<Resultaat 310 van 1419

>

Houwe, goeie, beste Gust!
Uw' brief — den met heet verlangen lang-verwachten — den brief dien ik zelf niet wilde uitlokken — den brief, die een daad moest wezen, die me u weer zou terugschenken — uw' brief heb ik. Er trilde een schok door heel mijn ziel, toen mijn zenuwachtige, van verlangen bevende vingers hem grepen.
Uw brief deed me zóo goed — en hij stelde me zóo te leur.
Wat me pijn deed, vooreerst. Gij hebt in al den tijd dat ge zweegt, niet ééns vermoed wat 'n proces van ziel ik onderging. In mijn heele leven heb ik zulk een periode van wanhoop niet beleefd. En 'k wou dat ge den brief kost lezen, die ik verleden Zondag aan Franck schreef.[1] Dáárin heb ik alles gezegd, en beter dan ik 't ooit zal kunnen, geloof ik. Die brief is met bloedende zenuwen geschreven. Mijn hart was mijn inktpot.
Gij hebt lol gemaakt, zijt studentikoos geweest, hebt uw physiek geoefend op dépôtoirs, — gij leeft in een eeuwig Carnaval, tegen de oppervlakte van 't leven aan, in een drommelroes van jeugd, onbezorgd, gelukkig in je boeken-pessimisme. ... gij ... gij ....
En ik? (Herinnert g'u nog 't gedicht van Hugo, met die romantieke misérables in den sneeuw, die in de rijke salons de schimmen zien gaan van walsende high-lifers?[2] Denk je dat, meer modern, niet in een aangebrande fantasie ontstaan :)
En ik zag mijn dagen doelloos komen en gaan; als stukken van het groote Niet; een groot leed lag als de flard [2] van een doodsbaar op mijn ziel; geen straaltje zon in de toekomst. De meid die 'k beminde met 'n hopelooze liefde — weg, fataal, eeuwig weg; de eenige vriend, die me alles was, weg. want ik geloofde u heelemaal kwijt; thuis: tweedracht, geslotenheid, wrok, verwijdering.
En niemand aan wien ik dat zeggen kon. O, die mij dàn had willen aanhooren met een vriendenhart hadde ik bemind als een god! Gij hebt 't geweigerd. 'k Vroeg je meêlijden niet. 'k Vroeg een stomp, maar een stomp opwaarts, niet naar omlaag, zooals je er me een gegeven hebt.
Ik zwoer voortaan in me zelf weg te kruipen, ik had zoo plots willen in marmer veranderen, en tóch leven. Wat u betreft, 'k voelde dat ik nog machtig veel van je hield, hoe zéér je me ook gedaan hebt. Ik vergaf het u zelfs en dacht slechts met melancholie, zonder verwijt aan u.
En toen is er 'n leventje begonnen, jongen! 'k Heb soms drie uren in mijn bed wakker gelegen; dat ging daar in mijn hoofd, als biëenzwermen die vochten; 'k werd dol! En had ik dat alles maar kunnen noteeren, terwijl ik het dacht — droomde ik dan soms — maar waartoe noodig? dan weer, moedeloos. En pen en papier, dat leek me toen zóo materiëel. 't Was een ontheiliging van mijn strijd. Mijn ziel wilde nu eens waarlijk menschelijk lijden.
— 'k Vergeet dat gij een levendigen brief verlangt; maar, Gust, ik kàn niet anders schrijven, dan zooals ik 't nu doe... wacht nog wat, tot ik weer leef —
Op den duur vond ik een zeker genoegen in mijn smart. 't Was mijn kind geworden, dat ik lief had en vertroetelde het. 'k Sprak met geen mensch, en 'k heb in een halve maand geen brief gehad van geen enkel wezen op de wereld! Heelemaal "buiten 't leven!"[3]
En.... Ibsen heeft gelijk! Toen ben ik het gaan gevoelen, dat in eenzaamheid kracht ligt. Ik was trotsch als 'n koning dat ik heelemaal alleen was en tóch kon leven. Nu en dan kwamen er momenten van zwakheid; en dan "was 't terribel". Toen [3] grees ik als 'n hoer!! Dan moest ik opeens uit de kamer wegloopen, omdat ik het niet meer houden kon; en dan vloekte ik op mezelf, omdat ik zoo laf was. En barsch veegde ik dat vocht weg, en was sterker; er kwam een korst van ijs rond mijn hart. 'n Andermaal was het dit: op 'n Zondagavond ( den heelen dag thuis gebleven) zet ik me stil op mijn kamertje en wil wat lezen; loozekens, op z'n teenen, komt mijn ouwe naar boven, en zonder iets te zeggen, komt 'n.... vrucht op mijn tafel leggen. Dat pakte me zoozeer, dat ik geen woord kon uiten; 'k ben met mijn hoofd op tafel gevallen en heb gehuild, gehuild, als 'n dreumes die afgeranseld wordt....
Dan ben ik aan 't werk gevallen. Elke dag bracht 'n nieuw denkbeeld voor mijn studie — ik leg er heel mijn laatste periode in — dat was heerlijk!
En zoo buiten al 't geschapene om! Ik kreeg een helder denkbeeld van mijn toestand; mijn energie werd geboren, want dat kende ik vroeger niet. Mijn karakter is sedert een maand verstaald; het noodlot heeft er met voorhamers op gesmeed.
Ik was geweest als iemand, die, met zijn oogen toe, door den nacht zou gaan, altijd recht vóor zich uit, met het vertrouwen, dat hij, door 'n voorbeschikt lot, wel terecht zou komen waar hij wenschte. En die ten laatste botst tegen 'n lantaarnpaal, met 't ongelukkige gevolg van blutsen in z'n besten hoed en builen op z'n voorhoofd. En die dan van de menschen iets anders zou verwachten, dan een glimlach.
Zoo deed ik.
Zonder wil liet ik me door 't leven gaan, kinderachtig vertrouwend op den steun en de genegenheid der anderen. 'k Zag het gevaar niet, en wilde 't niet zien. Geen enkel inspanning om tegen 't lot in te gaan, met eigen kracht de hinderpalen, die den weg naar 't doel bemoeilijken, uit den weg te ruimen.
Meer nog : mijn verlangen vereenzelvigde zich soms met het gebeurde. 'k Vond goed wat was, omdat het waarschijnlijk zoo zijn moest, ofschoon 't mij meer en meer van het doel afleidde.
[4]
Tot ik opeens met m'n hoofd stuitte tegen het Onvermijdelijke. En met bloedende slapen ben ik wakker geworden.
Mòcht ik iets meer dan schouderophalen of onverschilligheid eischen?[4]
Ik philosofeerde zoo maar altijd door over m'n toestand. En 'k schreef "vragen en antwoorden" in dezen aard:
— "Wat denkt u over de vriendschap, mijnheer?
— Dat men nooit 'n beter vriend heeft dan zichzelf.
— En over de vrouw?
Een noodzakelijk kwaad. Als oorlog, leugen, dagbladschrijvers enz.
— Liefde?
Nooit te bevredigen egoïsme.[5]
— Is de vrouw waarlijk zoo slecht?
't Is waar, eigenlijk niet. De vrouw is slecht, in zooverre zij tot zwakheid en onmacht voor 't goede bij den man aanleiding geeft. Maar in plaats van te zeggen "cherchez la femme", zou men in de plaats moeten zetten: "cherchez la bêtise, la lâcheté de l'homme."[6]
En zoo voorts.
'k Schreef nooit zooveel in m'n notaboekje, als in de laatste tijden.[7] O 't is nuttig, zoo eens een tijd met heel de wereld overhoop te liggen.
In 'n volgenden brief zal ik u eens wat praten over m'n jongste sensaties op 't gebied van de Vrouw. Vrees niet, alles zeer platonisch en zeer Machtig.
Ik genees, langzaampjes, langzaampjes, maar zeker.
Als jij me maar niet uitlacht, dat 's alles wat ik vraag.
Ik heb nog maar weinig plaats om over mijn geluk te spreken. En toch plaats genoeg. Louis Franck heb ik leeren waardeeren. Louis Mortelmans is een artist en een hart. 'k Ga van avond bij hem thuis wat muziek hooren, en wat kouten. — Nu ga ik je brief nog eens lezen en in eenige regelen er op antwoorden.
[5]
1° Revue in Antw[erpen] zeer goed te spelen. In 't Vlaamsch: Cirk. (met nieuwjaar of Carnaval b.v.);[8] ofwel in 't Fransch: Eden-café of Eldorado.[9] In 't Vl[aamsch] en in 't Fr[ansch], als ge wilt. — 2° 'n Handelsblad zal ik zoeken en u zenden; — 3° Volksvijand wordt gestudeerd en gaat... wanneer?[10]Bravo, Indépendance! — Zweep!? — Schrijf liever in Holl[and] — Ik ga eenige art[ikels] schrijven voor een Holl[andsche courant] die Simons vóor 'n maand vroeg.[11] — Ben curieus voor Buiten 't Leven (beste titel). — Naar Brussel? Erg onwaarschijnlijk, misschien toch, indien.... Heb melancholiek, Piet v. Asschig gelachen met relaas banket...
Polvan Mane. Schrijf spoedig!! Ik ben heel gelukkig dat ik je wéér heb.
Hoe maakt het Jacques?

Annotations

[1] Niet teruggevonden.
[2] Allusie werd niet teruggevonden.
[3] Allusie op de roman die Vermeylen wilde schrijven. Zie o.m. brief 191.
[4] De hele passage, vanaf "iemand die, met zijn oogen toe" schreef De Bom letterlijk over uit zijn notitieboekje (Nota's XII, nov. 1891 (bezit AMVC), p. 18-19), waar hij de passage dateerde op 22 november 1891. Op 23 november 1891 schreef hij volgende neerslachtige bedenking: "Ik heb in mijn leven eenige vrouwen ontmoet voor wie ik sympathie gevoelde. Die wilden niet van me. Er waren er ook die mij onverschillig lieten of afkeer inboezemden, en die nu schenen me wél te mogen. En dan — zou zij, die 'k nu liefheb, dat gevoel deelen, — kom! Dat ware in tegenspraak met alle voorgaanden, met de mogelijkheid, met de logiek! Men weet gewoonlijk nog al wel, wat men zelf denkt, voelt of liefheeft, maar wat anderen denken, dat blijft immer een raadsel. Hoe kan men dus op 'n woord gelooven?" De Bom vond de bedenking blijkbaar interessant genoeg om de tekst, die aanvankelijk met potlood geschreven was, nog eens met inkt te overschrijven en hem zo bestendiger te maken.
[5] Deze passage, vanaf "Wat denkt u over de vriendschap, mijnheer ?" komt eveneens uit Nota's XII (p. 29) Zie [4]. De Bom dateerde ze op 25 november 1891. In de oorspronkelijke tekst in het notitieboekje staat nog: "De mannen staan toch hooger in uw achting, Niet? — Zij zijn wat minder dan de vrouw."
[6] Deze passage, vanaf "Is de vrouw waarlijk zoo slecht?", staat eveneens in Nota's XII (p. 28) en is gedateerd op 24 november 1891 Zie ook [4] en [5].
[7] Dit is inderdaad zo, maar dat De Bom zich vrijwel uitsluitend in droevig zelfbeklag zou hebben vermeid, zoals hij het aan Vermeylen wil laten uitschijnen, klopt niet met wat we nog verder uit die periode in zijn notaboekje vinden. Van p. 21 tot p. 28 schreef hij een lang, weliswaar negatief oordeel over de pogingen van Constant Jacob Hansen om het Dietsch als cultuurtaal te revalueren. Deze beschouwingen zijn gedateerd op 23 november 1891. Daar tussenin noteerde hij op p. 25 nog kort de titel van de eerste hoofdstukken uit de cursus van Hermann Pergameni, Histoire générale de la littérature française depuis ses origines jusqu'à nos jours (Brussel, G. Mayolez - Parijs, F. Alcan, 1889), waaruit nogmaals blijkt dat hij in "het Groote Niet" toch nog enige interesse kon opbrengen voor het algemene gebeuren rondom hem.
[8] De schouwburgen (dus ook de Cirkschouwburg) gaven met oudejaarsavond, nieuwjaar en carnaval doorgaans amusementsprogramma's: grote spektakelstukken (o.a. De reis rond de wereld in 80 dagen, naar Jules Verne) of lachsuccessen. Zie o.m. de rubriek 'Vermakelijkheden' in De Koophandel van Antwerpen van 1891 en 1892.
[9] In het Eden-café (Breydelstraat, Antwerpen) en in Eldorado (Van Wesenbekestraat, Antwerpen) werden met de grote feestdagen hetzij bals georganiseerd, hetzij avondvullende spektakelprogramma's met concert gebracht. Dat zij zich tot een overwegend Franstalig publiek richtten, blijkt uit de in het Frans gestelde aankondigingen van hun programma's, b.v. in de rubriek 'Vermakelijkheden' in De Koophandel van Antwerpen.
[10] Zie hierover meer in brief 215, noot 4.
[11] Niet gebeurd.

Register

Naam - persoon

Assche, Piet Van (° Burcht, 1867-12-16 - ✝ Antwerpen, 1950-02-05)

Schrijver en journalist.

Bom, Emmanuel Karel De (° Antwerpen, 1868-11-09 - ✝ Kalmthout, 1953-04-14)

Bibliothecaris, journalist en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Nora Aulit op 24/08/1901 in Antwerpen.

Bom, Petrus De (° Antwerpen, 1825-11-27 - ✝ Antwerpen, 1907-12-26)

Vader van Emmanuel. Kleermaker. Gehuwd met Francisca Dirven op 27/04/1852.

Dwelshauvers, (Jean) Jacques (° Brussel, 1872-07-09 - ✝ Montmaur-en-Diois (Drôme), 1940-11-14)

Kunsthistoricus en militant anarchist.

Broer van Georges Dwelshauvers en gezel van Clara Köttlitz, met wie hij in 1897 een vrij huwelijk aanging. Deed beloftevolle studies aan het Koninklijk Atheneum Brussel (afd. Latijn-Grieks), waar hij A.Vermeylen leerde kennen. Studeerde 1890-92 natuurwetenschappen aan de ULB (diploma van kandidaat in juli 1892). Met een beurs van de Jacobsstichting vatte hij in oktober 1892 studies in de medicijnen aan te Bologna, samen met de latere geneesheren Herman Köttlitz en Alfred Walravens. Hij verliet Bologna in 1897, zonder de hele cyclus te hebben beëindigd.

In hetzelfde jaar begonnen de eerste strubbelingen met Gust Vermeylen, i.v.m. diens huwelijk met Gaby Brouhon en de strekking en inhoud van Van Nu en Straks. Het jaar daarop maakte hij een nieuwe reis naar Bologna en Bergamo. In het voorjaar van 1899 trok hij met Clara naar Firenze, waar hij zich voortaan geheel aan kunsthistorisch onderzoek wijdde, geboeid door de figuur van Botticelli en de kuituur van het Quattrocento. Hij zou in Firenze ook nog de toelating hebben gevraagd zich voor de eindexamens geneeskunde aan te bieden, maar legde die nooit af. Zijn verblijf in en om Firenze (afwisselend te Calamecca en te Castello), dat tot 1906 duurde, werd regelmatig onderbroken voor reizen naar het thuisland, en naar Parijs.

In 1899 werd te Antwerpen trouwens zijn zoon Lorenzo (Jean-Jacques Erasme Laurent) geboren (op de akte tekende o.m. Emmanuel de Bom als getuige), en het gezin was er officieel ingeschreven aan de Montebellostraat 3 tot 1906. In dat jaar, verhuisden zij naar Colombes bij Parijs (Boulevard Gambetta 46, niet-geregistreerde verblijfplaats). Dwelshauvers, die zich intussen Mesnil noemde (naar twee dorpjes bij Dinant, de geboortestad van zijn vaders familie), onderhield er nauwe contacten met de anarchistische en internationalistische beweging. Hij verdiende de kost met het schrijven van reisgidsen, eerst bij Hachette (o.a. de Guide Joanne - na W.O.I Guide Bleu - over Noord-Italië), nadien bij Baedeker.

Tussen 1910 en 1914 vestigde het gezin Mesnil zich te Alfort bij Parijs, waar - gezien zijn moeilijkheden met de geheime politie - evenmin een officiële inschrijving werd genoteerd. Jacques Mesnil stierf in niet opgehelderde omstandigheden te Montmaur, waar zijn zoon toen zou hebben gewoond; hij leed toen al enkele jaren aan een hart- en nierziekte waarvoor hij o.m. door dokter Schamelhout werd behandeld. Behalve aan Van Nu en Straks werkte hij nog mee aan Mercure de France, La société nouvelle, Ontwaking, Onze kunst, Revista d'Arte, Gazette des beaux arts, Burlington Magazine, de Parijse krant L'Humanité en het Italiaanse Avanti. Een bibliografie kan men terugvinden in de geciteerde bronnen.

Franck, Louis (° Antwerpen, 1868-11-28 - ✝ Wijnegem, 1937-12-31)

Advocaat en politicus.

Hansen, Constant Jacob (° Vlissingen, 1833-10-04 - ✝ Brasschaat, 1910-04-14)

Letterkundige en bibliothecaris.

Mortelmans, Lodewijk (° Antwerpen, 1868-02-05 - ✝ Antwerpen, 1952-06-24)

Componist.

Broer van Frans Mortelmans.

Pergameni, Hermann Théodore François (° Brussel, 1844-04-23 - ✝ Brussel, 1913-04-23)

Auteur. Doctor in de rechten.

Verliet de balie en werd in 1881 buitengewoon hoogleraar en in 1887 gewoon hoogleraar aan de ULB. Doceerde literatuurgeschiedenis, geschiedenis en aardrijkskunde. Publiceerde behalve historische werken ook gedichten, romans en novellen. Zijn Histoire générale de la littérature française werd als een standaardwerk beschouwd.

Simons, Leo Mz (° Den Haag, 1862-08-01 - ✝ Rotterdam, 1932-06-11)

Auteur, uitgever (Wereldbibliotheek) en Vondelkenner.

Vermeylen, August. (° Brussel, 1872-05-12 - ✝ Ukkel, 1945-01-10)

Hoogleraar, kunsthistoricus en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Gabrielle Josephine Pauline Brouhon op 21/09/1897.

Titel - krant/tijdschrift

Handelsblad (van Antwerpen), Het (° 1844 - °)

Vlaams-katholiek dagblad, in 1957 opgenomen in de krantengroep De Standaard.

Independance Belge, L' (° 1843 - ✝ 1940)

Brussels doctrinair-liberaal dagblad.

Koophandel Van Antwerpen, De. Dagblad Voor Politiek, Nijverheid, Kunst En Landbouw Van Antwerpen (° 1863 - ✝ 1897)

'Dagblad voor Politiek, Nijverheid, Kunst en Landbouw van Antwerpen'. Doctrinair-liberaal dagblad.

Zweep, De (° 1869 - ✝ 1958)

Strijdend liberaal weekblad.

Naam - instituut/vereniging

Cirkschouwburg 1891 - 1900 (° Antwerpse toneel- en feestzaal, gevestigd aan de Jezusstraat, die verhuurd werd voor dansavonden, circusvoorstellingen of toneel. Verscheidene malen werd te Antwerpen gepoogd naast de officiële Nederlandsche Schouwburg een tweede Schouwburg met een eigen groep op te richten. De eerste poging dateert van, - ✝ ', 0084 - ✝ , toen W. Lemmens in het Théâtre des Variétés erin slaagde, ondanks het uitblijven van geldelijke steun, een jaar lang een tweede Nederlandstalig gezelschap beroepsacteurs op de planken te houden. De volgende pogingen gingen door in de Cirkschouwburg, en wel in, 1886 - ✝ ', 0087 - ✝ o.l.v. Fr.Bouwmeester, die van de Cirk een familieschouwburg wilde maken, en in, 1888 - ✝ ', 0089 - ✝ o.l.v. H.van Kuyk. Beide pogingen mislukten door het gebrek aan comfort in de zaal, In, 1891 - ✝ werd de Cirkschouwburg herbouwd, nadat drie spelers van de Nederlandsche Schouwburg (nl. H.Laroche, Fr.Bouwmeester en B.Ruysbroeck) zich uit ongenoegen met de nieuwe directie uit dit gezelschap hadden teruggetrokken en een eigen privé-onderneming op het getouw wilden zetten. De nieuwe Cirkschouwburg, die opgesmukt werd door een aantal jonge Antwerpse schilders en beeldhouwers en het nieuwe gezelschap, waartoe behalve Ruysbroeck en Laroche (Fr.Bouwmeester had zich niet aan de plannen gehouden en zich in Nederland laten engageren) nog H.van Kuyk, Pr. de Wit en Julie Cuypers behoorden, wekten het enthoesiasme op van E.de Bom, die goed bevriend was met Laroche en die met A.Vermeylen, J.Mesnil en E.Coremans de initiatiefnemers wilden bewerken om van de Cirk een avant-garde-schouwburg te maken waar Ibsen, Maeterlinck, Sudermann, Tolstoj en Strindberg zouden gespeeld worden. Uiteindelijk werd alleen Ibsens Volksvijand (in de vertaling van E.de Bom) weerhouden, maar ook deze opvoering strandde jammerlijk omdat de acteurs na enkele repitities het stuk niet verder aandurfden. De Cirkschouwburg, o.l.v. H.Verstraeten, werd dus weer een gewone familieschouwburg waar naast "betere" stukken zoals Gringoire van Th.de Banville. en De maire van Antwerpen van Fr.Gittens meestal spektakelstukken en melodrama's gebracht werden, en eenmaal, in het voorjaar van, - ✝ , bij wijze van uitschieter, het gezelschap Junkermann te gast was, dat Hoog- en Nederduitse stukken opvoerde, o.m. van Frits Reuter. De ploeg van H.Verstraeten speelde maar één enkel toneelseizoen: einde, 1892 - ✝ keerden de meeste acteurs naar de voorheen zo versmade Nederlandsche Schouwburg terug. De Cirkschouwburg werd opnieuw voor de meest uiteenlopende activiteiten opengesteld: bals, goochelavonden, circusvoorstellingen en, in, - ✝ althans, voor opvoeringen van franstalige operetten. Het gebouw brandde af in,)