<Resultaat 245 van 1419

>

'k Heb u zooveel te vertellen, dat ik niet weet waarmeê aanvangen. Uw twee in-folio's liggen hier voor me, mitsgaders een heerlijke cavatine gister-avond met den laatsten brief-drager uit... Keulen ontvangen. Gij raadt, o mijn jongen !
Eer we over kunst, voordrachten,.... prijskampen en — geld praten, de beurt aan 't leven.
In eenige woorden. Verl[eden] Zondag namiddag schreef ik u, meen ik, een brief waarin ik per a+b bewees dat ik al wederom eens bepaald met Cl[ara] afgebroken had. Des avonds ben ik alleen wat gaan wandelen, en verveelde me zóódanig, dat ik den lust niet weerstond eens voorbij haar huis te gaan. Zij lag door haar venster, droomend als een die zich erg verveelt; toen ze mij bemerkte, een klein gilletje van genoegen en verrassing "ich komme, Mane" en een kwartier later handenomstrengeling en tortelduiverij in een afgelegen donkere straat. Romantiek he? Een chanson van Musset? "Wie?" (Tesman) [1].
't Was 12 dagen geleden, dat we elkaar nog gesproken hadden. Eenmaal zag ik haar (ik beschreef u dat) en 't is gelukkig dat ik haar heb laten voorbijgaan; zij vertelde me later, dat twintig stappen voor haar X aankwam: daarom zag ze zoo bleek. We reden dien avond in een vliegeland[*]
o bronst! —
o Wandekens
Kondet gi spreken!

Maar de "zedeleer" en het "gezond verstand" zouden hun ezelsooren toestoppen.
Afspraak voor 's Maandags ten 10 uren 's avonds. Zij zou eindelijk mijn brieven meebrengen. en 't zou weer uit zijn — maar [2] eerst zouden we ergens een bezoek brengen. Stel u voor, een pendant van uw Crespelstraat [ofschoon ik 't idee van zoo'n kamer, zoo niet onder economisch, dan toch uit 'n esthetisch oogpunt zeer smerig vind, hoor! Dat doet denken aan gereglementeerde ontucht, geëtiketteerde wijven, en dan al die vrouwen in hetzelfde bed brengen... foei!]
Om 10 uur nu kwam zij af, haastig, met pakken beladen. Groot nieuws! Zij verlaat Antwerpen op staanden voet, ten minste morgen vroeg. 's Namiddags is X op haar kamer komen storten lijk een houwitser, heeft haar stamelend en hijgend uitgekeeld, dat hij van een "geheim" poliec'" vernomen heeft dat haar zuster verleden Zondag "ihre Ausweisung bekommen hat" en dat hoogstwaarschijnlijk de hare volgen zou. Heb ik u verteld, dat ik voor een maand ook een type van de politie op m'n bak heb gehad? Die zei me ook zoo iets. Heel de geschiedenis moet hieruit voortkomen: Mijn peere en mijn oudste broêr, aan wie ik in een oogenblik van soezerigheid, van besluiteloosheid, bijna de hele geschiedenis had kenbaar gemaakt — ezel, driedubbele ezel die 'k was — moeten ofwel aan de politie geschreven hebben, ofwel gesproken hebben met een van dat gild, dien zij kennen. Dat arme meisje, wien niets kan ten laste gelegd worden dan dat ik haar niet kan loslaten, moet het uitboeten. Dat doet me zeer veel spijt. Misschien is echter van de heele zaak niet veel waar, en was 't slechts een vermoeden. In ieder geval heeft zij de "Aùsweisung" nìet afgewacht en is gisteren middag vertrokken. Ik was aan de statie, 's morgens, 's middags en 's namiddags, telkens er een trein voor Keulen was. Maar 'k heb haar niet bemerkt. Zij schrijft me dat ze me eergisteren middag om 2 u. op de Melkmarkt in een papierwinkel zag gaan, (ik zag er zeer vergenoegd uit, zegt ze!), zij zat in een voituur[*] die haar naar de statie voerde; zij riep me toe maar 'k hoorde niet; zij had geen tijd meer "aùszùsteigen" — "und so könnte dich also nicht mehr sprechen, was doch so gerne gethan hatte."
Wilt gij nog een paar staaltjes uit haar brief?
"Du sahst so vergnügt aus. Schliesßlich muß ich noch glauben, [3] dass es dir recht angenehm ist, dass alles so gekommen, dann kann nicht mehr als wie bedaùern dass dich jeh gekannt habe. Hoffentlich werde dieses doch nicht brauchen, denn sonst hätte es wirklich keinen Zweck mehr dass ùns noch schreiben und sehen würden. Antworte mir einmal hieraùf aufrichtig und ehrlich."
Daaraan herkende ik haar spoedig: dat was wel de oude Clara, de veranderlijke, de oorlogszuchtige, die geen paar minuten met iemand zijn kan of praten zonder eenige spoorslagen uit te deelen.
Maar deze regelen zijn interessant: "was mich nun anbelangt, so fühle ich mich hier ganz unglücklich, was du dir wohl leicht denken kannst, so aus allem herausgerissen zu werden und so plötzlich.....
ich wünsche nùr daß sich alles schnell zum Besten ändert, und ich dich recht bald wieder mein Maneke nennen kann... könnte ich dich doch jetzt nur auf ein paar Minuten sehen und sprechen....
Gehe um Abends nicht so viel aus, denn das habe [ich] gar nicht gerne!
En dan dat ronde plekje waar ze een cirkel getrokken heeft en ik 't merk van haar lippen nog meen te bemerken; ik moet dat kussen, zegt ze...
Ach, Gust — is er vergiffenis mogelijk? 'k Zie haar verdoemd nog gaêren!
Andere guitare.
Er is een fout op uw reisplan naar Duitschland. Gij hebt moedwillig Cöln vergeten. Jongen, dàt is de interessantste stad van Duitschland, wist gij dat niet?
Im Rhein, im schönen Strome
Da spiegelt sich in den Welln
Mit seinem grozen Dome,
Das grosse heilge Köln.[2]

X X X
[4]
In Köln verwijlen thans mijn droomen
Daar wil ik heen, met Gust Vermeyl'n,
Want 't Liebchen wacht me daar, godomen:
'k Kan aan mijn ongeduld geen teugels stell'n

Ernstig. — Ik hoop wel tot 100 fr. te geraken, maar meer zal niet gaan. Maak als 't u belieft eens een reisplannetje, waarin voor Koln een dag en éen nacht besteed wordt.
Ik zou Holland ook wel willen zien, vooral voor de museums en omdat we toch zooveel met de kerels uit het Noorden zullen te leven hebben in de toekomst, maar 'k geloof dat de Rijn veel, veel mooier is. Echter ook duur, schijnt het. Mag ik de studie der financies heel en al op uw frissche brein laten afgaan?
Een reis van 14 dagen kunnen we niet bekostigen, vrees ik. Enfin, als ik maar 8 dagen ver van huis ben. 'k Heb een idee: indien ik eens een paar dagen naar Brussel kwam eerst (on s'invite!!) en vandaar naar den Rijn samen tijgen?
Wat zou-je denken? Laat ons zoo spoedig mogelijk gaan. Anders sta ik niet in voor de centen. Natuurlijk begin Augustus.
Ik zal zoo haast ik kan (morgen) aan v[an de] velde schrijven over het honorarium of de vergoeding voor reiskosten aan Georg Dw[elshauvers];[3] ik ben er haast zeker van.
'k Lig overhoop met me zelf wat we met Gent zouden doen.[4] Correspondentie zoeken is 't eenige doelwit natuurlijk. Laat ons zien, of we nog wat over hebben op de reis. Pakt het niet, posjientie![*] We zullen daarom niet van honger sterven. Ofschoon 't toch heel plezierig zou zijn — de guldens zoo te kunnen binnenrijven 'lijk niknakskens [*] en dat voor 'n paar kolommen schuim van den dag.
[5]
'k Zou u op uw vorigen brief nog moeten antwoorden. 'k Ben 't niet eens over 't illustreeren. Wat hebt gij met uw Vl[aamsche] Kermissen[5] anders gedaan dan een illustratie leveren in woorden op tafereelen van Breughel, Teniers enz? Gelooft gij niet, dat het genot vertiendubbeld zou wezen, als uw Vl[aamsche] Kermis uit St.-Antonius[6] met een bas-reliëf naar Rubens' Vl[aamsche] Kermis versierd ware?[7] Alles getrokken op kilozwaar Holl[andsch] papier? Neemt gij niet aan dat een letterkundige een schilder of teekenaar inspireere, als gij 't tegenovergestelde zelf doet? Keurt ge af dat Rops Thijl Uilenspiegel van de Coster verheerlijkte?[8] Denk aan de Brusselsche typen van v[an] Gelder[9] en uw plan uw Br[usselsche] studiën[10] door hem te doen illustreeren. Stuiten u Cruikshank's meesterlijke humoristische krabbelingen bij Dickens' romans? Voor een gedicht, een lyrisch w[el te verstaan], kunt ge wellicht gelijk hebben, maar van zoodra 't observatie geldt neem ik het met enthousiasme aan.
A propos van uw St.-Antonius en van veel uit Jong Vl[aanderen] moet ik u eens te lijf gaan, hoor, als ik wat meer tijd heb. 'k Heb heel de collectie van de Jeune Belgique doorbladerd, en 'k vind eilaas zoo machtig veel, Gust, dat me pijn heeft gedaan. Hebt gij uw Verhaerens, uw Girauds en Gilkins wel verduwd? Pas op. Vooral voor Verhaeren.[11]
'k Lees van Arno Holz "Die Kunst, ihr Wesen und ihre Gesetze",[12] heel aardig, die jonge Berlijner. 'k Kan al te lezen krijgen wat ik wil bij een groot Duitsch boekhandelaar!! Binnen eenige dagen Là-Bas,[13] dat ik reeds half ken van er over gelezen te hebben.
Nou Gust, pol hoor van Mane

Annotations

[1] Duits stopwoord van Jorgen Tesman, de eerder onbenullige echtgenoot van Hedda Gabler uit Henrik Ibsens Hedda Gabler (1890).
[*] 'Vliegeland': verbastering van 'vigilante', huurrijtuig.
[*] 'Voituur': (Fr.) voiture. Gewestelijk woord voor 'rijtuig'.
[2] Uit Heinrich Heine, Buch der Lieder, in: Sämtliche Werke, dl. I (Leipzig, Tempel-Verlag, s.d.), p. 78.
[4] In verband met het 21ste Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres.
[*] 'Posjientie': verbastering van het Franse 'patience'; 'geduld'.
[*] 'Niknakskens': Zuidnederlandse benaming voor kleine letterkoekjes. Naar het Engelse 'knickknack'.
[5] August Vermeylen, 'Vlaamsche kermissen. I. Het klinkdicht van den vedelaar. II. Het klinkdicht der worsteneters', in: Jong Vlaanderen, I, nr. 1 (zondag 29 sept. 1889), p. 2, (getekend 'Kees Droes').
[6] August Vermeylen, 'Uit "Sint-Antonius"', in: Zingende Vogels, I, 1ste stuk [juni 1891], p. 52-55. Gedateerd '15 dec.1890'. Vermeylen voegde er in een noot aan toe, dat dit fragment een gedeelte was van de "Vlaamsche kermis" die het gehele gedicht St.-Antonius zou besluiten.
[7] De Bom was heel affirmatief in zijn mening dat Vermeylens Uit "Sint-Antonius" op Rubens' Vlaamse kermis was geïnspireerd. Dat blijkt onder meer uit de volgende zin in zijn notitieboekje: "Gust Vermeylen las het [[= 'Les vieux maîtres' uit Emile Verhaerens Les flamandes; volgens De Bom geïnspireerd op Jan Steen]] en in zijn vertolking van Rubens' "Vlaamsche kermis" was hij gewis onder den invloed van Verhaeren". Zie Emmanuel de Bom, Notitieschrift, s.d., zwart kaft, geen blz. (bezit AMVC).
[8] In: Charles de Coster, La légende d'Ulenspiegel. Ouvrage illustré de quatorze eaux-fortes inédites de M.M.Artan, Claeys, De Groux, Dillens, Duwée, Rops, Schaefels, de Schampheler, Smits et Van Camp (Brussel, A. Lacroix, Verboeckhoven & Cie, 1867.
[9] Vermeylen had veel bewondering voor Eugène van Gelder. Zie August Vermeylen, 'Brusselsche kroniek. De XIVde tentoonstelling van "L'Essor"', in: De Vlaamsche School, nr. III (1890), p. 93-95 en 96. Zie over Van Gelder ook nog 'A l'"Essor" II', getekend Mecoenas, in: La chronique (24 mei 1890), p. 1: "[Il] chante plus humoristiquement que jamais ses "types de rue" croqués au vol, dans ses promenades de curieux à travers Bruxelles et ses grouillantes banlieues" [.../ ...] [[Ce sont des]] "excellents souvenirs documentaires de certains dessous de Bruxelles".
[10] Niet gepubliceerd, tenzij De Bom Vermeylens Brusselsche straattypen bedoelt, die in 1889 in Flandria verschenen. Het gaat om de gedichten 'De "wallebak"' (in: jrg. V, nr. 202 (14 juli 1889), p. 333); 'Het citroentjeswijf' (in: jrg. V, nr. 208 (25 aug. 1889), p. 406) en 'De ballade der Brusselsche "ketjes"' (in: jrg. V, nr. 211 (15 sept. 1889), p. 436-437).
[11] Zie ook [7]. Hélène Swarth was eigenlijk de eerste om de sterke verwantschap tussen het werk van de jonge Vermeylen en dat van Verhaeren op te merken. Op 20 december 1890 zond ze het manuscript van Vermeylens Uit "Sint-Antonius" aan Pol de Mont terug, omdat ze het niet geschikt vond voor Zingende Vogels, dat zij toen samen met De Mont redigeerde en waarvoor Vermeylen het ter publicatie aan De Mont had aangeboden. Swarth vond het stuk een "grof-naturalistische uitbarsting van dierlijkheid" en "niet eens origineel, maar een plagiaat van Emile Verhaeren (Les Flamandes)". Zie Herman Liebaers, Hélène Swarth. Brieven aan Pol de Mont (Gent, KVATL, 1964), p. 209.
[12] Arno Holz, Die Kunst, ihr Wesen und ihre Gesetze (Berlijn, W. Issleib, 1891).
[13] J.-K. Huysmans, Là-bas (Parijs, Tresse et Stock, 1891). Zie ook brief 119, noot 4.

Register

Naam - persoon

Bom, Emmanuel Karel De (° Antwerpen, 1868-11-09 - ✝ Kalmthout, 1953-04-14)

Bibliothecaris, journalist en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Nora Aulit op 24/08/1901 in Antwerpen.

Cruikshank, George (° Londen, 1792 - ✝ Londen, 1878)

Karikaturist en illustrator.

Dwelshauvers, Georges (° Brussel, 1866-09-06 - ✝ Parijs ?/?/, 1937)

Filosoof.

Broer van Jacques Dwelshauvers. Studeerde aan de ULB. Verbleef lange tijd in Duitsland waar hij leerling was van W. Wundt (deed o.m. filosofie aan de universiteit van Heidelberg van april 1891 tot het eind van het zomersemester). Werd in 1892 te Brussel speciaal doctor in de wijsbegeerte met zijn thesis Les principes de l'idéalisme scientifique, nadat een eerste proefschrift Psychologie de l'apperception et recherches expérimentales sur l'attention. Essai de psychologie physiologique. gebaseerd op zijn onderzoekingen in het laboratorium voor experimentele psychologie van W. Wundt, op principiële gronden was geweigerd. Was achtereenvolgens hoogleraar aan de ULB (1893-1918), aan de Catalaanse Universiteit te Barcelona (1918-?) en aan het Institut Catholique te Parijs (vanaf 1925). Publiceerde studies over J. Lagneau, H. Bergson en F. Nietzsche. Interesseerde zich ook voor het toneel wat zich uitte in studies over H. Ibsen, een vertaling van Goethes Iphigenies (1903) en een bewerking van Lessings Nathan der Weise (opgevoerd in het Théâtre du Parc te Brussel, 1904); schreef zelf ook een drama Ino (1913), geïnspireerd op Oedipus koning van Sophocles.

Gaesch, Clara Joanna Maria (° Königsberg (Pruisen; thans Kalingrad, USSR), 1866-02-23 - ✝ – Antwerpen, 1895-03-14)

Cafézangeres.

Was ongehuwd en werkte tot 1891 in The Music Hall aan het Falconplein. Op het ogenblik dat ze een relatie had met Emmanuel de Bom, verwachtteze een kind, dat in 1895 een tijdlang bij De Boms zuster Jeanne werd opgenomen. Een zuster van Clara, Augusta, werkte ook als zangeres in de Statiestraat en zou in 1895 in Kopenhagen hebben verbleven. Clara's laatste adres was Dambruggestraat 85, Antwerpen.

Gelder, Eugène Van (° ?, 1856-06-24 - °)

Schilder.

Gilkin, Iwan (° Brussel, 1858-01-07 - ✝ Brussel, 1924-09-28)

Schrijver.

Holz, Arno (° Rastenburg, 1863 - ✝ Berlijn, 1929)

Schrijver.

Kayenbergh, Marie-emile-albert (° Leuven, 1860-06-23 - ✝ Schaarbeek, 1929-12-26)

Eigenlijk: Kayenbergh, Marie-Emile-Albert

Schrijver.

Mont, Maria Polydoor Karel De (gen. Pol) (° Wambeek, 1857-04-15 - ✝ Berlijn, 1931-06-29)

Schrijver, kunsthistoricus en journalist.

Rops, Felicien-joseph-victor (° Namen, 1833-07-07 - ✝ Essones (bij Parijs), 1898-08-23)

Beeldend kunstenaar.

Swarth, (stéphanie) Hélène (° Amsterdam, 1359-10-25 - ✝ Velp, 1941-06-20)

Schrijfster.

Velde, Henry Clemens Van De (° Antwerpen, 1863-04-02 - ✝ Zürich, 1957-10-25)

Architect, schilder, sierkunstenaar en essayist. Medeoprichter van Van Nu en Straks. In 1894 gehuwd met Maria Sèthe.

Verhaeren, Emile (° Sint-Amands, 1855-05-21 - ✝ Rouen, 1916-11-27)

Dichter.

Vermeylen, August. (° Brussel, 1872-05-12 - ✝ Ukkel, 1945-01-10)

Hoogleraar, kunsthistoricus en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Gabrielle Josephine Pauline Brouhon op 21/09/1897.

Naam - uitgever

Koninklijke Vlaamsche Academie Voor Taal- En Letterkunde

Titel - krant/tijdschrift

Chronique, La (° 1914-1868 - ✝ 1918 - °)

Brussels dagblad.

Verscheen eerst als weekblad (1864 - 1868). Werd gesticht door Victor de la Hesbaye die ook jarenlang als hoofdredacteur optrad. Was aanvankelijk neutraal van opzet; evolueerde naar een in de jaren negentig duidelijke liberale strekking met antiklerikale en antiflamingantische stellingnamen. Cesuur tijdens de Eerste Wereldoorlog: het blad verscheen opnieuw als weekblad, evenwel uitsluitend te Parijs; na de oorlog werd het opnieuw dagblad met als ondertitel "Journal d'Union belge". De hoofdredactie berustte toen bij Jean d'Ardenne en Léon Souguenet. Directeur was Fréderic Rotiers.

Flandria (° 1885 - ✝ 1889)

Brussels liberaal tijdschrift.

Jeune Belgique, La (° 1881 - ✝ 1897)

Literair tijdschrift.

Jong Vlaanderen (° 1881 - ✝ –, 1882)

Tijdschrift.

Vlaamsche School, De (° 1855 - ✝ 1901)

Tijdschrift voor kunsten, wetenschappen, letteren, oudheidkunde en kunstnijverheid.

Tijdschrift dat bestond uit "oorspronkelijke bijdragen van hedendaagsche dichters, verzameld door Pol de Mont" en dat verscheen in 1891 - 1892 (4 nummers) en 1895 - 1896 (eveneens 4 nummers). Het tijdschrift waarin o.a. bijdragen van A. Peaux, J. Winkler Prins, J. Adriaensen, P. Anri, J. de Geyter, H. Swarth, P. van Langendonck, A. Vermeylen, L. Buyst, C. Buysse, E. de Bom, L. Opdebeek verschenen, werd gedrukt te Hasselt bij drukkerij Winand Klock.