<Resultaat 246 van 1419

>

Solus ad solum!
Wat ik vooral van uwen brief wil onthouden, 't is dat ge een paar dagen naar Brussel komt alvorens we naar den Rijn trekken. (Beschermend:) Ge hebt zeldzaam een idee... maar als ge er éen hebt dan is ze altijd geniaal.
Nu, vooral gesproken over de zaak Antonius — J[ong Vlaanderen] - Jeune Belgiq[ue] Hebt ge dingen gevonden die u pijn hebben gedaan, ik lijd er meer van, geloof me. Eerst zal ik Giraud en Gilkin op zij schuiven. Die ben ik niets, niets schuldig. Misschien het "bleek Pieroken van Giraud" in een maanziek rondeelken...[1] Ik geloof het niet. Van Gilkin heb ik La Damnation de l'Artiste (zijn eenig werk) maar dit jaar gelezen.[2] Blijft Verhaeren. Ik moet het bekennen, mijn geweten was niet heel gerust toen ik mijn Vl[aamsche] Kermis las. Ziehier de waarheid: toen ik de twee sonnetten in 't eerste nr van J[ong Vlaanderen] schreef,[3] had ik nog niet Les Flamandes gelezen.[4] Die zijn gànsch van mij. Later, toen het door mijn bol schoot een Vl[aamsche] Kermis te baren, sloot ik Verh[aeren]'s boek weg, en ik trachtte iets te maken dat niet zou gelijken op het gedicht Les vieux maîtres.[5] Verhaeren had een Jan Steen geschilderd, ik wilde de schilderij van Rubens weêrgeven (die we samen in Brussel kochten). Maar ik kon de herinneringen uit Verhaeren niet wegdrijven. Als mijn verzen af waren herlas ik "Les Flam[andes]" en ik moest wel erkennen dat de kleur dezelfde was. Ik heb Verh[aeren] niet gepasticheerd, maar we hebben beiden hetzelfde willen schilderen. Ik wilde het stuk bewaren, maar ik had niets anders te geven voor Zing[ende] Vogels, en Pol liep achter om kopij.[6]
[2]
Die zaak verveelt me meer dan ge 't gelooven kunt. Dat bewijst dat ik mijn weg nog niet gevonden heb, dat ik rondtast als een kind, dat ik nog niet "ma première dentition littéraire" heb (Jaak Dwelsh[auvers]), dat bewijst dat ik nog onder den invloed sta van alles wat ik lees, en dat ik misschien zou beter doen met niets uit te geven eer ik mijn kunst machtig ben. Wie kan aan die invloeden ontsnappen? Verhaeren zelf pasticheerde Richepin, Gr[égoir]e le Roy pasticheert Verlaine, Iwan Gilkin hermaakt Baudelaire, enz. en die zijn zoo jong niet meer als ik. Pol d[e Mont] begon zelf met zich achter al de Fransche Parnassiens te slepen, en later maar kon hij eigenaardig worden. En nu nog herbegint Maur[its] Sabbe Ophelia.[7] Dit zeg ik niet om de schuld van mijn rug af te werpen, maar om te bewijzen dat ge van den eersten dag af uw eigen ziel niet kunt ontdekken. Dat is de groote kunst, en ik hoop wel dat ik eens op mijn ware baan zal komen. Tot daar toe, wat ik ook moge schrijven of doen, zou 'k willen dat gij ten minste mij zoudt aanzien, zoo niet als een talent hebbenden, maar toch als een trouwen, eerlijken kunstenaar. Dat is mij genoeg.
Over ons reis zullen we spreken als ge in Brussel zult zijn. We zullen ook eens kouten over vrouwen, wijven en andere hoeren.
'k Heb sedert eergisteren zeer veel gepraat met Georg Dw[elshauvers] en Edw[ard] Coremans over ons vertooningen van Ibsen. Beiden nu keuren onze keus af, en ik geloof dat ze geen ongelijk hebben. Als document, om Ibsen te kennen, is de Volksvijand zeer veel waard. Maar het schijnt dat het moeilijk op het tooneel "houdt". Daarbij, dat stuk is maar politiek; integendeel, Rosmersholm interesseert heel het menschdom.[8] Dat is het hoogste, en ook het typiekste gewrocht van Ibsen. Daarin vindt ge alles: strijd tusschen liefde en plicht, tusschen verouderde gedachten nieuw streven, tusschen individualisme [3] en maatschappij, tusschen vrije wil en determinisme, al de leitmotiven van Ibsen, en problemen: het geluk in 't leven, de herediteit, enz. enz. Overigens, als psychologie staat Rosm[ersholm] ver boven de andere stukken en nam[elijk] de Volksv[ijand], en het heeft een passioneelen kant die ontbreekt in dit laatste stuk. Kortom, indien een voordracht voor de vertooning gegeven wordt, geloof ik dat we moeten Rosm[ersholm] kiezen (is reeds vertaald). Die voordracht moet natuurlijk gegeven worden door een personaliteit. Wie??
Schrijf me spoedig hierover.
[[In plaats van een handtekening staan een varkentje en een maantje getekend, hand in hand.]]
(Erklärung: de Mane en de Gust drukken elkaar den Pol.)

Annotations

[1] "Alleen nog, van tijd tot tijd, zwerft door de witbesneeuwde vlakte een bleek Piercken van Giraud, dat zijn' breede blanke mouwen met een vroom gebaar opheffend, een treurig Requiem psalmt, en zijn ziel in den kelk eener symbolische lelie aan de maan offert, als de winterwind wild toetend, de knipoogende starrekens toeblaast". Uit: August Vermeylen, 'Maanzieke rondeelkens', in: Jong Vlaanderen, I, nr. 8 (12 jan. 1890), p. 37; naar Albert Giraud, Pierrot lunaire. Rondels bergamesques (Brussel, Paul Lacomblez; Parijs, Alphonse Lemerre, 1884). Opgedragen aan Iwan Gilkin).
[2] Iwan Gilkin, La damnation de l'artiste (Brussel, Edmond Deman, 1890). Met lithografie van Odilon Redon.
[3] Namelijk Het klinkdicht van den vedelaar en Het klinkdicht der worsteneters. Zie brief 128, noot 9.
[4] Emile Verhaeren, Les Flamandes (Brussel, Lucien Hochsteyn, 1883).
[5] In: Emile Verhaeren, Les Flamandes, p. 3-8. Het gedicht is opgedragen aan "Maître Jean Richepin".
[6] Vermeylens Vlaamsche kermis verscheen dus gedeeltelijk als een fragment uit het grotere gedicht Sint-Antonius in Zingende Vogels, I, 1ste stuk [juni 1891], p. 52-55. Zie ook brief 128, noot 10.
[7] Niet teruggevonden. Vermeylen kende Maurits Sabbe als medewerker van Jong Vlaanderen (1889-1890). Zie Lode Monteyne, De"Sabbe's" (Antwerpen, V. Resseler, [1933], p. 191-192. Zie ook Rob Roemans, Analytische bibliographie van en bibliographie over Prof. Dr. Maurits Sabbe (Gent, H. Vanderpoorten & C°, 1933), p. 76-77.
[8] Henrik Ibsen, Rosmersholm (Kopenhagen, Gyldendalske boghandels forlag, 1886). Edouard Coremans zou een Franse vertaling van het boek hebben gemaakt, die echter niet kon worden teruggevonden. Zie brief 54.

Register

Naam - persoon

Bom, Emmanuel Karel De (° Antwerpen, 1868-11-09 - ✝ Kalmthout, 1953-04-14)

Bibliothecaris, journalist en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Nora Aulit op 24/08/1901 in Antwerpen.

Coremans, Edouard Charles François Marie (° Elsene, 1863-10-21 - ✝ Etterbeek, 1926-07-24)

Toneelcriticus en bediende bij het Ministerie.

Neef van de gelijknamige Antwerpse meetingist. Fijnzinnige, aristocratische figuur, die o.m. actief was in het Brusselse kunstgenootschap De Distel. Bewonderaar van E.A.Poe. Maakte jammer genoeg niet gepubliceerde vertalingen van Ibsens toneelstukken. Schreef op last van de Belgische regering een overzicht van de Vlaamse letterkunde bestemd voor de Engelstalige bezoekers van de Wereldtentoonstelling te Saint Louis (1904). Was in 1910 secretaris van de afdeling letterkunde van de Wereldtentoonstelling te Brussel. Tijdens WO I werd hij opgenomen in het departement Kunsten en Wetenschappen van het door toedoen van de bezetters gesplitste ministerie, wat hem een veroordeling wegens activisme kostte. Stierf in armoede ondanks de door E.Picard opgezette campagne om hem geldelijk bij te staan.

Dwelshauvers, Georges (° Brussel, 1866-09-06 - ✝ Parijs ?/?/, 1937)

Filosoof.

Broer van Jacques Dwelshauvers. Studeerde aan de ULB. Verbleef lange tijd in Duitsland waar hij leerling was van W. Wundt (deed o.m. filosofie aan de universiteit van Heidelberg van april 1891 tot het eind van het zomersemester). Werd in 1892 te Brussel speciaal doctor in de wijsbegeerte met zijn thesis Les principes de l'idéalisme scientifique, nadat een eerste proefschrift Psychologie de l'apperception et recherches expérimentales sur l'attention. Essai de psychologie physiologique. gebaseerd op zijn onderzoekingen in het laboratorium voor experimentele psychologie van W. Wundt, op principiële gronden was geweigerd. Was achtereenvolgens hoogleraar aan de ULB (1893-1918), aan de Catalaanse Universiteit te Barcelona (1918-?) en aan het Institut Catholique te Parijs (vanaf 1925). Publiceerde studies over J. Lagneau, H. Bergson en F. Nietzsche. Interesseerde zich ook voor het toneel wat zich uitte in studies over H. Ibsen, een vertaling van Goethes Iphigenies (1903) en een bewerking van Lessings Nathan der Weise (opgevoerd in het Théâtre du Parc te Brussel, 1904); schreef zelf ook een drama Ino (1913), geïnspireerd op Oedipus koning van Sophocles.

Dwelshauvers, (Jean) Jacques (° Brussel, 1872-07-09 - ✝ Montmaur-en-Diois (Drôme), 1940-11-14)

Kunsthistoricus en militant anarchist.

Broer van Georges Dwelshauvers en gezel van Clara Köttlitz, met wie hij in 1897 een vrij huwelijk aanging. Deed beloftevolle studies aan het Koninklijk Atheneum Brussel (afd. Latijn-Grieks), waar hij A.Vermeylen leerde kennen. Studeerde 1890-92 natuurwetenschappen aan de ULB (diploma van kandidaat in juli 1892). Met een beurs van de Jacobsstichting vatte hij in oktober 1892 studies in de medicijnen aan te Bologna, samen met de latere geneesheren Herman Köttlitz en Alfred Walravens. Hij verliet Bologna in 1897, zonder de hele cyclus te hebben beëindigd.

In hetzelfde jaar begonnen de eerste strubbelingen met Gust Vermeylen, i.v.m. diens huwelijk met Gaby Brouhon en de strekking en inhoud van Van Nu en Straks. Het jaar daarop maakte hij een nieuwe reis naar Bologna en Bergamo. In het voorjaar van 1899 trok hij met Clara naar Firenze, waar hij zich voortaan geheel aan kunsthistorisch onderzoek wijdde, geboeid door de figuur van Botticelli en de kuituur van het Quattrocento. Hij zou in Firenze ook nog de toelating hebben gevraagd zich voor de eindexamens geneeskunde aan te bieden, maar legde die nooit af. Zijn verblijf in en om Firenze (afwisselend te Calamecca en te Castello), dat tot 1906 duurde, werd regelmatig onderbroken voor reizen naar het thuisland, en naar Parijs.

In 1899 werd te Antwerpen trouwens zijn zoon Lorenzo (Jean-Jacques Erasme Laurent) geboren (op de akte tekende o.m. Emmanuel de Bom als getuige), en het gezin was er officieel ingeschreven aan de Montebellostraat 3 tot 1906. In dat jaar, verhuisden zij naar Colombes bij Parijs (Boulevard Gambetta 46, niet-geregistreerde verblijfplaats). Dwelshauvers, die zich intussen Mesnil noemde (naar twee dorpjes bij Dinant, de geboortestad van zijn vaders familie), onderhield er nauwe contacten met de anarchistische en internationalistische beweging. Hij verdiende de kost met het schrijven van reisgidsen, eerst bij Hachette (o.a. de Guide Joanne - na W.O.I Guide Bleu - over Noord-Italië), nadien bij Baedeker.

Tussen 1910 en 1914 vestigde het gezin Mesnil zich te Alfort bij Parijs, waar - gezien zijn moeilijkheden met de geheime politie - evenmin een officiële inschrijving werd genoteerd. Jacques Mesnil stierf in niet opgehelderde omstandigheden te Montmaur, waar zijn zoon toen zou hebben gewoond; hij leed toen al enkele jaren aan een hart- en nierziekte waarvoor hij o.m. door dokter Schamelhout werd behandeld. Behalve aan Van Nu en Straks werkte hij nog mee aan Mercure de France, La société nouvelle, Ontwaking, Onze kunst, Revista d'Arte, Gazette des beaux arts, Burlington Magazine, de Parijse krant L'Humanité en het Italiaanse Avanti. Een bibliografie kan men terugvinden in de geciteerde bronnen.

Gilkin, Iwan (° Brussel, 1858-01-07 - ✝ Brussel, 1924-09-28)

Schrijver.

Kayenbergh, Marie-emile-albert (° Leuven, 1860-06-23 - ✝ Schaarbeek, 1929-12-26)

Eigenlijk: Kayenbergh, Marie-Emile-Albert

Schrijver.

Mont, Maria Polydoor Karel De (gen. Pol) (° Wambeek, 1857-04-15 - ✝ Berlijn, 1931-06-29)

Schrijver, kunsthistoricus en journalist.

Redon, Bertrand Jean (gen. Odilon) (° Bordeaux, 1840 - ✝ Parijs, 1916)

Schilder, tekenaar, etser, lithograaf en publicist.

Richepin, Jules (gen. Jean) (° Médéa (Algerije), 1849 - ✝ Parijs, 1926)

Eigenlijk: Jules Richepin.

Schrijver.

Roy, Grégoire Le (° Gent, 1862-11-07 - ✝ Elsene, 1941-12-05)

Schrijver en schilder.

Sabbe, Maurits (° Brugge, 1873-02-09 - ✝ Antwerpen, 1938-02-12)

Leraar, schrijver en historicus.

Zoon van Julius Sabbe.

Verhaeren, Emile (° Sint-Amands, 1855-05-21 - ✝ Rouen, 1916-11-27)

Dichter.

Vermeylen, August. (° Brussel, 1872-05-12 - ✝ Ukkel, 1945-01-10)

Hoogleraar, kunsthistoricus en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Gabrielle Josephine Pauline Brouhon op 21/09/1897.

Naam - uitgever

Deman, Edmond Georges Joseph (° Brussel, 1857-08-26 - ✝ Le Lavandou (Var), 1918-02-09)

Uitgever-boekhandelaar te Brussel.

Stamde uit een Franse familie. Werd erg bewonderd door Stéphane Mallarmé die omwille van Demans verzorgde vormgeving verscheidene Parijse uitgevers liet vallen om vanaf 1876 (met de verschijning van Prélude à l'après-midi d'un faune) in Brussel te publiceren; de voorpagina's van deze uitgaven waren het werk van Manet, Whistler, Renoir en Redon; Théo van Rysselberghe maakte versieringen (zie bv. Stéphane Mallarmé, Pages. Avec eau-forte de Renoir. Deman, Bruxelles, 1890). In 1888 gaf Deman Les Soirs van Verhaeren uit, en in 1889 Les Chimières van Jules Destrée, waarvan de typografie vergelijkbaar is met die van Henry van de Velde voor Van Nu en Straks. Vermelden we tenslotte dat de overlijdensakte van Deman in Le Lavandou door o.m. Théo van Rysselberghe als getuige werd ondertekend.

Lacomblez, Paul Henri (° Solesmes (Frankrijk), 1855-07-12 - ✝ St.Lambrechts-Woluwe, 1932-03-27)

Uitgever en boekhandelaar in Brussel.

Gaf o.m. het tijdschrift La pléiade belge uit.

Titel - krant/tijdschrift

Jeune Belgique, La (° 1881 - ✝ 1897)

Literair tijdschrift.

Jong Vlaanderen (° 1881 - ✝ –, 1882)

Tijdschrift.

Tijdschrift dat bestond uit "oorspronkelijke bijdragen van hedendaagsche dichters, verzameld door Pol de Mont" en dat verscheen in 1891 - 1892 (4 nummers) en 1895 - 1896 (eveneens 4 nummers). Het tijdschrift waarin o.a. bijdragen van A. Peaux, J. Winkler Prins, J. Adriaensen, P. Anri, J. de Geyter, H. Swarth, P. van Langendonck, A. Vermeylen, L. Buyst, C. Buysse, E. de Bom, L. Opdebeek verschenen, werd gedrukt te Hasselt bij drukkerij Winand Klock.