Dinsdag 5.4.92
Houwe!
En mon sein bouillonne le courroux!![*] Of ik u gelijk geef! Ik ben razend. Die Buschmann is zoo beestig en zoo peèachtig dat hij me onbeschoft schijnt! We moeten al die lui loslaten.
Het spijt me voor de Vl[aamsche School]. Het is een echt schandaal dat het schoonste tijdschrift van Vlaanderen in de handen van zoo eenen ploert zal voortverploerten.
In ieder geval, ik moet mijn artikel geven.[1] Maar geen concessies! We hebben er al te veel gedaan. Wat ik geschreven heb is niet overdreven, ik heb het niet doorspekt met beleedigingen, hoewel ik er grooten lust toe voelde. Maar er steken veel revolutionaire gedachten in, ferm en met een zekere "desinvolture" uitgedrukt.
De teekeningen[2] moeten verschijnen (dat van V[an Rysselberghe] ook natuurl[ijk]). Buschmann heeft me scnriftelijk toegelaten die teekeningen te vragen. Tegenover de XX ben ik gebonden. Ensor, Van Lerberghe, Demolder, e.a. hebben me al twee of drie malen naar de
Vl[aamsche School] gevraagd.
Is het Vlaamschlezend publiek dan toch zóó laag gevallen!?! Die kerels zijn veeleer medelijden waard dan gramschap.
Franck[3] moet volstrekt met het slot van zijn artikel revolutionnair zijn!
Gisteren de la Montagne geïntervieweerd (zonder dat het hij weet). Ik geloof dat mijn onderzoek[4] zal ongehoorde dingen voor den dag brengen: d[e la Montagne] zei dat "de Hollanders geen verzen kunnen maken". Alleen bestaat er een zekere Honigh, die nogal mooi dingetjes levert. Hij had ook
[2]
Extaze gelezen "van dien m'neer Couperus" (sic!). Hij vond het "schrikkelijk!... schrikkelijk!!!" — Ik ook!
Annotations
[*] 'Mijn hart ziedt van toorn'. Het feit dat 'courroux' niet tot de spreektaal behoort, doet vermoeden dat het hier om een citaat gaat, maar een mogelijke bron is niet teruggevonden. 'Bouillonner' en 'courroux' komen wel vrij veel voor bij de Sade.
[1] Artikel over de XX, verschenen in De Vlaamsche School, nr. V (1892), p. 73-75.
[3] Louis Franck ('F.'), 'De XIII en het realisme', in: De Vlaamsche School, nr. V (1892), p. 44-46; 58-64.
[4] Over de plannen van Vermeylen i.v.m. het houden van een literaire enquête, zie brief 65, noot 12.
[6] In De Amsterdammer, Weekblad voor Nederland in 1892 werd geen door De Mont ondertekende bijdrage teruggevonden waarin hij verzen van Vermeylen citeerde.
[7] De triptiek Bruges was te zien op de 9de jaarlijkse tentoonstelling van de XX. Zie o.m. brief 61, noot 4.
