Streuvels' evolutie als schrijver. Gebaseerd op deze correspondentie heeft Kathryn Smits een duiding van Streuvels' aanvangswerk gegeven in: Een nieuwe kijk op de jonge Streuvels (1993). Later verscheen dan nog Kathryn Smits, 'Een aardig bundeltje brieven'. De briefwisseling van de jaren 1900-1914 (Kapellen, Pelckmans, 2005).

De correspondentie tussen De Bom en Karel van de Woestijne, die ook erg goed bevriend waren, is eveneens uitgegeven. Zie Bert Van Raemdonck, Niks geniaal vandaag. De briefwisseling tussen Karel van de Woestijne en Emmanuel de Bom (Kapellen, Pelckmans, 2010).

Verriest, Hugo (° 1840 - ✝ 1922)

Priester en letterkundige. In 1895 werd hij pastoor van Streuvels' parochie Ingooigem, waar hij tot zijn pensioen in 1912 in dienst bleef. Hij was een graag geziene vriend en gastheer van veel Vlaamse (ook andersdenkende) schrijvers, die meewerkte aan de tweede reeks van Van Nu en Straks en De nieuwe tijd (1896 1901). Verriest heeft Streuvels altijd gesteund, ook toen die uit conservatieve hoek tegenkantingen ondervond vanwege zijn medewerking aan Van Nu en Straks.

Jacobus Veen, Lambertus (° 1863 - ✝ 1919)

Amsterdamse uitgever die veel werk van Streuvels heeft gepubliceerd, en die voorts o.m. ook bekend was als uitgever van Louis Couperus. Zijn gelijknamige uitgeverij werd in 1887 opgericht en bestaat nog altijd. Na het verschijnen van Streuvels' Lenteleven (bij Victor de Lille) had hij meteen zijn interesse laten blijken in het werk van Streuvels, en kort daarna publiceerde hij al meteen (en gelijktijdig) twee nieuwe werken van hem: Zonnetij en Zomerland. Veen en Streuvels konden het ook op persoonlijk vlak goed met elkaar vinden. In het begin van W.O. I verbleven de vrouw en kinderen van Streuvels gedurende een vijftal maanden bij hem thuis.

de Meester, Jules (° 1857 - ✝ 1933)

Drukker en uitgever. Hij speelde een rol van betekenis voor de Vlaamse Beweging als uitgever van o.a. Albrecht Rodenbach, Pol de Mont, Hugo Verriest, Guido Gezelle (o.m. van diens Loquela). Tijdens W.O. I werd zijn drukkerij in Roeselare vernietigd. Nadien (in 1920) vestigde hij zich in Wetteren, waar hij zich toelegde op speciale uitgaven in het Grieks en Oosterse talen. Na zijn overlijden zetten twee van zijn zonen zijn uitgeverij en drukkerij voort onder de naam Scaldis.

Lagae, Jules (° 1862 - ✝ 1931)

Beeldhouwer. Na zijn studies en een verblijf in Italië vestigde hij zich te Brussel, waar hij vooral als portrettist ruime bekendheid verwierf. Van zijn hand zijn o.a. borstbeelden van Guido Gezelle en Hugo Verriest. Hij beeldhouwde ook de standbeelden van Gezelle te Kortrijk en te Brugge, van Ledeganck te Eeklo en van Rodenbach te Roeselare. Gezelle vermeldde Lagae in 'Memento homo' uit de bundel Rijmsnoer, en droeg het gedicht 'In te speravi' aan hem op. Lagae vervaardigde bij Gezelles overlijden diens dodenmasker en maakte afgietsels van zijn handen.

Leopold Romaan Gezelle, Caesar (° 1875 - ✝ 1939)

Oomzegger van Guido Gezelle en neef van Stijn Streuvels. Na zijn priesterwijding in 1899 te Brugge en filologische studies aan de Leuvense universiteit werd hij achtereenvolgens leraar te Kortrijk, onderpastoor te Ieper en leraar aan het klein seminarie te Versailles (tijdens de Eerste Wereldoorlog). Vanaf 1919 was hij weer werkzaam in zijn eigen bisdom: eerst te Roesbrugge en ten slotte te Ieper, waar hij godsdienstleraar en geestelijk directeur van de kloostergemeenschap van de H. Familie was. Hij schreef ook proza en poëzie.

Titel - krant/tijdschrift