Emm. de Bom.
Huize ten heuvel
te
Calmpthout
Antwerpen.
< | Hit 1364 of 1419 | > |
---|
Buysse, Cyriel (° 1859 - ✝ 1932)
Vlaamse romanschrijver van wie het werk gedeeltelijk in de naturalistische (en later realistische) traditie is geschreven. Virginie Loveling was zijn tante. Hij woonde afwisselend in Afsnee en Den Haag. In 1893 behoorde hij tot de stichters van Van Nu en Straks, en in 1903 richtte hij samen met Louis Couperus en Willem van Nouhuys het maandblad Groot Nederland op, dat hij tot zijn dood zou blijven redigeren.
Schamelhout, Gustaaf (° 1869 - ✝ 1944)
Arts en longspecialist. In het letterkundige genootschap De Distel was hij in contact gekomen met de (toekomstige) stichters van Van Nu en Straks. Tijdens de 'Nieuwe Reeks'- periode (1896-1901) van dat tijdschrift nam hij het secretariaat en het financiële beheer op zich.
Streuvels, Stijn (° 1871 - ✝ 1969)
Pseudoniem van: Frank Lateur.
Bakker van opleiding, maar als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, De Gids en De Nieuwe Gids. Hij was een vriend van Van de Woestijne en (vooral) van De Bom. Samen met hen stichtte hij het tijdschrift Vlaanderen (1903-1907). De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.
Teirlinck, Herman (° 1879 - ✝ 1967)
Auteur van romans, poëzie en theater. Heeft zowel aan Van Nu en Straks, Vlaanderen als aan het Nieuw Vlaams Tijdschrift meegewerkt, waardoor hij als het ware een halve eeuw de literatuur en de geest van de Van Nu en Straks'ers heeft voortgezet. Samen met Van de Woestijne publiceerde hij in 1928 de brievenroman De leemen torens.
Vermeylen, August (° 1872 - ✝ 1945)
Aanvankelijk sterk anarchistisch geïnspireerde en non-conformistische schrijver die het vooral moest hebben van zijn essays. Tot zijn voornaamste bijdragen aan Van Nu en Straks (waarvan hij in een aantal opzichten de geestelijke leider was) behoren behalve zijn literaire kronieken ook zijn opstellen Kritiek der Vlaamsche Beweging en Kunst in de vrije gemeenschap. Van de Woestijne had een ambigue relatie met hem. Hij noemde Vermeylen in een brief aan Lode Ontrop een 'groot dilettant, die zich veel vergist maar toch steeds verstandelijk-interessant blijft'. Vermeylen wordt vaak verweten dat hij zich na de eeuwwisseling steeds meer conformeerde. Na de Eerste Wereldoorlog koos hij voor een carrière in de politiek en werd hij een boegbeeld van de socialisten.