OOSTENDE 2
OSTENDE 2
25 X 1924 18-19
[afzender]: 25, Hofstraat, te Oostende
Aan den heer
Frank Lateur
"Lijsternest"
te
Ingoyghem
West-Vlaanderen
Oostende, 25 October.
[1]
25, Hofstraat,
Waarde Stijn,
Ik heb op mij genomen, in December
a[an]s[taande] op eene feestzitting van de Volksuniversiteit in den Haag te spreken over
Guido Gezelle.
[2] Nu vragen de inrichters mij dat ik ze meêhelpen zou voor eene kleine expositie die te zelfder tijd plaats zou hebben.
[3] Ze hebben u daarover geschreven, zeggen ze.
Het spreekt van-zelf dat ik daarbij heel weinig doen kan: alleen een beetje raadgeven. En dat dan nog niet zonder uwe meêwerking.
Ik stel mij die tentoonstelling voor als volgt. Zij zou uitsluitend letterkundig zijn. De philologische en folkloristische arbeid komt dus niet in aanmerking:
[4] de Hollanders stellen daar natuurlijk minder belang in.
De expositie zou dan bestaan uit:
[5]
- 1º Handschriften, zoo talrijk mogelijk. Kunt gij er bezorgen?[6]
- 2º Uitgaven der werken: a) Hollandsche (die moeten ze maar vragen aan Veen:[7] ik heb het hun geschreven) b.) Vlaamsche oorspronkelijke: bestaat De Meester nog?[8] Kunt gij hier helpen?
- 3º Werken over Gezelle, bloemlezingen en vertalingen incluis: gemakkelijk te vinden.
- 4º Souvenirs: doodenmasker,[9] afgietsels van hersenen en hand. (hebt gij die, of moet ik schrijven aan Lagae?)[10] Zou men de geschilderde portretten kunnen zenden, dat b.v. van 1890?[11] Van de meubels kan natuurlijk geen spraak zijn; misschien wel van inktkoker, brillen, pennestokken, enz.. Wat denkt gij?
- 5º Heel de tafel met de familieportretten en de portretten der vrienden (ditmaal moeten gij en Caesar erbij!)[12]
- 6º Heel de tafel met de doodsberichten (gij weet wel wat ik zeggen wil) en die met de gelegenheidsgedichten.[13]
Wat denkt gij daarvan? Ik geloof dat de Hollanders daar heel blij zouden mogen meê zijn. Maar langs een anderen kant moeten ook wij ervoor zorgen dat het zoogoed als mogelijk wordt. Het is voor Gezelle, en was het niet voor hem, ik zou mij de moeite niet doen naar den Haag te reizen. Ik weet dat gij Uwe hulp hebt toegezegd; gij zult ze zeker ook aan mij niet ontzeggen, nu ze mij vragen meê te helpen aan de practische inrichting.
Ontvang ik spoedig een woordje van U?
Met mijne vriendschappelijke groeten voor U en uwe vrouw,
Uw
Karel van de Woestyne
Annotations
[1] Bij zijn benoeming tot docent aan de Rijksuniversiteit te Gent (officiële aanstelling op 31 augustus 1920) vestigde Van de Woestijne zich in Oostende. Hij verbleef daar op verschillende adressen: Wellingtonstraat 6 (1920-1922); Eufrasie Beernaertstraat 152 (1922-1923); Hofstraat 25 (1923-1925) en Vlaanderenstraat 20 (1925, hoewel officieel tot 1926).
[2] Op 1 december 1924 zou het 25 jaar geleden zijn dat
Guido Gezelle was begraven. Van de Woestijne was op die begrafenis aanwezig en schreef er een verslag over voor
Neerlandia (december 1899, p. 1-2). In
Gezelle waardeerde Van de Woestijne niet alleen de dichter, maar ook diegene die de
'schoone West-Vlaamsche beweging' in het leven had geroepen en
'die ons, door tusschenkomst van zijn leerling Hugo Verriest, dien anderen grooten, en zoo vroeg heengeganen dichter [[nl. Albrecht Rodenbach]] heeft geschonken'.
Zie ook het artikel dat hij kort voor zijn overlijden in 1929 schreef: Karel van de Woestijne, 'Guido Gezelle. Een nagelaten studie door Karel van de Woestijne', in: Den gulden winckel, jg. XXIX, nr. 5, 20 mei 1930, p. 105-107.
De volksuniversiteit van Den Haag hield in januari 1925 een feestzitting (die oorspronkelijk gepland was voor december 1924), en Van de Woestijne was van plan om daar een lezing te geven over Gezelle. Begin januari zou echter blijken dat hij om gezondheidsredenen van dat plan moeten afzien.
[3] Het is onduidelijk of die tentoonstelling uiteindelijk ook is doorgegaan.
[4] Guido Gezelle was vanaf zijn zestiende jaar een verwoed verzamelaar van woorden en uitdrukkingen
'uit de eigen moedersprake' geweest. Hij droomde ervan een verzameling aan te leggen waarin de door zijn volk gebruikte taal te boek stond. Van
Gezelles
'philologische en folkloristisch arbeid' getuigen de enorme hoeveelheid nagelaten briefjes, kaarten, enveloppen e.d. met woorden en uitdrukkingen allerhande, soms snel en kort taalkundig verklaard. Ook in zijn gepubliceerde geschriften nam
Gezelle woordenlijsten op (zie o.m. de lange woordenlijst als aanhangsel van
Rijmsnoer (1897): 84 bladzijden met 1900 trefwoorden). Om de rijkdom van zijn taal aan te tonen en te verkondigen, alsook om zijn collectie woorden nog uit te breiden, richtte
Gezelle een apart tijdschrift op:
Loquela (1881-1895).
[5] Van de Woestijne inspireerde zich sterk op de tentoonstelling die sinds 24 augustus in het Brugse 'Gouvernementshotel' aan de gang was, en die hoofdzakelijk verzorgd werd door Streuvels. In de
NRC wijdde Van de Woestijne er 4 artikelen aan, telkens onder de titel 'Herdenking van Guido Gezelle'.
[6] Streuvels was in het bezit van enkele handschriften van
zijn oom. Hij schreef er b.v. over in een brief aan
Emmanuel de Bom d.d. 29 november 1896:
''k heb hier eenige handschriftjes uit zijn Tijdkrans. 't zijn kleine geele papierkes ieder draagt een viertal verzen — en 't is curieus, er zijn er die daar staan in een smete, andere heel deurkappeld, gekeerd en gedaan, geschrapt, woorden gekozen weggevaagd herzet [...]'. Streuvels heeft ook
Gezelles
Nagelaten verzen (1901) helpen bezorgen, o.b.v. enkele handschriften die hij bezat.
[7] Bedoeld wordt:
Lambertus Jacobus Veen.
[8] Bedoeld wordt: Jules de Meester.
[9] Het bekende dodenmasker van
Gezelle werd door
Jules Lagae afgenomen in geel gepatineerd gips.
[10] Bedoeld wordt:
Jules Lagae.
[11] Van de Woestijne bedoelt het portret van
Gezelle dat Edward de Jonghe-Rypens omstreeks 1890 schilderde.
[12] Op de tentoonstelling te Brugge (zie
[5]) was er geen portret van Streuvels of
Caesar Gezelle te zien. Van de Woestijne vond dat een vergissing. Hij heeft zijn ergernis daarover geuit in de
Nieuwe Rotterdamsche Courant.
[13] Guido Gezelle schreef vaak gelegenheidsgedichten naar aanleiding van historische feiten of gebeurtenissen in zijn directe omgeving, zoals een geboorte, een doopsel, een huwelijk of een begrafenis. In zijn bundels zijn ook veel gelegenheidsgedichten opgenomen;
Kerkhofblommen bestaat zelfs volledig uit zulke verzen.