ANVERS
3 FEVR 00 23-24
Aan huis te bestellen,
a.u.b.
Den Heere Em[manuel] de Bom,
beambte der Stadsboekerij
Louisastraat, 16
T[er Stede]
beambte der Stadsboekerij
Louisastraat, 16
T[er Stede]
ANVERS
3 FEVR 23-24
STEDELIJKE
BIBLIOTHEKEN.
Ik heb de eer U te berichten dat, als gevolg op uwen brief van 28. Jan[uari jongstleden], voorloopig het Collegie der H[eren] Burgemeester en Schepenen U toegelaten heeft, onder inachtneming der voorschriften van het Reglement, de tijdschriften der Stadsbibliotheek waarvan het uitleenen bij art[ikel] 11 eigenlijk verboden is, te uwen huize te lezen, zonder dat dit nochtans aan den dienst hinder verwekke (1)
Aanvaard, Mijnheer, de betuiging mijner bijzondere achting.
De Bibliothecaris,
C[onstant ]J[acob]Hansen
[2]
(1) Zegge, op de volgende voorwaarden:
- 1° De uitleening zal niet plaats hebben telkenmale de bibliothecaris in gemoede haar hinderlijk acht.
- 2° Art. 8, hetwelk voorschrijft dat geen ontleener meer dan één week (hoogstens twee boekdeelen) te gelijker tijd in bruikleen neme, zal op het geval der tijdschriften toepasselijk zijn.
- 3° De ontleener zal de losse aflevering op de eerste aanvraag van den bibilothecaris moeten teruggeven, en heeft aldus het recht niet haar evenals een boekwerk 14 dagen in lezing te houden.
4. Febr[uari] 1892.
Aanmerking.
Hierbij wil ik den heer De Bom doen opmerken, dat hij de 6e of 7e persoon is welke die gunst verkrijgt. Het eigen personeel heeft haar nooit bezeten, en mocht het zijn, dat een beambte van tijd tot tijd 's avonds eene aflevering mede naar huis nam, dan bracht hij haar getrouw 's anderendaags terug. (1) Dit was al.
De Bibliothecaris
C[onstant ]J[acob ]H[ansen]
(1) Zoodat de heer De Bom ongelijk had in zijnen brief aan het College te beweren, dat die gunst aan de beambten der beide boekerijen tot heden altijd, door een gevestigd gebruik "als stilzwijgende conditie", werd toegestaan.[3]
Annotations
[1] Deze brief is een antwoord op de aanvraag die De Bom op 28/01/1892 tot het College van burgemeester en schepenen richtte en die waarschijnlijk door Van Rijswijck aan Hansen werd voorgelegd. Zie brief 28.
[2] Onder de eerste bladzijde van de brief staat nog art. 5 uit het reglement van de Stadsbibliotheek Antwerpen afgedrukt. Omdat het hier niet van toepassing is (aangezien Hansen niet naar art. 5 maar art. 11 verwijst), wordt het hier slechts in een noot opgenomen: REGLEMENT. ART. 5. ... Handschriften en plaatwerken, kaarten en plans, romantieke en dichterlijke opstellen, worden niet uitgeleend dan na bijzondere toelating van het Schepencollegie.
